ZIERÏKZIESCHE COUMANT.
voor het arrondis- xiêïxsement Zierihzee.
1888. No. 33.
Zaterdag 28 April.
91ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
Binnenland.
Deze Courant verschijnt DINSDAG- en VRIJDAG-AVOND
uitgezonderd op FEESTDAGEN.
Prijs per drie maanden f '1Franco per post f 1
Afzonderlijke nommers 5 Cent, met Bijblad 10 Cent.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Per gewone regel 10 Cent. H u w e 1 ij k s -Geboorte-
en Doodberichten van 1G regels 60 Cent.
Dienstaanbiedingen van 1-5 regels, mits contant betaald, 25 Ct
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever H. LAKENMA1V.
ZIERIKZEE, 27 April 1 88 8.
Door het Dagelijksch Bestuur van 't Waterschap
Schouwen is op 26 April 1888 aanbesteed bij enkele
inschrijving
1°. Het driejarig onderhoud en herstel van de
sluizen, duikers enz. in de zee-, inlaag- en binnendijken
en van de magazijnen van 't Waterschap, gedurende
1888, 1889 en 1890, volgens bestek No. 128, in drie
perceelen.
Daarvan zijn als minste inschrijvers annnemers ge
worden van:
Perceel 1, M. van Strien te Zierikzee, f 325
2, II. Berrevoets Hz. te Kerkwerve, 444,44
3, C. Kappers te Brouwershaven, f 210
per jaar.
2°. Het driejarig onderhoud en herstel der gebouwen
van 't Waterschap, gedurende 1888, 1889 en '1890,
volgens bestek No. '129, in drie perceelen.
Hiervan zijn als minste inschrijvers aannemers ge
worden van
Perceel 1, J. Dammers Jz. te Zierikzee, f 193
2, A. Heijboer te Serooskerke, f 147
3, C. Kappers te Brouwershaven, 158
per jaar.
De Arnh. Ct. vestigt de aandacht op eene opgave,
door den minister van financiën bij schrijven van 21
Februari aan de Eerste Kamer, op haar verzoek,
medegedeeld betreffende de werking der wet van 26
Juli 1885 op 'de geldmiddelen van de gemeenten,
welker bevolking het cijfer van '10,000 zielen te boven
gaat. Bij deze wet werd het aandeel, door het rijk
uit de zuivere opbrengst der personeele belastingen
aan de gemeenten uit te keeren, en dat bij de wet
van 7 Juli 1865 op 80 percent was vastgesteld, ge
fixeerd op hetgeen deswege gemiddeld over de belas
tingjaren 1882/83, 1883/84 en 1884/85 ontvangen
was. Van de 51 gemeenten, waarover deze opgave
loopt, waren er in 1885/86 elf, in 1886/87 acht, die
van dit ingrijpen in de regeling van '1865 voordeel
ondervonden haddenaan al de andere had de wet
van 1885 nadeel toegebracht; het meest aan Amster
dam en 's Gravenhage.
Er is, zegt de Arnh. Ctwel degelijk een luchtje aan
de f 600,000, welke de minister door de wet van 1885,
na twee jaren reeds, ten nadeele van de gemeenten voor
de schatkist wist te winnen. Bij die wet is namelijk de
regeling der verhouding tusschen de rijks- en gemeente
belastingen van 1865 ten eenenmale uit haar verband
gerukt en haar hoofdbeginsel geschonden. Het billijke
van deze regeling was juist hierin gelegen, dat er
accres voor zich ontwikkelende en vooruitgaande ge
meenten was. Juist deze billijkheid nu is door de wet
van 1885 uit de regeling verwijderd; de schraapzucht
van den Staat heeft de uitkeering der 80 percent
gefixeerd en daarmede eene groote onbillijkheid jegens
de gemeenten gepleegd. De Arnh. Ct. verwacht in
dit opzicht echter niet veel heil van de toekomst.
Wanneer toch de anti-liberale financier van de toe
komst allereerst en uitsluitend de dingen anders zal
hebben te doen dan de liberalen ze gedaan wenschen,
dan zal hij aan den verkeerden maatregel van 1885
wel allerminst mogen raken, want zij, die in de
laatste verkiezings-campagne op die regeling als eene
fout gewezen, hebben welke allereerst hersteld moest
worden, waren liberale candidaten voor de Kamer van
Honderd, in de eerste plaats de oud-minister van finan
ciën Gleichman.
De N. R. Ct. heeft in vier artikelen de legende
van Schoterland behandeld: de legende namelijk, die
de Standaard heeft samengesteld, om het feit te be
mantelen, dat de anti-revolutionaren, om in Wolvega
hun candidaat Okma gekozen te krijgen, in het na
burige Schoterland de verkiezing van den sociaal
democraat Domela Nieuwenhuis hebben bevorderd en
mogelijk gemaakt.
De lezers van ons blad, die hebben nagegaan wat
door ons over deze zaak is gezegd, behoeven niet nader
overtuigd te worden van de waarheid der stelling,
die de N. R. Ct. hier wilde bewijzennamelijk dat
van den kant der anti-revolutionaire partij »de candi-
datuur van den heer Domela Nieuwenhuis op alle
manier is bevorderdmaar onder de handzóó,
dat de schijn bewaard bleef, en men voor de schare
altijd de handen zou kunnen wasschen in onschuld.
»En zulks niet door de eenvoudige kiezers van
Schoterland, maar door dr. A. Kuyper in eigen per
soon, en het geheele Centraal-Comité achter hem."
U.D.
De heer H. van Eek te Amsterdam heeft tot de
Stand, een schrijven gericht over de insinuatie, vervat
in een entrefilet »geheim van de telegraaf", voor eenige
dagen in dat blad voorkomende. Hij weet niet of de
Stand, alleen in het algemeen heeft willen waar
schuwen, dan wel of bepaalde feiten tot de opmerking
aanleiding gaven. Maar als oud-ambtenaar, die een
lange reeks van jaren onafgebroken aan den telegraaf
dienst in de hoofdstad verbonden is geweest, acht hij
zich verplicht te verklaren, dat hem nooit een geval
ter oore is gekomen van schending van bedoeld geheim,
zoo min door jongere als door oudere, zoo min door
vrouwelijke als door mannelijke beambten.
Uit een naschrift, 't welk de Stand, aan het artikel
toevoegt, blijkt, dat het geen bepaalde feiten van
schending van het geheim heeft vernomen. Wat aan
leiding tot het entrefilet heeft gegeven, is haar geheim.
Hetzelfde antwoord zou men waarschijnlijk bekomen,
als men de Stand, vroeg, waarop zij de insinuatie
grondt, die zij in het nommer van gister toevoegt
aan de rechterlijke macht. «Pijnlijk, schrijft het
blad zeer pijnlijk doet het aan, van meer dan één
kant te vernemen, hoe meerdere rechters, als er voor
kerken in doleantie gepleit wordt, niet luisteren. Erger
nog, het merken laten, dat ze niet luisteren. Soms
zelfs allerlei doen, waardoor ook aan hun mederechters
het luisteren bemoeielijkt wordt, zoo niet belet."
Daarop volgt dan de waarschuwing: »De rechterlijke
autoriteit moge toezien. Nog staat zij in den roep
van onpartijdigheid. Nog is het oprecht en meenens,
als meer dan één zich geprikkeld voelt, zoodra er aan
die onpartijdigheid ook maar getwijfeld wordt. Maar
laat men toezien. De gevallen, die inbreuk maken,
worden al te menigvuldig."
De klacht van de Standaard zou meer te beduiden
hebben, wanneer zij sloeg op de vonnissen, die door
de rechterlijke colleges geveld worden in zaken, waarin
kerken in doleantie" betrokken zijn. Dan zou door
lieden, diein de ingewikkelde keikelijke quaestiën thuis
zijn, kunnen worden nagegaan, of in de overwegingen
van die vonnissen tot dusver zijn die steeds ten
nadeele van de doleerenden gewezen, maar dat zal
op zichzelf toch toch nog wel geen reden voor de
Standaard zijn om het vertrouwen in onze recht
spraak in verdenking te brengen de argumenten
door partijen over en weder aangevoerd, niet met de
vereischte nauwgezetheid zijn overwogen. Maar met
dergelijken, voor bewijs niet vatbaren achterklap, als
waarvan de Standaard zich hier tot het orgaan maakt,
wordt niet anders verkregen dan dat in de kringen,
waar de Standaard hare lezers telt, de eerbied voor
de uitspraken der rechters op bedenkelijke wijze wordt
ondermijnd.
Het P. v. J. verklaart van den nieuwen minister
van justitie, dat met allen eerbied voor zijne bekwaam
heden, met het oog op de door hem beleden beginselen,
het vertrouwen in zijn optreden niet bijzonder groot
kan zijn. Belangrijke arbeid wacht het departement,
aan welks hoofd hij staat. Een nieuwe regeling van
het wisselrecht en van het faillietenrecht is door de
staatscommissie voorbereid. Er bestaat geen reden,
om van dezen minister eene minder goede oplossing
dier quaesties te verwachten, dan van iemand van
meer vrijzinnige beginselen. Eenigszins anders is het
gesteld met het ontwerp voor het eerste boek van
het burgerlijk wetboek. Daarbij komen onderwerpen
ter sprake, wier regeling naar de behoeften van den
tijd, van den tegenwoordigen minister niet kan worden
verwacht. Van een minister, wiens kerkelijke over
tuiging de echtscheiding verbiedt, mag men niet hopen
dat hij een losmaking van den huwelijksband zal
willen toelaten overal, waar de eenige moreele grondslag
voor een huwelijksverbintenis blijkt te ontbreken. Een
jurist, wiens geheele richting meer naar behouden
dan naar hervormen neigt, kan moeielijk een open
oog hebben voor de noodzakelijkheid, om in het hu
welijksrecht aan de vrouw eene meer onafhankelijke
plaats, een zelfstandiger positie te waarborgen dan
het tegenwoordige recht haar geeft. Gewichtige vragen
van sociaal belang eischen voor eene goede oplossing
de medewerking van het dep. van justitie.: b.v. de
regeling der verplichte verzekering en van alles, wat
met de wetgeving op den arbeid in verband staat.
Ook hier ziet men liever niet een man van conser
vatieve richting tot mede-arbeider geroepen. Ook de
zoo dringend noodzakelijke radicale herziening van
ons strafproces mag niet van den nieuwen minister
worden verwacht.
Intusschen, zegt het P. v. J., wij wachten zijn
daden. Mocht de politieke toestand er toe leiden, dat
de vraagstukken, waarbij de groote beginselvragen
betrokken zijn, buiten behandeling blijven, dan zal
een minister, die de noodige bekwaamheid en ijver
bezit, ook met de beginselen van het tegenwoordig
hoofd van het dep. van justitie, nog veel goeds kunnen
tot stand brengen voor onze wetgeving en rechts
pleging. Wel zal veel, wat dringend regeling vereischt,
dan onafgedaan blijven, maar al kan aan het einde
van 's ministers bestuur geen voldaan ons van de
lippen, voor dankbaarheid zal althans plaats kunnen
wezen.
De Haagsche corr. van de Zw. Ct. schrijft, dat hij
van goederhand weet, dat de toestand van Z. M. den
Koning volstrekt niet ernstiger moet worden opgevat
dan voor eenige weken of maanden. De lijfarts des
Konings, dr. Vinkhuijzen, is in geenen deele onte
vreden over den staat van zijn hoogen patient. Ver
moedelijk zal medio Mei het koninklijk gezin de residentie
verlaten en het lustslot het Loo gaan betrekken. Van
het bezoek eener buitenlandsche badplaats is geen
sprake; het voornemen moet bestaan zomer en herfst
voornamelijk op het Loo door te brengen.
Omtrent het vinden van vleesch in Luilekkerland
(Maassluis) wordt aan het Vad. van daar geschreven
Eiken dag nu hier, dan daarworden er
rollades, biefstuk en runderlappen op straten, grachten,
in stegen of drijvende in het water gevonden.
Het vleesch is behoorlijk opgemaakt, ziet er uitstekend
uit en is aan enkele armen, die het waagden ervan
te eten, goed bekomen.
Ook zegt men, dat een pak met boterhammen,
waartusschen een gulden lag, gevonden is, en een
loggerschipper moet in de afgesloten kajuit op de
tafel tien gulden hebben gevonden, toen hij 's morgens
aan boord kwam.
Dat er ijverige nasporingen naar den zonderlingen
weldoener worden ingesteld, behoeft geen betoog, doch
tot nu toe bleven zij vruchteloos.