Aan het Nederlandsche Volk. EEST VOEKSBEHOEFTE. Duitsolil and.. Wij lezen in de Kölnische Zeitung: Terwijl sommige Duitsche bladen onze berichten over de reis van keizer Wilhelm naar Rusland in twijfel trekken, worden zij bevestigd door de buitenlandsche pers en weet deze ook mee te deelen, dat de reis zal geschieden langs den zeeweg, op de keizerlijke jacht »Hohenzollern" en onder het opperbevel van 's keizers broeder, prins Hendrik. Als vertrekdag worden den 13 of 14 Juli aangewezen, wat nauwkeurig kan zijn, doch waarover wij nog geen bepaald nieuws weten. Dat keizer Wilhelm ook zijne vorstelijke bondgenooten van Oostenrijk en Italië zal bezoeken, wordt in alle lioogere kringen als eene vastgestelde zaak aangezien. Natuurlijk zullen de betrekkingen tusschen de keizerlijke familie en de overige Duitsche vorsten en vreemde heerschers inniger worden dan vroeger, daar de ouderdom van keizer Wilhelm I en de ziekte van keizer Frederik dergelijke bezoeken niet toelieten. Gemeugd Buitenlandsch Nieuws. Voor de rechtbank te Parijs stond dezer dagen een man terecht, Léchevin genaamd, die door zijne vrouw wegens mishandeling was aangeklaagd. Mevrouw Léchevin drong op echtscheiding aan en midden onder het pleidooi ontving het gerecht een ongeteekenden brief, waarin Léchevin van zedeloosheid en allerlei andere verkeerde eigenschapen werd beschuldigd. De man verzekerde dat dit slechts het werk kon zijn van zijne vrouw, wat deze echter stellig ontkende. Ten slotte weer terugkeerende tot de zaak waarvoor hij gedagvaard was, verklaarde de man, dat hij zijne vrouw wel geslagen had, maar dat hij dit uit noodweer had gedaan, daar de Xantippe met een mes op hem was aangevlogen. Getuigen van deze huiselijke twisten waren er niet en de rechters waren er zeer verlegen mede, wat zij nu moesten gelooven. Daar kwam de verdediger van den man op een goed denkbeeldhij kwam nog eens op den anoniemen brief, terug daar hij zeker geloofde, dat de vrouw hem verzonden had. Eene vergelijking van het schrift was niet mogelijk, daar de letters uit eene courant waren uitgeknipt en daarna op den brief geplakt. Hij drong er evenwel op aan, dat mevrouw Léchevin het begin van den brief zou opschrijven en dat hij 't haar zou voorzeggen. Dit geschiedde. De dame zette zich met veel gratie aan een tafeltje en schreef enkele zinnen op. Nadat de president het geschrevene had gezien, zeide hij lachend»Onze verdenking was dus gegrond, gij zelf mevrouw hebt deze aantijgingen tegen uwen man gericht." »Hoe zoo?" riep zij verontvaardigd. »De brief mevrouw, die zooeven gekomen is en hetgeen ge daar geschreven hebt, bevatten dezelfde spelfouten. Ilier en daar is »honneur" met één »n" en «obscene" zonder »c" geschreven. Wij weten nu hetgeen wij weten wilden." Léchevin werd onder de toejuichingen van het publiek vrijgesproken. Onder den titel: «Herinneringen van een Engelschen schoolknaap aan keizer Frederik" doet de Pall Mali Gazette eenige mededeelingen omtrent den overleden keizer, die wel eene algemeene bekendheid verdienen. Als voornaamste eigenschap van den keizer noemt de schrijver van het stuk «leutseligkeit", een woord dat men met een enkel Hollandsch moeielijk kan weergeven, evenals »gemüthlichkeit."(*) Twee jaren vóór zijn huwelijk verwijlde prins Frederik als stadhouder te Breslau, waar men hem toen bijna eiken dag in een koffiehuis bij het paleis in de Karlstrasse kon zien zitten, hoe hij daar zijn pijp zat te rooken en zat te schaken. Ook in de Weberbauersche brouwerij was de kroonprins een vaste gast; ambtenaren, stu denten, burgers en landlieden zaten daar dikwijls aan dezelfde tafel met den flinken, kranigen officier, en menigen plattelandsbewoner sloeg de schrik om 't hart, wanneer hij zijn buurman door den kellner met koninklijke hoogheid hoorde aanspreken. Des zomers baadde hij eenmaal 's weeks in een zwemschool, die meest door gymnasiasten werd bezocht, voor wien het geen klein genoegen was, den kroonprins in hun midden te zien. Niet zelden werd hij zoo door hen omringd, dat hij zich niet gemakkelijk meer in 't water kon bewegen. Maar nooit verloor hij zijn goeden opgewekten luim. «Nu, jongens", zeide hij wel eens met zijn heldere commandeerstem, «nu netjes in 't gelid; van daag doe ik niet meer mede."Vermakelijk is ook de anecdote, hoe de prins eens een leerling bij zijn examen hielp. Bij een openbaar examen, dat hij bijwoonde, werd een examinandus gevraagd, of het accent op een zeker Grieksch woord gravis of acutus moest wezen. De ongelukkige gaf een verkeerd antwoord, waarop de toekomstige keizer hem heimelijk een wenk gaf. Dit werd opgemerkt en hij veront schuldigde zich met zijn hartelijken lach, dien allen voor hem innam, terwijl hij zijn schuld bekende, en zeide, met zijn Grieksch gepronkt te hebben, terwijl hij er geen recht toe had. Minzaamheid en gemoedelijkheid hebben dezelfde beteekenis in onze taal. INGKZONDEN. Is het niet een vreemd verschijnsel, dat in Neder land tegen de ziekte, die er misschien de meeste lijders telt, de eenig doeltreffende geneeswijze in alle gevallen voerende tot tijdelijke leniging en in zeer vele zelfs tot geheel herstel nergens wordt toegepast, ja nauwlijks wordt gekend? De naam van die ziekte is Drankz ucht, en het onheil door haar gesticht is onafzienbaar, omdat zij de ziel met het lichaam verwoest en ellende uitstort, zelfs over het late nageslacht van de eenmaal aan getasten. Een zonde wordt zij geheeten, en 't is waar dat zij onder de zedelijk verdorvenen de talrijkste slacht offers maakt, maar evenzeer is het waar, dat zelfs de edelste aanleg, het braafst karakter niet vrijwaren tegen haar gif. In het lichaam sluimert de maar al te dikwijls erfelijke kiem der verschrikkelijke ziekte, en een schijnbaar onbeteekenende uitwendige omstandig heid volstaat om haar te ontwikkelen. Hebben wy dan niet het recht van ziekte te spreken? Vraagt het allen, die ooit van nabij dronk aards hebben zien worden. Zij zullen u zeggen, hoe do heillooze gewoonte, eens aangenomen, haar slacht offer allengs tot een slaaf verlaagt, hoe de lijder al dieper en dieper wegzinkt in schuld en in schande, hoe zijn plichtsgevoel verslapt, zijn waarheidszin ver- valscht, tot ten slotte het laatste geld verteerd, elk beter gevoel uitgeschud en het vroeger hem dierbare gezin in zijn verderf meegesleept en geestelijk, ja dik werf lichamelijk door hem mishandeld wordt. Misschien staat hij nu en dan nog even stil op zijn vreeselijken weg, en strekt hij radeloos de handen uit om redding. Maar helaas, geen Volksbond tegen Drank misbruik, geen Afschaffingsvereeni- g i n g zijn thans in staat hem die redding te geven. Zij moeten hem terugwijzen op eigen wilskracht, en juist die wilskracht is verlamd. Hij kan zelf niet meer opstaan, daarom moet hij ondergaan Neen, daarom moet hij worden opgericht en staande gehouden door steun van buiten totdat door doelmatige verpleging zijn eigen voeten weer de kracht gekregen hebben om hem te dragen. Doelmatige verpleging in eigen huis is meestal on doenlijk, zelfs bij de meest mogelijke liefde en toe wijding der verplegers, al ware het alleen omdat de eisch tot onthouding tegenover de vindingrijkheid van den lijder zoo hoogst moeilijk streng is door te voeren. Een andere weg moet wórden ingeslagen, en die weg is ons reeds door andere landen aangewezen. Amerika, Engeland, Duitschland, Zwitserland, Frankrijk, Noorwegen en andere rijken beschamen ons door hun voorbeeld. Daar heeft men herstellingsoorden voor dronkaards (gewoonlijk dronkaardsasyls genoemd), waar de ongelukkige alles vindt wat onontbeerlijk is voor zijn herstel. En met welk gevolg? De genezing van duizenden dronkaards in die ge stichten is een voldongen feit. Daar hebben de lijders zekerheid om er t ij d e 1 ij k, en g r o o t e kans om er blijvend herstel te vinden. Niet allen genezen, maar in goed ingerichte asyls toch 25 tot 40 percent. En die genezing wordt bereikt door het toepassen van eene doeltreffende geneeswijze, in de eerste plaats ge grond op het stellige voorschrift: niet drinken. De smart der onthouding voor lichaam en ziel wordt zooveel mogelijk dragelijk gemaakt, beider weerstands vermogen gewekt en op alle wijzen versterkt. Krachtig voedsel, geschikte lectuur, opwekkende toespraak, ge zonde arbeid zietdaar de voornaamste geneesmiddelen, die voorgeschreven worden. Het behoeft wel geen betoog, dat aan het hoofd van zulk een gesticht een voortreffelijke persoonlijkheid moet staan een man, die zoowel liefde weet in te boezemen als zedelijk overwicht weet te verkrijgen. Groot moet zijn toewijding zijn, maar ook practisch zijn blik, krachtig zijn geloof, maar ook scherp zijn menschenkennis. Wil men weten wat zulk een persoonlijkheid vermag, men bezoeke b.v. het asyl te Lintorf bij Dusseldorp. Hoe velen zijn daar onder leiding van Ds. Hirsch van de ellendige ziekte verlost geraakt en als nuttige burgers aan hun gezin, aan de Maatschappij terug gegeven Van groot gewicht zijn natuurlijk ook de inrichting en de ligging van het herstellingsoord. Het moet ver rijzen in een streek, die gelegenheid biedt tot wande ling en natuurgenot, eenzaam en toch uit alle oorden des lands gemakkelijk te bereiken, goedkoop, opdat de verpleegkosten zoo laag mogelijk kunnen worden gesteld Wij ontveinzen het niet, dat aan de volvoering van het plan, dat ons voor oogen staat: ook in Nederland een in alle opzichten voortreffelijk asyl te stichten' bezwaren verbonden zijn, maar onoverkomelijk achten wij die bezwaren hier evenmin als elders, waar men reeds op zoo schoone uitkomsten kan wijzenen waar wij innig overtuigd zijn, dat een dergelijke instelling een zegen zal worden voor tal van ongelukkigen en hunne gezinnen, daar hebben wij gemeend althans een eersten stap te moeten doen om dat plan te ver wezenlijken. Daarom vragen wij bij dezen de medewerking van allen, die met ons doordrongen zijn van het besef, dat hier te lande reeds te lang is verzuimd iets te doen tot genezing van alcoholisten. Of er bij voldoende medewerking terstond een asyl zal worden opgericht, dan wel of men zal beginnen voorloopig enkele drankzuchtigen op een geschikte plaats onder leiding en toezicht te stellen van een man, van wien men hoopt en verwacht, dat hij blijken zal geven de geschiktheid te bezitten om later aan het hoofd van een herstellingsoord te staan, dat zal afhangen van de omstandigheden en van de in zichten der belangstellenden, dié zich straks tot eene Commissie van uitvoering zullen vereenigen. Thans komt het er in de eerste plaats op aan, dat zij, die het doel toejuichen, van hunne instemming doen blijken. Burgers van Nederland, wij doen een drieledig be roep op u 1°. Gij allen, die dit leest, voor zoover gij het met ons eens zijt, toont ons uwe instemming door toe zending van een naamkaartje of een briefkaart. 2°. Mocht iemand uwer bekend zijn met een uit nemend persoon, geschikt en geneigd tot de betrekking van Directeur, hetzij om de voormelde geneeswijze op kleine schaal toe te passen in zijn eigen woning op enkele lijders, hetzij om aan het hoofd te staan van een eventueel grootere stichting, zoo verzoeken wij daarvan opgave te zenden. 3°. Mochten er onder u zijn, die lust en opgewekt heid gevoelen orn aan het werk, dat wij tot stand wenschen te brengen, een meer werkzaam aandeel te nemen en b.v. lid te worden van een uitvoerende centrale of een plaatselijke commissie, zoo zullen zij ons verplichten door ook daarvan mededeeling te doen. Antwoorden worden ingewacht en geldelijke hulp voor de uit den aard der zaak kostbare inrichting wordt dankbaar aangenomen door den Heer Herman H o y e r te Dordrecht, die bereid is nadere inlichtingen te geven. De voorloopige Commissie: C. S. Adama van Scheltema, Em. Predikant te Arnhem. Mr. R. D. Baart de la Faille, Rechter der Arr. Recht bank te Utrecht, Mr. C. J. E. Graaf v. Bylandt, Lid van Ged. Staten te 's-Gravenhage. Dr. J. Coert, Arts en Geneesheer van 's Konings hof houding te 's-Gravenhage. Dr. H. Fabius, Geneesheer te Amsterdam. Dr. F. van Gheel Gildemeester, Predikant te 's-Graven hage. A. Gildemeester, Lid van de Tweede Kamer der Staten- Generaal, te Scheveningen. Mr. H. Goeman Borgesius, Lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, Voorzitter van den Volksbond te 's Gravenhage. E. W. Heinecken, Predikant te 's-Gravenhage. Herman Hoyer, Kassier te Dordrecht. Jhr. Mr. J. F. Humalda van Eijsinga, Lid van den Raad van State, te 's-Gravenhage. Dr. C. D. Janssen, te Amsterdam. E. J. W. Koch, Em. Predikant, Voorzitter der Nederl. Vereeniging tot afschaffing van sterken drank, te Scheveningen. Dr. J. P. T. van der Lith, Hoogleeraar te Utrecht. Mr. J. H. M. Baron Mollerus van Westkerke, Com missaris des Konings, te Arnhem. Dr. A. Th. Moll, Geneesheer-Directeur van het Geneesk. Gesticht voor Krankzinnigen te Utrecht. Mr. A. van Naaman van Eemnes, Lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, te Zwolle. Mr. C. J. Sickesz, oud-Lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, te Lochem. A. Baron Schimmelpenninck van der Oye van Nijen- beek, Lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, te 's-Gravenhage. Mr. F. VV. J. G. Snijder van Wissenkerke, Referen daris Dep. van Justitie, Algemeen Secretaris van den Volksbond, te 's-Gravenhage. A. C. Wertheim, Lid van de Eerste Kamer der Staten- Generaal, te Amsterdam. K e r k n i e u w s. Ds. A. J. H. W. Brandt, pred. bij do Herv. Gem. te Zierikzee, heeft bedankt voor het beroep naar Tjalleberd. Door het Kiescollege der Herv. Gsm. te Zierikzee is Vrijdagavond een grostal van predikanten opgemaakt, ter voorziening in de vacature ontstaande door het aanstaand vertrek van ds. Romijn,

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1888 | | pagina 3