inschrijvingen beneden ie f 31 Deze komen ten goede aan de instelling, bovendien hoeft deze ook bezittingen; kennelijk is het eene instelling met een liefdadig oogmerk in het leven geroepeneene instelling die soep uitdeelt en dus ondersteunt of bedeelt. De heer Fokker, zijne stem motiverende, verklaart tegen het voorstel der Commissie te zijn. Hij meent, dat men het karakter der instelling ter zijde kan stellen. De kieswet zegt, dat van de kiezerslijsten moeten worden geschrapt al de personen die van eene Instelling van Weldadigheid onderstand hebben genoten, en daar de Soepcommissie nu zelve zegt, dat zij geen onderstand verleent, behoeft de de Raad geen verdere onderscheiding te maken. De heer van Manen zegt, de minderheid der Commissie uit te maken en zich van stemming te zullen onthouden. Om te beoordeelen of de Commissie voor soepuitdeeling eene Instelling van Weldadigheid is, zou hij meer van die instelling moeten wetenthans ontbreken hem de gegevens om dit te beoordeelen. De Voorzitter herhaalt, dat het niet de vraag is of de Soepcommissie eene Instelling van Weldadigheid is, maar of de personen door haar zijn ondersteund en dit ontkent de Soepcommissie zelf, zooals de heer Fokker teregt aanmerkt. De vergelijking van den heer Boeije van deze Commissie met de »Dorcas" is z. i. niet juist. Bij de sDorcas" kan men iemand aanbevelen om kleedingstukken te verkrijgen; bij de Soepcommissie wijst men iemand aan om soep te ontvangen en de Commissie kan zich daaraan niet onttrekken. De heer Boeije hecht er niet zooveel gewigt aan om de opgegeven personen van de kiezerslijsten te schrappen, doch keurt eene dergelijke oplossing van de kwestie af. Ondanks hetgeen de Soepcommissie bij een later schrijven heeft aangevoerd, blijft hij bij zijn gevoelen, dat de opge nomen personenzij het dan ook indirect, bedeeld worden. De Voorzitter meent, dat van geen der opgegeven per sonen gebleken is, dat zij van de instelling onderstand hebben genotenen de Soepcommissie zelve zegt het tegendeel. De heer Moolenburgh wenscht ook niet uit te maken of de Soepcommissie werkelijk eene Instelling van Weldadig heid is en aan haar schrijven, dat zij niet bedeelt, hecht hij uit het oogpunt van den Raad niet zooveel gewigt. Wat bij Spr. meer weegt, is, dat zij steeds is beschouwd als eene Instelling van Weldadigheid, hoewel zij misschien meer is eene instelling tot voorkoming van armoede en als zoodanig zou kunnen verzoeken te worden geschrapt van de lijst der Instellingen van Weldadigheid. Thans echter komt zij op de lijst dier laatstgenoemde instellingen voor en geeft zij bedeeling met soep en daarom zou hij de door haar opgegeven personen van de kiezerslijsten wenschen te schrappen. De heer S. J. Ochtman zegt, dat het hem uit de mede- deeling van twee Commissarissen der Soepcommissie bekend isdat het geval is voorgekomen dat iemand zijn eigen soepkaartje betaalde en dus zijn eigen bedeeling. In zijne betrekking van Diaken of Regent van het Burgerlijk Armbestuur is het hem nooit voorgekomen dat iemand de kosten van zijn eigen bedeeling bestreedt en daarom wenscht hij op dit eigenaardig verschil te wijzen. De heer Moolenburgh zegt, dat de heer Ochtman het wel niet onmogelijk zal achten dat iemand bij de Diaconie een zekere som stort om zich voortaan te doen verplegen in dat geval heeft hij ook betaaldmaar wordt dan toch van de Diaconie bedeeld. De Voorzitter meent, dat de vergelijking van den keer Moolenburgh niet opgaat, maar dat het voorbeeld van den heer Ochtman juist is, evenals het door hem aangevoerde. De beraadslagingen worden daarna gesloten. Met'O tegen 3 stemmen wordt het voorstel der Commissie oin de door de Soepcommissie opgegeven personen van de kiezerslijsten te schrappen, Verworpen. Yóór stemden de heeren Moolenburgh, Boeije en Six. De heer van Manen hield zich buiten stemming. Zonder hoofdelijke stemming wordt aangenomen, het voorstel der Commissie, om het besluit waarbij de personen van de kiezerslijsten worden geschrapt, aan de geschrapten te doen beteekenen. De Voorzitter stelt namens Burgem. en Weth. voor, aan den heer R. D. Nauta, in beschikking op het door hem ingediend verzoek, wegens zijne benoeming tot leeraar aan de Rijks Hoogere Burgerschool te Heerenveen, eervol ontslag te verleenen als leeraar in de Engelsche taal en Letterkunde aan de Hoogere Burgerschool, met ingang van den 20 February e.k. Aldus besloten. De Voorzitter schorst de openbare vergadering, die in eene zitting met gesloten deuren overgaat. De openbare vergadering heropend zijnde, wordt met algemeene stemmen vastgesteld het tweede suppletoir kohier van den hoofdelijken omslag voor 1887 op een bedrag van f 40,36. Komt ter tafel, de aanbevelingslijst van Burgem. en Weth. ter benoeming van een leeraar in de Engelsche taal en Letterkunde aan de Hoogere Burgerschoolwaarop zijn geplaatst de heeren: 1°. B. D. Best, 2°. J. C. G. Grasó, 3°. N. van Milligen, allen te Amsterdam. Besloten zijnde tot de benoeming over te gaanworden uitgebragt 7'Stemmen op den heer Best en 3 op den heer Grasé, zoodat de heer Best is benoemd. Op voorstel van Burgem. en Weth. wordt door den Raad besloten •1°. af- en over te schrijven op de begrooting der gemeente voor 1887 van H. X, Art. '1 (Onv. Uitg.) op: a. H. VII, Afd. II, Art. 1 (Jaarwedden van het onder wijzend personeel Midd. Ond.) f 100; b. IT. I, Afd. II, Art. 8 (Zegelkosten van gemeente- registers en stukken) f 21,17*; c. H. VI, Afd. II, Art. 2 (Verplegingskosten van krankzinnigen en geneeskundige gestichten) f 226,18; d. H. II, Afd. I, Art. 2 (Ontvangloon van den Ambtenaar belast met de heffing der havengelden) f 25,07 2°. in beschikking op daartoe ingediende verzoekschriften afschrijving van hoofdelijken omslag over 1887 te verleenen aan de elders wonende erfgenamen van M. Slagboom, wed. C. van den Hoek, en A. van Stappen, wed. F. II Hollander, respectivelijk tot een bedrag van f 3,1 T' en f 2,135. De Voorzitter deelt mede 1°. dat volgens de van den Gemeentebouwmeester ontvangen staten de opbrengst in 1887 is geweest van: zelkasch f 3250, schorgrond en schorzoden f 414,30, leem f 34,965, graszoden en korenaarde f 35,20, gebruik van gemeentegrond f 121,025, weekmarktgelden f 122,225 en van marktgelden buiten de gewone weekmarkten f 1,75. Voor kennisgeving aangenomen; 2°. dat is ingekomen een specifieke opgaaf van den Gemeente-Ontvanger, waaruit blijkt, dat in '1887 is ont vangen aan vergunningsregten wegens den verkoop van sterken drank in het klein f 1595. Ter vise voor de leden gelegd 3°. dat op den 3 dezer in het openbaar is aanbesteed het vernieuwen van de bovendekken der brug buiten de Zuidhavenpoortdat daarvoor de minste inschrijver is ge weest W. Bartels voor f 1249, aan wien het werk is gegund. Voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter herinnert, dat in de vorige vergadering de stemmen hebben gestaakt over zijn voorstel, om vier hoornen op het terrein bij den heer Bevelander aan het Sas, ter roeijing te verkoopen en dat hij met wijziging daarvan thans voorstelt al de daar aanwezige boomen te verkoopen. Ha nog eenige toelichting en nadat de heer Boeije zich had verklaard tegen het roeijen van boomen op dat terrein wordt het voorstel aangenomen met 6 stemmen tegen 4, die van de heeren Boeije, van Manen, Fokker en Houwer. Daarna wordt zonder hoofdelijke stemming op voorstel van den Voorzitter nog beslotentot het verkoopen van twee half doode boomen buiten de Nobelpoort. Namens de daartoe benoemde Commission wordt verslag uitgebragt: 1°. door den heer de Looze, omtrent de begrooting van het Burger-Weeshuis voor 1888, strekkende tot goed keuring dier begrooting, zooals zij is ingediend, in ontvang en uitgaaf op f 9000. Dienovereenkomstig wordt besloten; 2°. door den heer W. A. Ochtman omtrent de ont worpen instructie voor den marktmeester. Ter visie gelegd voor de leden om later te worden behandeld. Het suppletoir kohier der belasting op de honden voor 1887, wordt vastgesteld op een bedrag van f 53,50. Tot leden van het Stembureau voor de aanstaande verkiezing voor één lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, worden benoemd de heeren Zuurdeeg en de Looze; zullende de overige raadsleden zoo noodig als plaatsvervangers optreden. De Voorzitter brengt nog ter tafeleen adres van de Maatschappij voor Oesterteelt te Zierikzeete kennen gevende, dat het in het belang harer exploitatie noodzakelijk is om weldra te weten, of er gerekend mag worden op eene voortzetting van de pacht der buitengronden dezer gemeente, eindigende 30 April 1889 en dat zij verzoekt daaromtrent 's Raads gevoelen te vernemenzoo mogelijk met opgaaf der aan eene vernieuwing van pacht verbonden voorwaarden. Gesteld in handen van Burgem. en Weth. om den Raad daaromtrent voor te lichten. De Voorzitter geeft nog kennis, dat Burgem. en Weth. in de volgende vergadering een voorstel zullen doen omtrent de effening van het zeiketerrein en sluit vervolgens na omvraag de vergadering. Snelpersdrukkerij van H. LAKENMAN te Zierikzee.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1888 | | pagina 6