Z1ERIKZEESCHE COURANT.
voor het arrondis-
seiiieiit Zierikzee.
1888. No. 26.
Woensdag 4 April.
91ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
Deze Courant verschijnt DINSDAG- en VRIJDAG-AVOND,
uitgezonderd op FEESTDAGEN.
Prijs per drie maanden f 1,-. Franco per post f'1
Afzonderlijke nommers 5 Cent, met. Bijblad 10 Cent.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Per gewone regel 10 Cent. Huwelijks-, Geboorte-
en Doodberichten van 10 regels 60 Cent.
Dienstaanbiedingen van 1-5 regels, mits contant betaald, 25 Ct
Alle stokken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de nitgave in te zenden aan den uitgever H. IAKEAJIAA.
Binnenland.
ZIERIKZEE, 3 April 1 888.
Het D. v. Z.-H. bevat een opwekking tot deelneming
aan de nationale zaak van het volledig onderzoek,
technisch en financieel, van het vraagstuk der droog
making van de Zuiderzee. De Zuiderzee-vereeniging,
die zich dit onderzoek ten doel stelt, heeft, na den
steun van verschillende provinciën, gemeenten en water
schappen te hebben verkregen, thans een beroep gedaan
op het Nederlandsche volk, om hare pogingen verder
te steunen. Aan de f 125.000, die voor het onderzoek
noodig zijn, ontbreken nog f 90,000. Alom is thans
de inschrijving opengesteld op aandeelen van f 500,
f 100 en onderdeelen van f 50, waardoor het mogelijk
wordt, dat velen deelnemen, overeenkomstig het
nationaal karakter der onderneming. Wel is waar is
de leening renteloos, maar aan de naamlooze vennoot
schap voor de droogmaking, die te eeniger tijd de
onderzoekingen zal overnemen, zal de verplichting
opgelegd worden van terugbetaling en wel met premiën
tot een maximum-bedrag van 50 pCt. premie.
Het streven der Zuiderzee-vereeniging verdient, zegt
het D. v. Z.-H., den steun van allen. Aan droogmakin
gen in de Zuiderzee is, de geschiedenis der verschil
lende plannen leert het, niet te denken, voor dat het
vraagstuk in zijn geheel is onderzocht en de gegrond
heid of ongegrondheid van geopperde bezwaren op
onpartijdige wijze is nagegaan.
Zelfs zij, die meenen dat vroegere plannen voldoende
zijn, ja ook zij, die niet overtuigd zijn van het nut
van eenige afsluiting of drooglegging, kunnen en
moeten medewerken tot het doen slagen van de taak,
die de Zuiderzee-vereeniging op zich genomen heeft.
Want het opgeven van die taak zou medebrengen,
dat het vraagstuk opnieuw voor lange jaren op den
achtergrond werd geschoven, terwijl het onderzoek
daarentegen rijke vruchten belooft, die ten goede zullen
komen aan elk plan van droogmaking.
En dat het onderzoek geheel onpartijdig zal zijn,
de verklaring van het bestuur der vereeniging staat
er borg voor.
«Eendracht maakt macht". Die spreuk sta bij het
vraagstuk der Zuiderzee-droogmaking steeds voor oogen.
Het bestaan van een land, klein als het onze, is
slechts op den duur verzekerd, als het door het hoog
houden van vrijheid en wetenschap, als het door daden
van wilskracht en eensgezindheid blijken geeft van
den onafhankelijken geest, die er woont, en daarmede
zijn reden van bestaan bewijst.
Onze voorouders hebben met taaie volharding en
onder de moeielijkste omstandigheden een goed deel
van het land veroverd, dat wij thans bewonen. Zij
deinsden zelfs niet terug voor een bijna hopeloozen
tocht om de Noord, om zich een weg te banen naar
het rijke Indië. En voor ons, in het bezit van de
meest volmaakte hulpmiddelen, ligt daar in de on
middellijke nabijheid een ander rijk wingewest, gemak
kelijk te verkrijgen, indien wij slechts willen, een
schat, die ons door ieder ander zou worden benijd.
Het D. v. Z.-H. hoopt, voor de eer van ons land,
dat het niet zal kunnen worden gezegd, dat zelfs de
eerste stappen tot verovering van deze nieuwe provincie
niet mochten slagen, omdat het ons aan belangstelling,
aan geestkracht of aan eensgezindheid ontbrak.
De minister van marine, de heer Tromp, komt, naar
men verneemt, zeer in aanmerking voor de betrekking
van gouverneur van Suriname. Voorts worden genoemd
dr. Wijnmalen en Jhr. De Savornin Lobman, advocaat-
generaal bij den Hoogen Raad.
Vanwege het hoofdbestuur der algemeene vereeniging
voor Bloembollencultuur, gevestigd te Haarlem, is ver
zonden eene nominatieve opgave van de bloemisten,
handelaars in en kweekers van bloembollen, leden en
niet-leden der vereeniging, die zich onder de bekende
voorwaarden hebben verbonden om geene bloemen
van hyacinten, tulpen, narcissen, anemonen en ranonkels
naar het binnen- en buitenland te verzenden, om geene
bloemen als genoemd aan anderen te verkoopen, te
schenken of beschikbaar te stellen als handelsartikel
en om voorts de verzending van en den handel in
die afgesneden bloemen zooveel mogelijk tegen te
gaan. Deze opgave bevat de namen van 2069 personen,
die zich aldus hebben verbonden. In het boekje, dat
deze lijst bevat, is ook opgenomen de inhoud der
aangegane verbintenis en het voor de uitvoering daarvan
vastgestelde reglement van orde, alsmede de lijst van
hen, die geweigerd hebben de verbintenis te teekenen.
Op die lijst komen de namen voor van 107 personen.
Het boekje is toegezonden aan alle leden, die de ver
bintenis onderteekenden.
De heer JU. baron Mackay, het voor Amersfoort
gekozen Kamerlid, is in de residentie aangekomen.
Naar de N. R. Ct. verneemt, is mr. JE. Mackay
door Z. M. belast met het samenstellen van een nieuw
ministerie.
Het Vad. verwacht, dat, wanneer het ministerie in
zijn verzoek om ontslag volhardt, aan het hoofd van
het kabinet advies zal worden gevraagd, wie onder
de bestaande omstandigheden de aangewezen man is
om een voordracht te doen voor een nieuw ministerie.
Van dat advies, van die keuze zal voor de naaste
toekomst veel afhangen. Wordt de heer Mackay ge
roepen, tien tegen een, dat de Kamer over enkele
weken het Ministerie Heemskerk opnieuw aan de
groene tafel zal begroeten.
Wordt de heer Lohman of de heer Schaepman met
de vorming van een nieuw kabinet belast, dan mag
men verwachten, dat binnen een week een clericaal
ministerie in de Staats-Courant zal staan.
Zelfs is het een publiek geheim, dat reeds buiten
de Kamer verschillende personen zijn gepolst of zij
eventueel bereid zouden zyn in een dergelijk ministerie
plaats te nemen. Aan de roomsch-katholieken zouden
minstens drie plaatsen worden toegekend, waarvoor
meer in het bijzonder in aanmerking komen Wester
woud t (financiën), Luyben (justitie) en van der Hoeven
(koloniën). Dr. Schaepman zou geen portefeuille wen-
schen te aanvaarden, maar daarentegen op de groene
banken als verdediger der regeering optreden.
Het Vad. hoopt, dat Nederland in elk geval be
waard moge worden voor het immoreele schouwspel,
dat hetzelfde ministerie, hetwelk zich tegen de clericalen
zóó krachtig heeft verzet, zoolang zij in de minderheid
waren, thans de regeering gaat voortzetten in een
geest, die de clericalen niet meer naar een eigen
ministerie doet verlangen.
De bloempotten van gewone klei gebakken, onge
glazuurd en niet geverfd, behooren van tijd tot tijd
gereinigd te worden, opdat de lucht door de poriën
zou kunnen dringen om de aarde te bereiken. Het
is een dwaling als men meent, dat groote potten den
groei bevorderen. Bij het overplanten in een anderen
bloempot, indien de éerste te klein geworden is, moet
alleen een pot van het opvolgend nummer genomen
woi'den, dat is zulk een die slechts een paar duim
wijder is. Het is beter, dat men eenige malen meer
een plant een weinig verschen grond geeft, dan ineens
een zooveel grootere hoeveelheid, ja het kan plaats
hebben dat dezelfde pot nog groot genoeg is en alleen
de buitenste aarde om de kluit behoeft ververscht
worden.
Dezer dagen is bericht, dat door mr. Verheyen van
Estveld, kantonrechter te Boksmeer, onder de papieren
van zijn grootvader een bundel brieven is ontdekt,
gewisseld tusschen den Koning van Holland Lodewijk
Napoleon en den Franschen keizer, zijn broeder.
De geschiedenis dezer stukken en van hunne over
brenging naar Boksmeer is af te leiden uit hetgeen
voorkomt in zekere door dr. Jorissen uitgegeven
memorie van ridder Joseph de Stuers, in 1810 kabinets
secretaris van den Koning van Holland.
»De koning gaf mij na zijne abdicatie en voor zijn
vertrek uit het Paviljoen te Haarlem bevel, om zijne
achtergelaten papieren te verzamelen, en, wanneer ik
daartoe order kreeg, hem daarmede te volgen. Ik
communiceerde deze mondelinge order aan den heer
Abbema 2), welke mij, op mijn gedaan verzoek, in
de laatste weken der regeering door den koning was
toegevoegd, om mij in de bezigheden van 't kabinet
behulpzaam te zijn.
Wij begaven ons diensvolgens naar 't paleis van
Amsterdam, en ondervroegen elkander, wat de meening
van den koning omtrent die papieren mocht geweest
zijn; wij begrepen, dat onze gewezen souverein niet
dan zijne bijzondere papieren of die, welke strekking
konden hebben om menschen hier te lande ten opzichte
van Frankrijk te compromitteer en, kon bedoeld hebben.
(Van de eerste had ik reeds het grootste en belang
rijkste gedeelte zonder 's konings voorweten en twee
dagen voor zijn vertrek in Hoogstdeszelfs cassette
gepakt.)
«Diensvolgens sloegen wij handen aan 't werk en
verzamelden de onder de directie van den heer kabinets
raad Fleury 3) zeer in de war geraakte archives.
(Deze heer was reeds lang aan een hersenziekte labo-
reerende geweest). Onder het sorteeren dezer papieren
vielen er ons velen in de hand, door openlijke ambte
naren aan den koning geschreven. Deze raakten voor
namelijk de twist met Frankrijk wegens de kaperijen,
de gewaande beleediging den Franschen ambassadeur
door Hollandsche ingezetenen aangedaan, en wel voor
namelijk de zoogenaamde «Papiers du Conseil des
Ministers" enz. Ik heb vele van die stukken op recief
aan den eersten kabinets-secretaris overgegeven".
Deze eerste kabinets-secretaris ni^ was de heer A. J.
J. H. Verheyen, wiens familie te Boksmeer woonde,
zooals hij zelf later ook. Hij was in 1774- geboren,
was in 1808 assesor van den landdrost van Brabant,
daarna eerste kabinets-secretaris van koning Lodewijk,
en stierf 3 December 1833 te 's Gravenhage als lid
van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. D.
D Bijdragen tot de geschiedenis der omwenteling van
1813.
2) Mr. J. F. Abbema was kabinets-secretaris en biblio
thecaris des konings.
3) Eigenlijk Ouviller Fleury.
De zes en vijftigste algemeene vergadering van het
«Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap" zal ge
houden worden op Zaterdag 7 April 1888, des voor
middags te 11 ure, in het Bestuursgebouw van het
Genootschap Natura Artis Magistra te Amsterdam.
De punten van behandeling zijn de volgende
1. Verkiezing van nieuwe Bestuursleden.
2. Rekening en verantwoording van den Penning
meester, verslagen van den Secretaris en de Bibliothe
carissen.
3. De bodemgesteldheid der eilanden en de diepte
der zeeën van den Indischen Archipel door Prof.
Dr. C. M. Kan.
4. De vermeerdering onzer kennis van den aardbol
over het afgeloopen jaar, door den heer J. JE. C. A.
Timmerman.
5. Gelegenheid tot het doen van mededeelingen en
het behandelen van vraagpunten.