ZilMZEISCHE coram:
IS,
41
L
L.
1889. No. 13. Zaterdag 16 Februari. 92ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
voor het arrondis- x&x sement Zierihzee.
1
'ee,
appij.
ind".
Binnenland.
n repa-
Iz.
IMADE-
RAAR-
EU7.EEP
f IJEER-
ELBOR-
JDEUR,
SÏOF-
P.
ertluni:
1,- u.
0 45
10.45
0,45
0,45
'2,—
10,45
0.45
1.—
0,45
0,45
0.45
!l2,— 9
10,45
1,- 9
0,45
orkajuit:
f 0,75
0,75
0,50
veeren,
liaan d.
N Co.
EB.
t. 771/,
92-/8
i 10-21/,
107./,
71
491
CO
ion/,
891/,
98
801/,
i 157
6815/,,
693,
696/,
i 69
823/,
151
i 91
83
1021/,
I* 39'/,
12013/,,
591/,
1.261/
- 2,46
likzee.
Deze Courant verschijnt DINSDAG- en VRIJ DAG-AVOND
uitgezonderd op FEESTDAGEN.
Prijs per drie maanden f 1,-. Franco per post f 1,-.
Afzonderlijke nommers 5 Cent, met Bijblad 10 Cent.
PRIJS DER AD VERTENTIEN:
Per gewone regel 10 Cent. Hu welijks-, Geboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 Cent.
Dienstaanbiedingen van '1-5 regels, mitscontant betaald, 25 Ct.
Mie stukken, de redactie betreffende, geilere men niterl' k een dag roor de nitgave in te zenden aan den uitgever H. I,AKE\MAN
ZIERIKZEE, 15 Februari 1 8 8 9.
Men meldt uit Vlissingen aan de N. R. Ct.
Het schijnt, dat de pokken in het Belgische gezin
alhier van kwaadaardigen aard zijn. Reeds 2 kinderen
zijn overleden, die dadelijk ter aarde besteld zijn. De
vrouw des huizes is thans aangetast. Een politie-agent
staat in de straat voor de woning, om te beletten
dat iemand er in- of uitga, tenzij dit volstrekt nood
zakelijk is.
De Arnh. Ct. brengt de bezwaren ter sprake, die
door de industrie, vooral tegen artikel 4 van de wet
tot het tegengaan van overmatigen arbeid zijn inge
bracht. In dat artikel wordt bepaald, dat jongens
beneden 18 jaren en vrouwen in fabrieken en werk
plaatsen 's zomers niet langer aan het werk mogen
worden gesteld dan van 's morgens 5 tot 's avonds
7 ure en 's winters niet langer dan van 's morgens
7 tot 's avonds 7 ure. De meeste adressanten erkennen
wel, dat er een einde moet gemaakt worden aan den
schandelijk Jangen arbeidsdag van jongelieden, die
blijkens de resultaten der arbeids-enquête in ver
schillende streken van het land voorkomt; zij zijn er
ook niet tegen, dat aan vrouwen de nachtarbeid in
fabrieken wordt verboden, ofschoon er toch op dit
punt alweer minder eenstemmigheid bestaat, maar
zij beweren tevens, dat door bedoeld artikel de vrijheid
der industrie meer aan banden wordt gelegd dan
dringend noodig is; dat het dwaas is den arbeids
dag in den winter korter te willen stellen dan in
den zomer; dat de werkgevers vrij moeten zijn
om zelf te bepalen, hoe Iaat zij 's morgens willen
beginnen en hoe laat zij 's avonds willen eindigen,
als zij maar zorgen, dat er geen overmatige arbeid
wordt gevorderd en eindelijk, dat de regeering
den normalen arbeidsdag voor vrouwen en kinderen
tekort neemt, want dat vrouwen en jongens van 16
en 17 jaar in goede bedrijven zeer goed een effectieven
werkdag van 12 a 13 uren kunnen overmaken. Der
gelijke bezwaren komen voornamelijk uit die streken
van het land, waar niet alleen van veel vrouwen- en
kinderarbeid wordt gebruik gemaakt, maar waar ook
de arbeid zóó is geregeld en georganiseerd, dat de
zwakkere arbeidskrachten in zoo nauw verband staan
met de volwassenen, dat ook de laatsten niet meer
kunnen doorwerken, zoodia zij de hulp van de eersten
missen. Men vreest dus, dat althans voor verschillende
industrieën de werkelijke vaststelling van een normalen
arbeidsdag voor vrouwen en kinderen noodzakelijk ook
de invoering van denzelfden arbeidsdag voor volwassen
arbeiders tengevolge zal hebben, en dat op die wijze
de productie te veel zal verminderen.
De Arnh. Ct. doet uitkomen, dat de minister bij
artikel 4 niets meer of minder doet dan den normalen
arbeidsdag bepalen voor het grootste gedeelte der
groote fabrieksnijverheid. De minister stelt feitelijk
hiermede voor een ten-hours-bill, voor zes maanden
van het jaar, een twelve-hours-bill voor de andere
zes, en do beteekenis van deze bepaling gaat oneindig
veel verder dan «het tegengaan van overmatigen arbeid
van jeugdige personen en vrouwen", omdat zij nood
wendig ook op den arbeid van volwassen mannen
denzelfden beperkenden invloed moet hebben, liet mag
in sommige fabrieken gelukken, deze noodzakelijkheid
door ingrijpende wijziging in de werkwijze te neutra
liseeren, maar voor vele industriëelen zullen daaraan
onoverkomelijke geldelijke moeielijkheden verbonden zijn
en het is volstrekt niet te ontkennen, dat elders tech
nische bezwaren eene onoverkomelijke moeielijkheid
zullen opleveren. En alzoo gevoelt men, zegt de Arnh.
Court., dat dit schijnbaar onschuldig artikel 4 feitelijk
en noodwendig in onze wetgeving binnenleidt dien
«normalen arbeidsdag", waarvan niemand iets weten
wilde, toen eenigen tijd geleden het verlangen naar
zulk een vaststelling werd te kennen gegeven.
Het Hbl. dringt er op aan, dat de regeering haar
wetsontwerp tot wering van knoeierij in den hoter-
handel verbeteren en de aanneming er van bevorderen
zal door:
óf het merken met den naam boter alleen toe te
staan voor onvermengde natuurboter en het gebruik
van dat merk voor alle andeie mengsels te straffen;
óf te bepalen dat boter "is de eetwaar, waai van
alle bestanddeelen, behalve zout en kleursel, van melk
afkomstig zijn, en het woord kunstboter voor te
schrijven als merk voor alle andere producten van
deze soort, niet vrijlating on» er tot nadere aanduiding
nog een tweeden naam aan toe te voegen, bijvoorbeeld
margarine of welke andere naam mocht voorkomen
of later worden uitgevonden. Kunstboter zou dan de
algemeen verplichte naam zijn voor alles wat geen
zuivere onvermengde natuurboter is, en door de bij
voeging van liet woord margarine zouden de fabrikanten
en handelaars in dit artikel hun product tegen oneer
lijke concurrentie kunnen beveiligen, vermits het gebruik
van dien naam voor eenig ander mengsel strafbaar
bedrog óf strafbare vervalsching van eetwaar zou
opleveren.
Men leest in de Staats-Ct.:
Bij koninklijk besluit van 11 Februari 1889, No.'14,
zijn 's Rollings commissaiissen in de provinciën ge
machtigd tot het bijeenroepen van de Staten hunner
respectieve provinciën in buitengewone vergadering op
26 Februari a.s., om daarin aan de orde te stellen
de overweging eener nieuwe venleeling hunner pro
vinciën in kiesdistricten, ter benoeming der leden van
de Provinciale Staten, en, voor zoover de provincie
Groningen betreft, mede de verkiezing van een lid van
Gedeputeerde Staten.
De regeering zou, naar verder gemeld wordt, voor
nemens zijn om, ingeval van aanneming der wet tot
wijziging der kiesdistricten, tevens aan de wetgevende
macht voor te stellen, de Provinciale Staten te ont
binden.
De verkiezingen zullen dan in de nieuwe districten
plaats hebben in iedere provincie voor de Provinciale
Staten in hun geheel.
liet gerechtshof te Amsterdam heeft het vonnis der
rechtbank, waarbij de gep. majoor van het O.-I leger
Jansen wegens bedreiging en oplichting tot 2 jaren
werd veroordeeld, bevestigd, met die uitzondering, dat
de straf op 9 maanden werd bepaald.
De Spectator illustreert in dezer voege den strijd
tusschen de katholieke en anti-revolutionaire bladen
over de plaatsvervanging. De Tijd zegt: »lk strijd
voor de vrijheid"; De Standaard: Ik vecht voor de
gelijkheid". Waar blijft de broederschap"? vraagt
de Spectator, liet bovenschrift luidt: »Ai siet, hoe
soet, hoe lieflijk ist" enz.
Deze week vierde Jan de Rijmer (J. J. A. Goever-
neur) te Groningen, zijn SOsten verjaardag.
In het Hbl. geeft J. G. een schets van de levens
omstandigheden, waarin de grijze dichter verkeert.
Hij schrijft daarvan:
»In een burgerlijke straat van Groningen (Visscher-
straat 119), op een laag vooi kamertje, dat slechts
langs een dónker, halsbrekend trapje te bereiken is,
leidt sedert jaren een dichter, een populair sein ijver,
een eenzaam, pijnlijk bestaan. Hij, die eenmaal een
der vroolijkste en opgewekste onder zij.ie tijdgenooten
was, wiens geestige pen duizenden in de aangenaamste
stemming wist te brengen, wordt nu gemarteld door
knagende pijnen en heeft slechts zeldzaam «ogenblikken,
waarin 't leven voor hem geen duldelooze pijniging is.
Toch klaagt hij niet, en, straalt in al die duisternis
en kwellingen voor hem een zonnetje, in de gedaante
van zijn trouwe verzorgster of van een goeden vriend,
ook slechts even in dat vertrekje, dan vindt de oude
man, onze Jan de Rijmer, nog woorden vol jokkernij,
dan flikkert het oude vuur en de nimmer uitgedoofde
humor weder op, dari wordt hij voor eenige oogen-
blikken nog jong met de jongeren en vroolijk met de
leveuslustigen.
Toen ik verleden jaar, ongeveer om dezen tijd,
mijn ouden vriend bezocht, vond ik hem, den tachtiger,
half zitten.(e, half hangende, tusschen drie tafels in
gesloten, die met boeken, pijpen, tabak en al het
noodige voor zijn onmiddellijke behoeften bedekt waren.
Zijn onafscheidbare gezel, de Gouwenaar, die hem dag
noch nacht verlaat, had het duffe vertrekje in zulk
een damp gehuld, dat de ineengedoken oude eerst
bijna niet te herkennen was. Een oogenblik daarna
zat ik tegenover hem, en waren wij in een druk
gesprek gewikkeld.
Met een kruk stompte hij nu twee, driemaal op de
vloer, en evenals in een tooverspel verscheen onmiddel
lijk de goede fee van dezen dokter Faust, in de
gedaante van een vriendelijke, steeds ben idwillige
verzorgster, die den hulpeloozen oude bijstaat, zijn
factotum, zijn alles is. Zij wist, waar de laatste
teekening van Ver-Huell, Jan de Rijmei's trouwe
vriend, geborgen lag, een kunstwerk, waarop de dichter
fier was en waarvan hij met groote levendigheid de
schoonheden aansvees. Zij stopt zijn talluoze pijpen,
brengt hem aan, wat hij behoeft, kortom verschijnt,
hetzij dag of nacht, op liet gestomp met de kruk.
De eentonige dagen en nachten duren lang, zeer
lang voor den lijdende, en dikwerf zit hij slechts
4, 5 uren op, om weder doodzwak in de kleine bed
stede te kruipen, en daar half ouder de dekens, in
een pijp tabak eenige verlichting te zoeken voor de
knagende pijnen.
Nu en dan, in pijnlooze oogenblikken, wordt hij nog
de vioolijke, oolijke Jan de Rijmer van vroeger, en
zendt een sarcastisch rijmpje aan een courant, of siert
met een of ander goed bedacht woord een merkwaardig
feit of een man van verdienste."
Zooals men weet hebben eenige vrienden en ver
eerders het hunne gedaan om den SOsten jaardag
van den- ouden dichter tot een feestdag te maken.
«Ilemzelven zal de feestelijke herdenking welgevallig
zijn" schrijft J. G. «want nog onlangs, toen ik
hem over dat merkwaardig jubileum schreef, ant
woordde hij mij, op zijn eigenaardige vroolijke wijs
«geef er gerust openbaarheid aan: vertel het een
voudig aan je vrouw."
Jhr. mr. A. F. de Savornin Lohman komt in de
Stand, op tegen eene mededeeling in de Maasbode,
volgens welke hij in eene vergadering te Scheveningen
het volgende zou hebben gesproken
«Hoewel met de roomsch-katholieken een overeen
komst was gesloten, oin de vrijzinnigen te bestrijden,
had men in eigen kring zich toch vrijheid van handelen
voorbehouden, en wanneer straks het verzet der
roomsch-katholieken tegen persoonlijken dienstplicht
moeilijkheden voor de anti-revolutionaire partij zou
tengevolge hebben, zou men bij de gedachte, dat het
God was, die ze gaf, die moeilijkheden onder de oogen
durven zien en bewijzen, dat de ziel nog niet uit het
volk is, hetwelk Zijn psalmen zingt."
De heer Lohman schrijft, naar aanleiding hiervan:
«Aan welk «verslag" de door de Maasbode aangehaalde
woorden ontleend zijn, weet ik niet. Ik wenscli in-
tusschen te verklaren, dat ik «noch die woorden, noch
iets in dien geest" heb gesproken. Alles wat in de
zinsnede vermeld wordt is niets dan een verzinsel.