ZIERIKZIESCHE COURANT.
voor het arrondis- sement Zierihzee.
1888. No. 46.
Zaterdag 16 Juni.
91ste jaargang.
NIEUWS- en ADVEETENTIE-BLAD
Binnenland.
Deze Courant verschijnt DINSDAG- en VRIJDAG-AVOND
uitgezonderd op FEESTDAGEN.
P r ij s per drie maanden f 4Franco per post f 1
Afzonderlijke nommers 5 Cent, met Bijblad 40 Cent.
PRIJS DER ADVERTENTIE N:
Per gewone regel 10 Cent. Huwelijks-, Geboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 Cent.
Dienstaanbiedingen van 1-5 regels, mits contant betaald, 25 Ct
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever H. LAKESMAJi.
ZIE RIK ZEE, 15 Juni 4 88 8.
Bij de op 14 Juni 4888 door het Dagelijksch
Bestuur van 't Waterschap Schouwen gehoudene aan
besteding van:
1°. het leveren, verdeelen en storten van 3100
scheepston steen tot uitbreiding, versterking en ver
betering van de bestaande werken van oeververdediging
aan het westeinde van den Plaatdijk district Zuidhoek
en aan het zeeeind der raai 46 aan het Noorderstrand
2°. het maken en plaatsen van een zink- of
kraagstuk aan het zeeeinde van het rijshoofd in
raai 38 voor den Zouten Haard ter oppervlakte van
1100 M2. met overstorting van 1400 scheepston steen;
alles volgens bestek No. 131, bij enkele inschrijving,
in 2 perceelen, zijn aannemers geworden van
perceel 4, Kloos en van Limburg!) te Rotterdam voor
f 6711,50;
2, P. Vink te Noordgouwe voor f 5028.
Tot assistent waterbouwkundig ambtenaar bij het
Waterschap Schouwen is door het Dagelijksch Bestuur
met 11 stemmen benoemd de héér H. A. W. van
der Vegt, civiel-ingenieur te 's Hage. De heer J. E. H.
Bakhuis, die mét den benoemde op de voordracht
stond, verkreeg 10 stemmen.
De Prov. Gron. Ct. betoogt, naar aanleiding dei-
verzekering van de regeering in de openingsrede op
1 Mei j.l., dat »de nog steeds gedrukte toestand van
den landbouw noopt tot een voortgezet onderzoek naar
de middelen om die groote bron van onze volkswelvaart
te ontwikkelen en te bevorderen", dat het genees
middel van dien toestand voor het grijpen ligt en
geen voortgezet onderzoek vordert. Bescherming heeft
de landbouw noodig. Wel te verstaan: niet de be
scherming, die de heffing van graanrechten te bieden
heet, in werkelijkheid niet verschaft. Belastingheffing
ter ondersteuning niet van eenig publiek belang, maar
van eenige weinige particulieren daarop komen de
graanrechten neer en daarmede zijn zij veroordeeld.
Neen: de bescherming, welke de landbouwer het
recht heeft te eischen, is die tegen zijne onkunde.
Onder het licht van al de gegevens, die het aller
belangrijkst rapport bevat, dat door de landbouw-
coramissie is ingediend aan de regeering (waaronder
eene nota, door den tegenwoordigen minister van
financiën mede onderteekend, waarin als een treurig
feit geboekstaafd wordt, dat de vroeger hier bloeiende
zuivei-industrie door de buitenlandsche is overvleugeld
enkel tengevolge van onkunde), ontkent de Pr. Gr. Ct.
de houdbaarheid der stelling van het gouvernement,
dat het middel tot opbeuring van den landbouw nog
moet worden gezocht. Het middel is gevonden. Het
heet: landbouwonderwijs.
Zal, vraagt de Pr. Gr. Ct., de belangrijke arbeid
der landbouw-commissie monnikenwerk blijven? In
laatste instantie hebben de landbouwers zelve het
antwoord op die vraag in hunne hand. Laten zij en
allen wien de kwijning van den landbouw aan het
hart gaat bij de regeering aandringen op verwezen
lijking van die voorstelling der commissie, die voor
uitvoering rijp zijn. Laten zij daarbij toonen, dat het
particulier initiatief ernstig wil medewerken in deze
richting.
De petities aan de regeering om, op den grondslag
van het rapport der landbouw-commissie, de regeling
van het landbouwonderwijs en vooral de verstrekking
van wetenschappelijken raad aan de tegenwoordige
landbouwers tot stand te brengen, moeten letterlijk toe-
stroomen. Dat is de weg om te geraken tot het doel.
Dat is bovendien het middel om de regeering te over
tuigen, dat de protectionistische wind in het grootste
deel van het land niet waait en dat de bevolking
doordrongen is van het besef, dat de staat de eigen
krachtsontwikkeling van den individu in één opzicht
slechts kan maar ook tot eiken prijs steunen moet
door de verstrekking van goed, goedkoop, onder ieders
bereik vallend onderwijs. Dat deze regeering eens
ontwaart, dat dergelijke overtuiging krachtig heeft
post gevat bij het volk, heeft ook indirect en in ander
opzicht zijne goede zijde.
Naar aanleiding van de opening der Tentoonstelling
van Kunstnijverheid te 's Hage schrijft de Haagsche
correspondent der Zaanl. Ct.
»Ik ben naar het terrein geweest, maar ik wensch
u geen getrouw verslag te geven van deze ceremonie,
waarbij een 10- of 12-tal deftige jongelui, van de
eerste families, dienst deden om het decorum te
bewaren door hun zwarte rokken en witte dassen,
witte handschoenen en klaphoeden, maar waarbij
't overigens vrij ongegeneerd toeging. Men liet de
genoodigden althans op een door het brandend zonlicht
gloeiend terrein een uur ongeveer staan, wel is waar
om keurige muziekstukken en schoone zangen a an te
hooren, maar, aangezien men daarvoor niet gekomen
was, en men deze goede gave toch onder de minst
aangename voorwaarden moest genieten, hadden velen
ze het comité volgaarne cadeau gedaan in ruil voor
een stoel of bank bij de redevoeringen. Het hoofd
moment van de plechtigheid was immers de rede van
den voorzitter van het uitvoerend comité, dr. Louis
Mulder, die het er blijkbaar op gezet had op dezen
dag, nu hij zijn doel vrijwel als bereikt en de ten
toonstelling als een voldongen feit beschouwen kon,
aan zijn overkropt gemoed lucht te geven. Hij slingerde
ten minste aan rijks- en gemeentelijke regeering
eenige niet malsche verwijten van tegenwerking dei-
nationale onderneming, ja zelfs van pogingen om haar
te doen mislukken, naar het hoofd. Hij deed dit niet
zonder instemming te vinden bij de meesten zijner
hoorders en hoorderessen, die er over uit waren, dat
deze man nu ten minste nog eens de waarheid flink
durft zeggen. Doch er waren ook lieden in 't auditorium,
die het minstens «onaardig" vonden, dat de feest
redenaar zijn gasten op deze wijze tentoonstelde als
gekramde pullen. Ik voor mij had er ik ben een
beetje van den ironischen kant nog al schik in
om baron Mackay, den minister van binnenlandsche
zaken, den eenige die als kamerlid de aanvraag om
de rijkssubsidie (waarvoor den aanwezigen heer Heems
kerk dank werd gezegd in den vorm eener herinnering
aan de tierceering) bestreed, te hooren kapittelen
wegens de allerakeligste manier, waarop «Financiën"
de zaak heeft bemoeilijkt; ik vond het ook vrij amusant
om den burgemeester, die van zijne minachting had
doen blijken door met een grijs overjasje, bruine
handschoenen en een parapluie in de hand op 't zonnig
feestterrein te verschijnen, duchtig de ooien te hooren
wasschen door een van de mannen van de eerbied
waardige Maatschappij van Nijverheid, die ons gemeente
bestuur weigerde ter gelegenheid van het aanstaand
congres ten stadhuize te ontvangen. Al vond ik
't echter dol prettig ik zal niet ontkennen, dat
het niet geheel in den haak was naar de regelen
van de étiquette; uit dit oogpunt had men de cere
moniemeesters eerder kunnen missen en de hatelijkheden
uit de openings-speech werden zelfs door hunne aan
wezigheid niet goedgemaakt. Doch pikant was het."
Bij genoegzame deelneming zullen van wege het
departement Woerden der Maatschappij tot Nut van
't Algemeen arbeiders-woningen worden gebouwd, die,
aanvankelijk verhuurd, later het eigendom der huurders
zullen worden.
In dit jaar kunnen zes jongelieden geplaatst worden
als adspirant-administrateur bij de Koninkl. Nederl.
zeemacht. Het vergelijkend examen zal in de maand
Juli e.k. worden afgenomen.
De ministers van binnenlandsche zaken en waterstaat
hebben toezegging gedaan, dat zij het Landhuishoud-
kundig Congres te Assen zullen bijwonen.
Benoemd tot ridder in de orde van den Nederl.
Leeuw J. van 't Lindenhout, direct, der weesinrichting
te Neerbosch.
Majoor Hodder van het Leger des Ileils gaat, volgens
the War cry, het orgaan dier Vereeniging in Enge
land, krachtig voort op het oorlogspad. Te Groningen
heeft hij een corps opgericht en ook Hoorn is veroverd.
Hetzelfde blad meldt, dat Belderok, de Hollandsche
Bradlaugh, is bekeerd en wel in hetzelfde lokaal, waar
hij vroeger sociaal-democratische leerstellingen placht
te verkondigen.
Door aankoop kwam de Rotterdamsche diergaarde
in bezit van een Bengaalschen koningstijger, terwijl
ten geschenke werd ontvangen van den heer C. R.
Graham Adriani, te Zutfen, een paar roode reusvarkens
uit Brazilië, en van den heer W. van Duijn, gezag
voerder van het schip «Aethiopea", '1 paar vosganzen
uit Monrovia.
In November van dit jaar zal het 75 jaren geleden
zijn, dat Nederland's onafhankelijkheid werd hersteld.
Het Vad. vraagt, of het niet goed zou zijn, deze
gebeurtenis op feestelijke wijze te herdenken?
Naar aanleiding van de opwekking, in het Vad.,
om in November aanstaande het herstel van onze
onafhankelijkheid te herdenken, wordt aan het blad
medegedeeld, dat de Kon. Nat. Zangschool voor hand
werkslieden te 's Hage reeds het plan heeft opgevat,
om bij die gelegenheid een groot feest-concert te geven.
Het voornemen bestaat, om Lubeck's cantate uit te
voeren, welke zij bij gelegenheid van de onthulling
van het monument in het Willemspark in 1869 voor
het eerst ten gehoore bracht.
Plotseling is te 's Gravenhage overleden de heer
mr. F. C. Donker Curtius, voormalig raadsheer in den
Hoogen Raad. De overledene had den ouderdom van
83 jaren bereikt. Na gedurende 40 jaren een scherp
zinnig en kundig lid der balie te zijn geweest, werd
hij tot de hooge betrekking geroepen, die hij laatstelijk
bekleedde, totdat hij, na een nieuw tijdsverloop van
20 jaren, den 1 September 1886 wegens hoogen
leeftijd, zijn ambt nederlegde. Donker Curtius had
door zijne edele hoedanigheden van geest en hart aller
hoogachting en zeer veler vriendschap zich verzekerd.
De vrees dat aan de Nederlandsche letterkunde een
harer sieraden zou ontvallen, is helaas! reeds ver
wezenlijkt. Mr. Carel Vosmaer is te Montreux overleden.
Vroeger bekleedde deze bekwame litterator bij de
magistratuur de betrekking eerst van subst.-griff. bij
't voormalig gerechtshof van Zuid-Holland, later van
subst.-griffïer bij den Hoogen Raad. Aan kunst en
letteren hing echter zijne ziel. Op hem dan ook had
de keuze zich gevestigd voor het lidmaatschap dei-
commissie van Rijks-adviseurs voor geschiedenis en
kunst en in alle kunstgezelschappen nam Vosmaer
eene eereplaats in, omdat men hem op prijs stelde
wegens zijn fijnen smaak en tevens wegens zijn open
en onbevangen karakter, zijne hulpvaardigheid jegens
de zwakkeren van geest.
Doorkneed in de kennis der klassieken, wist hij al
het edele en schoone te gevoelen, wat de oudheid