ZIERIKZEESCHE COEIANT. voor het arrondis- sement Zierikzee. 1888. No. 32. Woensdag 25 April. 91ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD Binnenland. Deze Courant verschijnt DINSDAG- en VRIJDAG-AVOND, uitgezonderd op FEESTDAGEN. Prijs per drie maanden f 1,-. Franco per post f 1,- Afzonderlijke nommers 5 Cent, met Bijblad 10 Cent. PRIJS DER AD VERTENTIEN: Per gewone regel 10 Cent. Huwelijks-, Geboorte- en Doodberichten van 16 regels GO Cent. Dienstaanbiedingen van 1-5 regels, mits contant betaald, 25 Ct Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAEEMIM'. ZIE RIK ZEE, 2 4 April 18 8 8. Door Z. M. den Koning zijn de volgende besluiten genomen 1°. op het daartoe door hem gedaan verzoek aan den minister van staat mr. J. Heemskerk Azn. een eervol ontslag te verleenen als minister van binnen- landsche zaken, onder dankbetuiging voor de vele en gewichtige diensten door hem aan den Koning en aan den lande bewezen 2°. te benoemen tot minister van binnenlandsche zaken mr. JE baron Mackay, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal alsmede bij besluit van 20 April 1888 No. 28, met ingang van den 21 April 1888: 1°. op het daartoe door hen gedaan verzoek een eervol ontslag te verleenen aan de heeren mr. M. W. baron Du Tour van Bellinchave, als minister van justitie; A. W. P. Weitzel, als minister van oorlog; mr. J. P. Sprenger van Eyk, als minister van koloniën J. C. Bloem, als minister van financiën jhr. mr. A. P. C. Van Karnebeek, als minister van buitenlandsche zaken; F. C. Tromp, als. minister van marine J. N. Bastert, als minister van waterstaat, handel en nijverheid onder dankbetuiging voor de vele en gewichtige diensten, door hen aan den Koning en aan den lande bewezen 2°. te benoemen tot minister van buitenlandsche zaken, jhr. C. Hartsen, staatsraad in buitengewonen dienst; tot minister van justitie, jhr. mr. G. L. M. II. Ruys van Beerenbroek, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal; tot minister van marine, H. Dyserinck, kapitein ter zee; tot minister van financiën, jhr. mr. K. A. Godin de Beaufort, lid van de Tweede Kamer der Staten- Generaal tot minister van oorlog, J. W. Bergansius, kolonel der artillerie; tot minister van waterstaat, handel en nijverheid, I. P. Havelaar, hoofdingenieur van den provincialen waterstaat in Drente; tot minister van koloniën, mr. L. W. C. Keuchenius, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Eenige inlichtingen omtrent de nieuw optredende ministers laten wij hier volgen. De heer ^Eneas baron Mackay, samensteller van het Kabinet, hehoort tot den tak der Mackay's, die de anti-liberale beginselen voorstaanzijn naamgenoot, de vermaarde geestverwant van Groen, was zijn oom. Tot heden was hij rechter in de rechtbank te Zutphen. De Amersfoortsche kiezers zonden hem het eerst en ook nog laatstelijk naar de Tweede Kamer. In de twee voorgaande jaren vaardigde Utrecht hem naar het Binnenhof af. In de groote politieke debatten nam hij meestal slechts een bescheiden deel. Op juridisch gebied gold hij als eene autoriteit. Voor twee jaren, toen de Kamer op het doode punt stond, was hij voor den duur van céne zitting-periode voorzitter van dat staatslichaam. Toen destijds het ministerie- Heemskerk zijn ontslag had aangeboden, ontving de heer Mackay eene opdracht tot vorming van een Kabinet, doch bedankte daarvoor. Thans nam hij de opdracht aan en is hij geslaagd in de samenstelling van het Kafcipet, waarin hij zelf de gewichtigste portefeuille, die van binnenlandsche zaken, voor zijne rekening heeft genomen. De heer Mackay, die tot de droite van de anti-revolutionaire partij behoort, staat om zijne persoonlijke eigenschappen in hoog aanzien bij alle leden der Kamer. De heer jhr. C. Hartsen, minister van buitenlandsche zaken, gesproten uit een der aanzienlijkste koopmans- familiën uit Amsterdam, deed zich gedurende zijn parlementaire loopbaan vele jaren was hij lid der Eerste Kamer voor Noord-Holland kennen als voorstander der conservatief koloniale beginselen. Ook in dit ministerie vertegenwoordigt hij het zuiver conservatieve element, behalve op koloniaal gebied, ook dat der handelsstaatkunde. De heer jhr. Ruys van Beerenbroek, vice-president van de rechtbank te Maastricht, die met den kolonel Bergansius de roomsch-katholieke partij in het Kabinet vertegenwoordigt, is als minister van justitie het hoofd der magistratuur. Van de grondwetsherziening was hij tot het laatst een tegenstander; evenals al zijne Limburgsche medeleden, is hij voorstander van het behoud der plaatsvervanging. Als lid der Kamer telt hij onder alle partijen, om zijne persoonlijke verdiensten, vele vrienden. De kapitein der zee Dyserinck, onder-directeur der marine te Den Helder, die de portefeuille van marine aanvaardt, staat bekend als .een bekwaam man. Tot dusver gold hij als een aanhanger van de vrijzinnige beginselen, waarom zijn optreden in dit kabinet der rechterzijde velen verbaast. De heer Dyserinck is stichter en voorzitter der Vereeniging tot behandeling van de op de zeemacht betrekking hebbende onder werpen. De minister van financiën, jhr. mr. K. A. Godin de Beaufort, is 38 jaar oud en het jongste lid van het kabinet. Hij gold in de kamer als de financieele specialiteit van de rechterzijde en is als zoodanig in dit kabinet op zijne plaats. Ook in economische quaestiën is hij een man van gezag en in de provinciale en gemeentelijke huishouding bleek hij, als lid van de provinciale staten en van den gemeenteraad van Utrecht, volkomen thuis. De kolonel Bergansius, minister van oorlog, is van het wapen der artillerie. Zij, die hem kennen, roemen zijne uitgebreide technische kennis van het wapen en zijne groote werkkracht. Reeds vroeger was hij als kapitein werkzaam aan het departement, dat thans onder zijne leiding is geplaatst. Alvorens te worden benoemd tot hoofd der artillerie-inrichtingen te Delft, was hij directeur der artillerie-schietschool, die hij organiseerde en, volgens het getuigenis van den minister Weitzeltot een der besten van Europa maakte. Hij wordt gerekend tot de voorstanders van den persoonlijken dienstplicht. De heer Havelaar is hoofdingenieur van den pro vincialen waterstaat in Drente. Vroeger was hij kameraar van den Lekdijk Bovendams en lid van den gemeenteraad van Utrecht. Van het achttal ministers sluit de rij de heer Keuchenius, die een belangrijk ambtelijk parlementair verleden achter zich heeft. Reeds vroeg als ambtenaar naar Indië getogen, repatrieerde hij in 1854, was gedurende 2 jaren secretaris-generaal bij het departement van koloniën, keerde in 1858 naar Java terug en was een der raadgevers van den Gouverneur-Generaal tot 1866, toen hij in het vaderland teruggezonden, te Arnhem tot lid van de Kamer gekozen werd en in September van hetzelfde jaar door zijn vermaarde motie tegen den conservatieven minister Mijer aanleiding gaf tot een Kamerontbinding. Andermaal naar Java terug gekeerd, was hij aldaar werkzaam als advocaat en redacteur van het Bataviasche Handelsbladtot in 1879 zijne verkiezing tot lid van de Tweede Kamer in Gorkum hem weder deed terugkeeren. De rol die hij sedert speelde als hardnekkig opposant, is algemeen bekend. Zijne onbuigzaamheid bezorgde niet het minst aan zijne partijgenooten dikwijls veel last. In dit Kabinet is Keuchenius de eenige vertegenwoordiger van de gauche der anti-revolutionairen, maar een vertegenwoordiger met wien de overigen hebben te rekenen. Het ministerie Heemskerk heeft het vijfde jaar op 1 dag na, volbracht. Het werd den 22 April 1883 benoemd. Dat is voor een Nederlandsch ministerie zeldzaam lang, eigenlijk eenig, want tot volle 4 jaren bracht onder de nieuwe orde van zaken, sedert de invoering der grondwet van 1848, het slechts een kabinet, n.l. het tweede ministerie Thorbecke, dat van 31 Jan. 186210 Febr. 1866 aan het bewind was. Nu is, wel is waar, ook het nu aftredend ministerie in zijne samenstelling herhaaldelijk gewijzigd, maar het hoofd bleef hetzelfde en met dat hoofd behield het kabinet in hoofdzaak hetzelfde karakter. Den langen duur van zijn ministerie heeft de heer Heemskerk ongetwijfeld te danken aan bijzondere omstandigheden, voornamelijk aan den wensch om de grondwetsherziening tot stand te brengenmaar dit neemt niet weg, dat voor een groot deel aan zijn beleid onder zeer moeielijke staatkundige verhoudingen te danken is, dat aan dien wensch gevolg gegeven kon worden en hij het roer in handen kon houden. Bovendien zijn onder zijn ministerie belangrijke zaken tot stand gebracht. Wij herinneren alleen aan de invoering van het nieuwe strafwetboek, een zeer omvangrijke en lastige taak, en aan de verbetering der verhouding tusschen de Rijksinkomsten en uitgavenwel kwam die met kleine middelen tot stand; maar dit is te meer verdienstelijk, nadat herhaalde pogingen om belangrijke hervormingen op het gebied der belasting-wetgeving in 't leven te roepen, mislukt waren. De heer Heemskerk heeft aan het vaderland groote diensten bewezen, wat te meer waardeering verdient, omdat hij eigenlijk bij geen der staatkundige partijen krachtigen steun vond, ja dikwijls van alle zijden met zeker wantrouwen bejegend werd, dat hem en zijn kabinet verlamde. Nu is het zeker waar, dat een staatsman, met zijne eigenaardige gaven slechts regeeren kon onder omstandigheden, als die waarin ons land in de laatste jaren heeft verkeerd, waarin de partijen nagenoeg, soms geheel tegen elkander opwogen, maar het moet van den anderen kant evenzeer erkend worden, dat hij juist daarom de rechte man op de rechte plaats geweest is, en dat wij hem dank schuldig zijn, omdat hij op zijn vergevorderden leeftijd, met zooveel volharding een lastige en ondankbare taak wilde blijven volbrengen. De Tijd noemt het geheel ondenkbaar, dat de tegenwoordige meerderheid de schoolwet ongemoeid zou laten. Wat het blad verlangt, bepaalt zich tot verbetering der onderwijstoestanden, eenerzijds door vereenvoudiging en bezuiniging en van den anderen kant door een einde te maken aan de bevoorrechting van het godsdienstloos onderwijs boven het vrije, godsdienstige onderwijs, wanneer dit overigens wat gehalte en deugdelijkheid betreft even solide waarborgen levert als het eerste. «Staatsonderwijs (liever gemeentelijk onderwijs) in gemengde scholen", moet zeer zeker blijven, maar alleen voor degenen, die dit onderwijs voor hun kinderen verlangen en voor zoover goed neutraal onderwijs voor hen op andere wijze onbereikbaar moet geacht worden. Voor dezen derhalve en voor degenen, die wel aan ander onderwijs de voorkeur zouden geven, maar door plaatselijke omstandigheden geen keuze hebben, de neutrale openbare school, zonder weelde, maar goed en degelijk ingericht. Doch voor dezen geen bevoorrechting boven degenen die, daartoe in de gelegenheid zijnde, aan hun kinderen de weldaad van godsdienstig onderwijs niet onthouden willen.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1888 | | pagina 1