Z1ERIKZEESCME COURANT. voor het arrondis- semrnt Zierikzee. 1888. No. 11. Woensdag 8 Februari. 91ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD Binnenland. Deze Courant verschijnt DINSDAG- en VRIJDAG-AVOND, uitgezonderd op FEESTDAGEN. Prijs per drie maanden f 1,-. Franco per post f 1,-. Afzonderlijke nommers 5 Cent, met Bijblad 10 Cent. PRIJS DER ADVERTENTIE N: Per gewone regel 10 Cent. Huwelijks-, Geboorte- en Doodberichten van 16 regels 60 Cent. Dienstaanbiedingen van '1-5 regels, mits contant betaald, 25 Ct Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever H. LAKENMAl*. ZIERIKZEE, 7 Februari 188 8. Wat de nijverheid van den staat verlangen mag, wordt door mr. J. D. Veegens in het Sociaal Week blad nagegaan. De schrijver betoogt, dat een bevesti gend antwoord passen zou op geen van beide vragen Zijn beschermende rechten onder alle omstandigheden onvoorwaardelijk te veroordeelen Zijn alle klachten van Nederlandsche industrieelen over de werking van wettelijke en reglementaire bepalingen ongegrond Enkele gevallen zijn er, waarin een tijdelijke be scherming der nijverheid op gronden, aan de ervaring ontleend, kan worden verdedigd. Den protectionisten is het echter niet om tijdelijke handhaving van be staande, maar om duurzame heffing van nieuwe of verhoogde invoerrechten te doen. Daartegenover wijst mr. V. er op, dat handel en scheepvaart de hoofd bronnen zijn van ons volksbestaan in de 19e gelijk in de 17e eeuw, toen de vrachtvaart van Europa meerendeels in onze handen was. Zij zullen het blijven, zoolang de wateren van den Rijn zich aan onze kusten met die der Noordzee zullen vereenigen. Daarom valt het moeielijk een plek der aarde te noemen, waar men zich zorgvuldiger dan in Nederland voor belemme ring van den vrijen invoer heeft te wachten. In onze overzeesche bezittingen is met de bescher ming, die daar vroeger verleend werd trouwens niet aan de koloniale, maar aan de Nederlandsche nijverheid ter wille van de bevolking dier gewesten gebroken. Terugkeer tot het oude stelsel is onmogelijk, al ware het alleen uit hoofde van den inhoud der tractaten, die onze verhouding tot andere mogendheden, met name Groot-Brittannië en de staten van het Duitsche tolverbond, regelen. Wel behooren echter uit onze wetten en algemeene maatregelen van bestuur zoodanige bepalingen te worden verwijderd, als feitelijk mochten strekken om de buitenlandsche nijverheid boven de binnenlandsche te begunstigen. Waar industrieelen kunnen aantoonen, dat zij in dezen zin verongelijkt worden, zijn zij vol komen in hun recht, wanneer zij op verandering van de geldende wetgeving of van haar toepassing aan dringen. Alleen behoorde juist het bestaan van der gelijke bepalingen, die waarlijk niet aan boos opzet, maar alleen aan onbekendheid met de behoeften der nijverheid te wijten zijn, de nijveren te waarschuwen voor een stelsel, dat bij het staatsbestuur een alziend oog voor alle bijzonderheden van den nationalen arbeid zou veronderstellen. Van eenigszins anderen aard is de gedurig terug- keerende klacht over de vele ontduikingen van een deel der verschuldigde invoerrechten, door te lage aangifte van de waarde der goederen. Het recht van benadering der ambtenaren, hetwelk hieraan paal en perk moet stellen, is gebrekkig geregeld. De regeering is dan ook sedert geruime'n tijd bedacht op maat regelen om de heffing der invoerrechten beter te ver zekeren. Gaan alzoo de bijzondere wenschen van den nijvere, die ook in een laag invoerrecht een steun voor zijn bedrijf ziet, soms met het algemeen belang tot zekere hoogte samen, in geval worde uit het oog verloren, dat de invoerrechten uitsluitend moeten dienen om aan het rijk inkomsten te verschaffen. Belastingen zijn alleen zoover goed te keuren, als zij vereischt worden om de staatsbegrooting in evenwicht te houden. Konden de invoerrechten tot dat einde gemist worden, zoo ware het een daad van goed beleid, deze belasting uit de rij der middelen te verwijderen. Afschaffing van alle of van de meeste invoerrechten zou voor het Nederlandsche volk een wezenlijke weldaad zijn. Hetgeen onze nijverheid behoeft, is allerminst be lemmering, maar integendeel de grootst mogelijke vrijheid van invoer, zooveel doenlijk gepaard met afschaffing of vermindering van belastingen op eerste levensbehoeften, die immers rechtstreeks of middellijk als haar grondstoffen te beschouwen zijn. Een waarlijk nationale handels-staatkunde zal zich onafgebroken in deze richting moeten bewegen en geen gelegenheid mogen verzuimen, om een stap nader tot het doel te komen. Ten slotte onderzoekt mr. V. hoe de staat behoort te handelen, waar hij niet als belastingheffer optreedt, maar langs den weg van openbare aanbesteding in eigen behoeften moet voorzien. Zal buitenlandsche mededinging daarbij worden toegelaten dan wel uit gesloten; of verdient een middelweg aanbeveling? In vele gevallen is buitenlandsche mededinging het meest doeltreffend middel om te verhinderen, dat kwade praktijken het rijk op aanzienlijke sommen te staan komen. Aan den anderen kant is ook tegen volkomen gelijkstelling van Nederlanders en vreemdelingen bij aanbestedingen vrij wat in te brengen. Kan de arbeid, ter voorziening in de behoeften van den staat vereischt, hier te lande nagenoeg voor dezelfde belooning ver richt worden als in het buitenland, zoo is het eerste zeker verkieslijk. Tegen eenige bevoorrechting van Nederlandsche gegadigden bij aanbestedingen van rijkswege schijnt dan ook geen overwegend bezwaar te bestaan. Echter alleen onder twee voorwaarden. Yooreest behoort van den begunstigden Nederlander te worden gevorderd, dat hij den vereischten arbeid werkelijk zooveel moge lijk in Nederland doe verrichten, en niet slechts hier te lande de laatste hand doe leggen aan fabrikaten, in het buitenland grootendeels afgewerkt. In de tweede plaats mag het voordeel, dat aan Nederlanders wordt toegekend, niet te groot zijn. opdat de lust om mede te dingen aan buitenlandsche gegadigden niet verga. Voor dit nadeelig gevolg behoeft echter geen vrees te bestaan, zoo in de bestekken de bepaling wordt op genomen, dat een vreemdeling dan alleen als laagste inschrijver wordt aangemerkt, wanneer zijn aanbod enkele percenten beneden de laagste inschrijving van een Nederlander blijft. Hoe groot dat percentage wezen moet, hangt van verschillende omstandigheden af. Dit kan echter gezegd worden, dat een dergelijke regeling, met beleid en kennis van zaken toegepast, de nationale nijverheid zou bevorderen, zonder het algemeen belang te benadeelen. Utr. Dagbl. Het Vad., dat eerst de kritiek op het programma van de Haagsche heeren, die oprichters willen zijn van een nationale partij, had willen terughouden tot eene nadere toelichting door de ontwerpers van hunne denkbeelden, komt daarvan, op verzoek van de heeren zelve, terug. De hoofdbedenkingen van het blad komen hierop neer »Het programma van buitenlandsche staatkunde laten wij rustenmet de hoofdbeginselen zal een ieder zich kunnen vereenigen. Wat het buitenlandsch programma betreft, is het onze ernstige grief, dat het verzuimt partij te kiezen in het brandend vraagstuk van de hervorming van ons belastingwezen. De algemeene phrase, dat men landbouw, nijverheid, handel en scheepvaart wil be vorderen en opheffen al wat aan ontwikkeling daarvan in den weg staat, zegt niets en laat ruimte aan allerlei stelsels, terwijl over hervorming onzer directe belastingen en ontlasting der arbeidende bevolking wordt gezwegen. Of moet dit laatste vervat zijn in de maatregelen om de maatschappelijke nooden der arbeidende klassen te lenigen? Dan mocht dit wel duidelijker worden gezegd. Voorts zou zeer dringend nadere toelichting eischen het denkbeeld, door de ontwerpers aangegeven, om de onderwijsquaestie tot oplossing te brengen. Het plan om de uitvoering der onderwijswet over te brengen bij de Provinciale Staten, munt zeker het allermeest door nieuwheid uit, maar juist daarom zal een ieder, ook al gevoelt hij, dat het denkbeeld overweging kan verdienen, huiverig zijn daarop in te gaan, alvorens hij nader weet, wat eigenlijk is bedoeld. Eindelijk trekt het de aandacht, dat terwijl op de meeste punten slechts zeer algemeene stellingen worden verkondigd, alleen op 't gebied onzer legerinrichting zeer besliste denkbeelden worden op den voorgrond gesteld, denkbeelden die wij op zich zelf toejuichen. Wat het koloniale programma betreft, ook dit heeft wegens zijn algemeenheid weinig waarde. Wie wil bestaande moeilijkheden niet opheffen, rechtmatige grieven niet wegnemenMaar alvorens men daarvoor een herziening van het Regeerings-reglement, en nog al een spoedige herziening, op het programma zet, diende men toch voor 't minst aan te duiden, in welke richting die herziening behoort te geschieden." Het Vad. koestert sympathie voor het streven der zes heeren en waardeert hun vaderlandslievende be doelingen, maar het vreest, dat hun streven op te leurstelling zal uitloopen, als zij niet klaar en bondig zeggen, welke richting zij willen inslaan bij de groote vraagstukken, die aan de orde zullen komen. Door den president en den procureur-generaal van het gerechtshof moet aan den minister van justitie in ernstige overweging zyn gegeven om twee perceelen naast het paleis van justitie door het rijk te doen aankoopen en die perceelen in te richten tot zittings- localen voor appèlzaken. Daardoor zou de rechtbank over meerdere localen kunnen beschikken en de nood wendige uitbreiding en verbetering van het rechts- gebouw gevonden kunnen worden. Dr. Holwerda bespreekt in de Nederl. Spectator den ongunstigen uitslag van de examens ter verkrijging van de acte middelbaar onderwijs, vooral in de ge schiedenis. Van de 40 examinandi, die in dit jaar zich aan het examen onderwierpen, slaagden er slechts vijf. Toch ontbrak het hun niet aan ijverintegendeel, de heer Holwerda erkent zelf, dat zij dikwijls hunne gezondheid in de waagschaal brengen om aan de eischen te kunnen voldoen. Maar 't is de methode van voorbereiding, die niet deugt. Men leert boeken nagenoeg van buiten, het eene boek na het andere wordt verslonden door hen, die zich voor het examen gereed maken, maar de meesten nemen de geschiedenis niet in zich op. Zij moeten veel weten, omdat er op de examens veel gevraagd wordt, en onmogelijk vooraf kan worden gegist welke vragen hun zullen worden voorgelegd. De heer Holwerda wenscht nu eene andere methode van voorbereidinghij wil naar eene onzer hoogescholen de wetenschappelijke acte-examens overbrengen. Een voorbereidend eenvoudig examen, tot toelating waarvan de schrijver de eischen stelt, zou moeten voorafgaan en dan twee jaar de colleges moeten worden gevolgd of, zoo men daartoe geen gelegenheid heeft, zou men met de professoren een programma van studie kunnen opmaken. In tegenwoordigheid van den gezant van Frankrijk aan ons hof en van den Franschen consul te Am sterdam is Vrijdag middag in »Krasnapolsky" eene vergadering gehouden van voorloopig toegetreden deelnemers aan de Parijsche tentoonstelling van '1889. Berekend naar de basis van de Antwerpsche tentoon stelling, zullen de exposanten hebben te rekenen op eene uitgave voor inrichting der tentoonstellingsruimte, bewaking en schoonhouden, van 90,000 a 100,000 francs, welke pondspondsgewijze zullen worden om- Besloten werd tot oprichting van eene vereeniging, die zich ten doel stelt, de deelneming aan de wereld-

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1888 | | pagina 1