1 De Voorzitter brengt ter tafel; twee voordragten van Burgem. en Weth, ter benoeming van twee onderwijzers aan de sciiool B, opgemaakt over eenkomstig de wet, waarop voorkomen de navolgende heeren. Eerste voordragt: C. C. Koole te Zierikzee; S. van der Wejde te Zierikzee; O. C. Boelens te Sluis; G. C. C. Bethe te Zierikzee. Tot de benoeming overgegaan zijnde, verkrijgen bjj de eerste stemming de heeren Koole 6, van der Weijde 5 stemmen en Bethe 1 stem. Bij de tweede en derde stemming verkrijgen de heeren Koole en van der Weijde elk 6 stemmen, zoodat de beslissing door het lot moet plaats hebben. De heer van der Weijde wordt daarop met het lot benoemd. Tweede voordragt; P. A. van Bloppoel te Bruinisse; T. Papeveld te Nieuwerkerk; L. van der Have te St. Philipsland M. Lindhout te Renesse. Bij de eerste stemming verkrijgen de heeren van Bloppoel 2Papeveld 4 en van der Have 5 stemmenterwijl één stembriefje in blanco was. Bij de tweede stemming verkrijgen de voorgedragen eerste drie, respectievelijk 2, 4 en 6 stemmen. Bij de derde stemming wordt benoemd de heer van der Have met 7 stemmen, terwijl de heer Papeveld er 5 bekwam. Namens Burgem. en Weth. stelt de Voorzitter voor: 1°. naar aanleiding eener ingekomen kennisgeving van vertrek uit de gemeente, afschrjjving van hoofdei jken omslag over 1888 te verleenen aan W. J. Kögeler voor 1,40; 2°. af- en over te schrijven op de begrooting voor 1888: a. van Hoofdstuk X, Art. 1 (Onv. Uitg.) op: H. Ill, Afd. II, Art. 1 (Onderhoud van de openbare gebouwen) 335,18s; H. VII, Afd. III, Art. 5 (Kosten van het instandhouden van schoollokalen en onderwijzerswoningen) 173,38; H. I, Afd. II, Art. 11 (Kosten van onderhoud, schoon maken en meubeleren van voor den huishoudeljken dienst bestemde gebouwen en vertrekken) 45,58; H. V, Afd. I, Art. 10 (Kosten voortvloejende uit de wet van 10 April 1889, Staatsbl. No. 65, (begraven) ƒ9; H. VII, Afd. III, Art. 7 (Kosten van het aanschaffen en onderhouden van schoolboekenleermiddelen en school- behoeften) 87,21 H. IIAfd. IArt. 2 (Ontvangloon van den Ambtenaar belast met de heffing van havengelden) 14,79; H. V, Afd. I, Art. 9 (Bureaubehoeften, kosten van licht en brandstoffen enz. teil behoeve der politie en nacht- wachts) 2,86 H. Ill, Afd. II, Art. 4 (Onderhoud van riolenslooten, putten en waterleidingen enz.) 250,58s; H. Ill, Afd. n, Art. 3 (Onderhoud van bruggen) ƒ109; b. van Hoofdst. IX, Art. 14 (Aankoop van Inschrijving op de Grootboeken der Nat. Schuld) op H. Ill, Afd. III, Art. 5 (Voor het effenen van uitgegraven Zeiketerrein en het doen van andere werkzaamheden daaraan) 112,02. Dienovereenkomstig wordt besloten. De Voorzitter deelt mede: 1°. dat blijkens de door den Gemeentebouwmeester ingezonden staten, de opbrengst over bet afgeloopen jaar is geweest van: zelkasch 2872,50; schorgrónd en plak- zoden 398,10; leem 128,54s; graszoden en korenaarde 20,66; in gebruik gegeven gemeentegrond 143,51s; 2°. dat blijkens door den Gemeente-Ontvanger ingezonden specifieke staat, de opbrengst der vergunningsregten voor den verkoop van sterken drank in het klein over 1888 is geweest 1590. Wordt besloten deze mededeeling aan te nemen voor kennisgeving en den staat sub 2°. bedoeld, voor de leden ter inzage te leggen. Door den heer W. A. Ochtman wordt namens de daartoe benoemde Commissie verslag uitgebragt omtrent de in hare handen gestelde gewijzigde begrooting van het Burgerlijk Armbestuur voor 1888. De Commissie geeft te kennen, dat het haar gebleken isdat het Burgerlijk Armbestuur over 1888 op den post bedeeling in geld" 1757,35s meer heeft uitgegeven dan haar bij de begrooting is toegestaan, tengevolge waarvan de subsidie der gemeente met 1530 zou moeten worden verhoogd. Uit een door haar gedaan onderzoek naar de oorzaken, die tot een zoo belangrijke verhooging van den post «bedeeling in geld" hebben geleid, is haar gebleken dat de voornaamste oorzaken dier verhooging zijn 1°. de ongunstige weersgesteldheid in 1888, waardoor veel minder veldarbeid dan gewoonlijk te verrigten was, zoodat menig huisgezin dat daarin zijn levensonderhoud vindt, verpligt was bedeeling te vragen; 2°. het door de Kerkelijke Armbesturen in steeds toe nemende mate verwijzen van een gedeelte hunner bedeelden naar het Burgerlijk Armbestuur; 3°, het vestigen in deze gemeente in de laatste jaren van verschillende, arme huisgezinnen uit naburige gemeenten, waarvan de nood zeer kort na hunne vestiging onderstand yan wege het Burgerlijk Armbestuur onvermijdelijk maakte. In hoever de oorzaken onder 2°. en 3°. genoemd aan leiding kunnen geven tot misbruiken, wenscht de Commissie niet te beslissen. Zij zou het Burgerlijk Armbestuur in overweging willen geven tegen mogelijke misbruiken te waken, maar laat de daarvoor te nemen maatregelen over aan de prudentie van dat bestuur. De Commissie acht zich verder, hoewel ongaarne, ver pligt als "hare meening uit te spreken dat zij het wenschelijk acht dat zich niet meer herhale wat thans heeft plaats gehad, n.l. dat het Burgerlijk Armbestuur den Raad on verwacht voor het feit steltdat een belangrijk tekort moet worden aangezuiverd. Zij is overtuigddat alle uitgaven door dat bestuur gedaanonvermijdelijk waren en in overeenstemming met een goed en zuinig beheer, maar meent, dat als de nood zakelijkheid blijkt, dat begrootingsposten moeten worden overschreden en deze niet door de door den Raad toe gestane af- en overschrijvingen kunnen worden gedekt, het eene wettelijke verpligting is de verhooging bijtijds bij den Raad aan te vragen, maar daarmede niet te wachten totdat het tekort geconstateerd en de begrooting met een belangrijk bedrag overschreden is. De" Commissie stelt eindelijk voor, de gewijzigde begroo ting, bedragende in ontvang en uitgaaf 10803,18s, goed te keuren, onder mededeeling harer opmerking aan het Armbestuur. Dienovereenkomstig wordt besloten. Daarna wordt een besluit genomen tot verhooging der subsidie over 1888 met 1530 en besloten tot de betaling- van dit hoogere bedrag op den post «Subsidie aan het Burgerlijk Armbestuur" op de gemeentebegrooting voor 1888 over te schrijven van II. X, Art. 1 (Onv. Uitg.) een bedrag van 743,75s en van II. IX, Art, 19 (Kosten van uitgraving en aflevering van zelkasch) een bedrag van 786,24s. De heeren S. J. Ochtman en de Looze hebben zich als Regenten van het Armbestuur, van deelneming aan deze besluiten onthouden. Het suppletoir kohier der belasting op de honden voor 1888, waartegen geen bezwaarschriften zijn ingekomen en bevattende 15 aanslagen voor honden van vermaak en 12 voor honden van beroep, wordt onveranderd vastgesteld op een bedrag van 30. De Voorzitter deelt nog mede: 1°. dat Burgem. en Weth. verschillende besognes hebben gehad omtrent de drinkwaterleiding en binnenkort daar omtrent een voorstel ter tafel zullen brengen 2°. dat hij de jongste stormen eene schade is toegebragt aan het Kwistegeld van 78,96 en aan de havendjken van 130 a 140 en dat Burgem. en Weth. in de her stelling daarvan dadelijk hebben voorzien. Voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter doet omvraag. De heer Fokker verkrijgt het woord en vestigt de aan dacht van het Dagelijksch Bestuur op het reglement ter voorkoming en blussching van brand. Het in -1884 vast gesteld reglement is in 18S6 ingetrokken en de verordening van 1886 bevat de slotbepaling, dat alle vroegere verorde ningen te dien aanzien worden ingetrokken. Nergens is er bepaald dat de benoemingen van het personeel krachtens de vorige verordening gedaanin stand zouden blijven. Het vervallen dier benoemingen was dus z. i. daarvan het gevolg. Nu is na 1886 de brandweer niet op nieuw georganiseerd; men heeft eenvoudig het vroeger personeel in dienst gelaten en het telkens op de gewone wijze aangevuld. En wat is daarvan nu het gevolg? Een der brandmeesters heeft proces-verbaal opgemaakt tegen een paar personen, die bij brand niet waren opgekomen, omdat zij meenden niet meer brandweerpligtig te zijnop grond, dat zij krachtens de verordening van 1884 waren aangesteld en later niet op nieuw benoemd, doch daarop is geen vervolging ingesteld, omdat de Ambtenaar van het Openbaar Ministerie, naar hij meent te weten, dezelfde meening was toegedaan. Hij zou nu van het Dagelijksch Bestuur wenschen te vernemen, wat het voornemens is in de gegeven omstandig heden te doen. De Voorzitter zegt, dat de vraag van den heer Fokker betreft een onderwerp, dat vreemd is aan de orde van den dag, zoodat hij volgens het reglement van orde die vraag niet had kunnen doenzonder daartoe vooraf van de vergadering verlof te hebben gevraagd en verkregen. Hij wil evenwel het er wel voor houden dat dat verlof gevraagd en verkregen is, en stelt voor, dat de Raad het ook alzoo zal beschouwenwaarmede de vergadering zich vereenigt. Hj verklaart daarop de door den heer Fokker gedane vraag bij Burgem. en Weth. ter sprake te zullen brengen en hun antwoord nader te zullen mededeelen. Als zjn persoonljk gevoelen geeft hj te kennen, dat, als de heer Fokker zegt, dat de vroeger gedane aanstellingen van personeel bj de brandweer zjn vervallen door de in 1886 gedane intrekking der verordening van 1884, dat gezegde naar zjn inzien geheel onjuist is. Hj voegt daarbj dat de onwettigheid der vroegere aanstellingen, waarop de Spreker doelt, nog geenszins uitgemaakt, en zelt» zeer twjfelachtig is. De heer Fokker haalt, tot staving van hetgeen hj heeft gezegd, als voorbeeld aan, dat bij het inwerkingtreden der nieuwe wet op de Regterljke Organisatie het geheele personeel der Regterljke magt ook op nieuw is benoemd. Hj zet verder uiteen waarom hj het in de gegeven om standigheden in het belang der gemeente acht, de zaak in het reine te brengen. De Voorzitter antwoordt, dat de heer Fokker zich ten onregte beroept op hetgeen bj de laatste, reorganisatie van de Regterljke magt is geschiedomdat de toen gedane nieuwe benoeming van liet geheele personeel een gevolg is geweest van een voorafgegaan uitdrukkelijke bepaling van de wet, waarbij was verklaard, dat de Regterljke Collegiën waren ontbonden. IIj herhaalt voorts, dat hj de zaak bj Burgem. en Weth. zal ter sprake brengen en hun antwoord nader zal mededeelen. De Voorzitter sluit daarop de vergadering. Snelpersdrukkerj van II. LAKENMAN te Zierikzee.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1888 | | pagina 6