Buitenland. Wij lezen in het Rott. Nieuwsblad van Maandag 41 dezer het volgende: Men durft zijn oogen nauwelijks gelooven als men van de gruwelen leest, waarmede de slavenhandel in Afrika gepaard gaat. Bijna alle Afiika-reizigers ver klaren in hunne geschriften dat slavenjachten on slavenmarkten, beiden vergezeld van afschuwelijke mishandeling, zich meer en meer uitbreiden. Velen verhalen hoe de wegen naar de slavenmarkten in Midden-Afrika worden afgebakend door de beenderen der negers, die hier van hun ellendig bestaan door den dood verlost zijn. Vijfhonderd duizend menschen, zegt V. Lovett Cameron, gaan jaarlijks door den barbaarschen handel voor Afrika verloren; en dat bedrag overschrijdt een millioen, wanneer daarbij de dooden berekend worden over wier lichamen de menschelijlte tijgers hunne prooi vermeesteren. Ieder moet pijnlijk getroffen zijn door de tafereelen, die kardinaal Lavigerie en zijne zendelingen van dit barbaarsch gebruik in hunne reisbeschrijvingen hebben geschetst. Mogen wij bij het aanhooren van zooveel ellende, zooveel wreedheid werkeloos blijven?" vraagt W. F. Andriessen in de Maartaflevering van den Tijdspiegel. »Moeten wij, omdat tot hiertoe de pogingen tot onderdrukking van het kwaad zoo weinig vermochten, de handen in den schoot leggen en zuchtend op eene betere toekomst hopen? Mogen wij den Afrikaanschen neger, onzen evenmensch, ter pi ooi laten aan de geweldenaren, wier gruwelen den bodem van liet donkere werelddeel woest en ledig zullen maken?" »Zoo wij helpen kunnen, neen, duizendmaal neen! klinkt zijn antwoord, maar eerst onderzocht of onze middelen doeltreffend zijn. liet is honderdmaal beter niets te doen, dan onberaden te handelen." Het is gebleken, dat het onvoldoende politietoezicht der kruisers op de Oostkust een smokkelhandel heeft doen ontstaan, waarbij de slaven zelf er slechter aan toe waren, dan wanneer hun vervoer vrij en openlijk mocht geschieden. Het toezicht zou dus zoodanig versterkt moeten worden, dat alle smokkelhandel onmogelijk werdtevens echter zou door verlevendiging van den handel in andere waren den slavenhandelaars de gelegenheid moeten geboden worden op andere wijze in hun onderhoud te voorzien. Waar het in zichzelf onverdeelde Mohammedanisme onmachtig bleek aan de slavernij een eiride te maken, daar kunnen we dit evenmin van het Christendom, met zijne voor de verbreiding zoo belemmerende scheiding van kerken, verwachten. We moeten ons daarbij het slavenleven in Afrika niet denken als mrs. Harriet Beecher Stowe en anderen ons dat in Amerika beschreven. Alleen de jachten zijn onnienschelijk; de handel is wreed, doch de dienst baarheid zelve is vaak zeer licht. Karakteristiek zijn de woorden, die men in de Mémoires d'une princesse Arabe", door Emilie Ruete vindt; gij weldadigheids- vereenigingen met uwe kousjes en borstrokjes voor de arme, naakte slavenkinderen, zoudt uw geld veel beter kunnen besteden, als gij het zoudt willen aan wenden tot verzachting van het lot dei' slavenopzichters en transportbegeleiders. Dag en nacht drukt hen de verantwoording van het onder hunne hoede gestelde aantal slaven. Hun lot is waai lijk hard. Vele vrijgemaakte slaven geven er de voorkeur aan bij hunne meesters te blijven, waar ze als huisgenooten behandeld worden. Ze beseffen nu eenmaal niet dat vrijheid een genot is; ze hebben daarbij en hoevele Europeanen vertoonen 't zelfde zwak behoefte aan een zekeren dwang, die hun aan 't werk houdt. Opvoeding van den Afrikaan moet dus voorafgaan. Door meerdere ontwikkeling zullen ze ook een verlangen naar vrijheid gevoelen. Zaterdag werd een oude kaartlegster te Rotterdam naar het ziekenhuis vervoerd als lijdende aan delirium tremens. Zij vond het echter noodig, daar zij niet vermoedt het ziekenhuis te zullen verlaten, vóór zij er heen ging, de kaarten te verbranden en »de heilzame poeders" te vernietigen, vóór zij in handen van onwetende erfgenamen vielen. De ongeregeldheden te Leiden In de gehouden zitting der Tweede Kamer kreeg de heer Domela Nieuwenhuis verlof om de Regeeiing inlichtingen te vragen omtrent hetgeen te Leiden is voorgevallen. De Minister van Justitie (de heer Ruys van Beerenbroek) was bereid hem de gevraagde in lichtingen te verstrekken. De heer Nieuwenhuis meende, dat de politie te Leiden geweigerd had ter adsistentie te verschijnen, omdat de beleecligde partij de socialisten waien, terwijl zelfs op de aanvrage om hulp duor een inspecteur zou gezegd zijn: slaat ze den boel maar weer stuk slaan zoo als verleden jaar." Het standpunt der politie tegenover de socialisten werd op onverbeterlijke wijze dooi1 den heer Kei dijk teruggegeven. L)e taak van de politie, die door de socialisten door het slijk wordt gesleurd, gehoond en getergd, en daarna door diezelfde socialisten nog weder ter assistentie tegen de woede van het volk wordt opgeroepen die taak is buitengewoon zwaar en hard. Dit neemt echter niet weg, dat bescherming van persoon en goed, ook van socialisten, de taak der politie is. Het moge niet onbegrijpelijk zijn, dat sommige politie-ambtenaren het met eenig welgevallen zouden willen aanzien, dat diegenen die anarchie prediken, van sliet volk" een lesje krijgen, dat zij willen opstoken, maar aan deze geneigdheid rnag natuurlijk volstrekt niet worden toegegeven. Dit laatste standpunt is trouwens ten volle door den Minister van Justitie erkend, die de daden van geweld afkeurenswaardig en stralwaai dig noemde. Hij voerde echter aan, dat sliet venten van een blad, dat door niemand begeerd werd en ook voor het volk stuitende artikelen bevat," de aanleidende oorzaak van alles was. Intussclien wordt omtrent het gebeurde door de Justitie een onderzoek ingesteld, dat indien verzuim aan den dag komt tot bestraffing behoort te leiden. Op verschillende plaatsen in Den Haag, zooveel mogelijk nabij de brievenbussen, is een biljet aangeplakt, luidende sNederlandsche Vereeniging tot bevordering van Zondagsrust." Beleefd, maar dringend verzoek aan het publiek. sVerzwaart niet noodeloos den Zundagsarbeid dei- postbeambten! Verzendt des Zaterdags en des Zondags geen brieven of drukwerken, die, zonder eenig nadeel of bezwaar, opperbest tot Maandag kunnen blijven liggen." Oiigehikkeii, Kampen, Misdaden, enz. In een woning aan de 2e Lombardstraat te Rotter dam is Zaterdagavond een vrouw, die eenig waschgoed over een lijn boven de kachel wilde ophangen en daartoe op een stoel stond, door een duizeling over vallen, waardoor zij van den stoel stortte en in aan raking kwam met de gloeiende kachel. Zij brak een been en bekwam zulke hevige brandwonden, dat men haren toestand zorgwekkend acht. Door de politie te Haarlem is aangehouden C. v. d. S., die onder het valsche voorgeven van opzichter bij de waterleiding te zijn, te Haarlem gemeubeleerde kamers had gehuurd en zich geld en goederen had doen afgeven. Hij was eerst onlangs uit de gevangenis te 's Gravenhage ontslagen en heeft reeds 4 jaren en 7 maanden gevangenisstraf voor dergelijke oplichtingen ondergaan. Te Amsterdam iseen dokter in de Ferdinand Bolstraat door eene bloedspuwing overvallen, hij had nog slechts even de kracht om een nabijzijnd koffiehuis binnen te gaan, en bezweek daar eenige minuten later. Twee spoorwegongelukken hebben in Frankrijk plaats gehad. Vrijdagochtend kwam aan het Noorderstation te Parijs de sneltrein uit Calais in botsing niet de stoomtram voor St. Ouen bestemd. Een officier werd gewond en diie Engelschen licht gekwetst. Het tweede ongeluk geschiedde bij St. Vaast, op de lijn tusschen Valenciennes en Maubeuge, waar twee treinen, die bij vergissing op hetzelfde spoor waren, tegen elkaar inreden. De machinist Bastier van den eenen trein werd oogenblikkelijk gedood; een der stokers werd de arm verbrijzeld, terwijl een conduc teur en 18 reizigers min of ineer gekwetst werden. Dadelijk werd uit Valenciennes een hulptrein gezonden. De volgende smokkelgeschiedenis werd dezer dagen op de Duitsch-Russische grenzen afgehandeld. In een Duitsche grensstad werd met den trein een lijk in een doodkist naar Rusland verzonden. Onder het rijden hoorde een der conducteurs in den wagen waarin de kist stond, een raadselachtig gestommel, en gaf onmid dellijk het noodsein. Toen de trein stilhield en men naar de oorzaak van het gestommel zocht, vond men echter niets verdachts. Spoedig herhaalde zich echter het vreemde geluid en de trein werd weer tot staan gebracht. Het deksel werd van de kist losgeschroefd, men betastte het lijk en voelde dat de hand warm was. Op hetzelfde oogenblik sprong de man in de kist op en trachtte zich uit de voeten te maken. Hij werd gegrepen en in hechtenis genomen. Men had in hem een smokkelaar gevat, want toen de kist verder werd onderzocht vond men er gouden voorwerpen in ver bolgen, ter waarde van ongeveer 14,400 gulden, die hij over de Russische grenzen had willen binnen smokkelen. Rooverij in Italië. De Romeinsche bankier ,Tanlongo had reeds herhaaldelijk brieven ontvangen, waarin hem bevolen werd eene aan mei kei ij ke som aan een onbe kende te betalen, waarvan hij zich gehaast had aan de politie kennis te geven. De politie had echter, schijnt het, te veel met de arbeidlooze werklieden te doen. Hoe dit zij, den 21 n Febr. kwam weder een brief, waarin de bankier werd uitgenoodigd om 50,000 lira's te doen brengen naar het station van Albano (27 kilometers van Rome) door iemand die in de rechterhand een stok, in de linker een witten zakdoek en om den hals een rooden moest dragen. Zelfs met deze aanwijzingen liet de politie zich niet tot handelen bewegen. Den 25n meldde zich nu een vermomde en gewapende bende van 28 man aan de woning van een administrateur des bankiers te Frattochie aan om antwoord. Er was geen antwoord en ofschoon het personeel volstrekt geen weerstand bood, werd een herder met een geweerschot gekwetst. »Dat is de laatste waarschuwing", zeide de hoofdman en verdween met de zijnen, nadat zij den gekwetste van zijn geld 10 lira's ontlast hadden. Denzelfden avond is op geringen afstand een voerman in de duisternis door drie man aangehouden en van wat hij bij zich had beroofd. Te Parijs is zekere F. in hechtenis genomen, die er zijn werk van maakte vergulde horloges voor echt gouden aan den man te brengen. Hij kleedde zich allerarmoedigst en ging de koffiehuizen rond, waar hij dan dezen of genen een horloge aanbood, een kostbaar erfstuk, gelijk hij beweerde, en waarvan hij slechts in den uitersten nood met een bloedend hart afstand deed. Hij heeft bekend, dat hij op deze wijze goed geld «verdiende." B e 1 g i e. De «onafhankelijke" vertegenwoordigers van Brussel, de senatoren graaf Ch. van der Burgh, oud-majoor der artillerie en J. Tei linden, oud-majoor van den generalen staf en de kamerleden de gepens. luitenant- generaal Jacmart en graaf Aridr. d'Oultremont, oud luitenant der cavallerie en commandant der bereden schutterij van Brussel, hebben een wetsontwerp omtrent de legervorming openbaar gemaakt dat bij de Kamers zal worden ingediend. Het bevat de volgende hoofd beginselen: De militaire dienst, die in vredestijd per soonlijk en in oorlogstijd algemeen is, duurt 12 jaren. Dienstplichtig is elke mannelijke Belg op 20jarigen leeftijd. De geheele lichting wordt ingeschreven, maar na aftrek der vrijstellingen heeft er eene loting plaats, welke aanwijst tot welke der drie categoriën de dienst plichtige zal behoorena. het actieve contingent, b. de aanvullingsreserve, en c. het beschikbare contingent. Tusschen broeders is verwisseling in deze categoriën toegelaten. De werkelijke dienst van categorie a is in vredestijd verdeeld in: 1. driejaren werkelijken dienst, 2. vier jaren legerreserve, en 3. vijf jaren nationale reserve, welke in vredestijd onbepaald verlof heeft. Voor de legerreserve zijn herhalingsoefeningen ver plichtend. De werkelijke dienst kan met één of twee jaren worden verkort bij geheel voltooide oefening en voorbeeldig gedrag. Naast dezen verplichten dienst kent liet wetsontwerp ook vrijwilligers voor 5 jaren, uit welke het onderofficierskader moet voortkomen, en vrijwilligers voor i jaar, die uiterlijk een jaar vóór den verplichten dienst zich vrijwillig voor een jaar actieven dienst verbindendezen moeten aan zekere voorwaarden van kennis en ontwikkeling voldoen, en voor elk jaar bepaalt de Koning het maximum der toe te laten eenjarige vrijwilligers. Uit dezen komen voort: officieren en onderofficieren dei' reserveofficieren en onderofficieren bij de genie, telegraphie, luchtvaart, spoorwegen, enz.ambtenaren bij de legeradministratie, officieren bij den geneeskundigen dienst, ziekenverple gers en helpers bij den hospitaaldienst en aalmoezeniers in oorlogstijd. Het wetsontwerp handhaaft de schutte rijen, welke een algemeene reserve vonnen en in oorlogstijd voor den garnizoensdienst bestemd zijn, behoudens de versterkingen, welke door de speciale wapenen zullen moeten worden afgestaan aan de bezetting van vestingen, forten en schansen. Volgens deze grondslagen zou België in oorlogstijd een goed geoefend leger hebben van 175,000 man, waai van 95,000 bestemd zijn voor het veldleger, 70,000 man voor de bezetting der vestingen en liniën en voor aanvulling van het veldleger en 10,000 man voor de hulpdiensten. Men merkt algemeen op, schrijft men aan de Figaro, dat koning Leopold II zich sedert het drama van Meyer ling niet meer in 't openbaar heeft vertoond. Z. M. schijnt in onafgebroken arbeid zoo niet de vergetelheid, dan toch ten minste verstrooiing te zoeken. Alle dagen, reeds van 6 uren 's morgens, is hij in zijn weikkabinet. De gezondheid des konings is goed, maar hij is zeer vermagerd. If r a n k i* ij k. De hertogin d'Uzès heeft ter eere van generaal Boulanger een diner gegeven. De hertogin d'Uzès behoort tot een der oudste adellijke geslachten van Fiankrijk, en is schatrijk. Te Parijs woont zij aan de Champs-Elysées, in liet huis, waar vóór haar koningin Christina van Spanje woonde. In de provincie bezit zij verscheidene kasteelen, De hertogin d'Uzès is sedert

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1888 | | pagina 2