Burgerlijke Stand te Zierikzee.
ADVERTENTIEN.
Maatschappij tot Bevordering der
Toonkunst.
Afdeeling ZIERIKZEE.
UITVOERING
ZANCVEREEIMICINC,
De Algemeene Siepetitie
20,000,000 tot verlichting der schoollasten van de
gemeenten. Alle uitgaven voor 1888/89 bedragen
1,410,000,000 mark, zijnde 81,000,000 meer dan
in het vorige jaar. Eigenlijk zijn de uitgaven ver
meerderd met 121,000,000 mark, want de leening
van 40,000,000, die up de vorige begrooting stond,
wordt nu door het overschot overbodig.
De National Zeitung beweert, dat de regeering
te Berlijn zich den toorn der Hongaarsche Russen
haters op den hals heeft gehaald, omdat zij onderscheid
heeft gemaakt tusschen Oostenrijks speciale belangen
in liet Oosten, en die, welke aan Duitschland en
Oostenrijk gemeen zijn. De vernietiging van Rnslands
invloed in Bulgarije kan nooit het gemeenschappelijk
doel der beide regeeringen zijn; Duitschland althans
heeft niet de minste reden om voor zulk een on
beduidend resultaat een oorlog te wagen met Rusland,
die hoogstwaarschijnlijk tot een oorlog met Frankrijk
zou leiden. De schrijver in de National Zeitung zou
de kans van een conflict met Rusland desnoods willen
wagen, als het bewezen was, dat het bezit van het
Balkan-Schiereiland voor Oostenrijk noodzakelijk of
zelfs maar wenschelijk was. Maar het is duidelijk,
dat Oostenrijk, door zich uit te breiden over Bulgarije,
over Rumelië, over Macedonië, over de geheele streek
rondom Konstantinopel, het aantal zijner Slavische
cliënten met vele millioenen zou vermeerderen. Wanneer
het daar autonome staten in het leven roept, schept
het voor zichzelf een gevaar; wanneer het die landen
annexeert, drijft het hen in de armen van Rusland.
En daarom zou het beter zijn, als elk der in de
eerste plaats bij de Balkan-quaestie betrokken mogend
heden hare «Interessenphare" behoorlijk begrensde.
De Duitsch-Oostenrijkstë alliantie mag zich niet leenen
als werktuig voor de chauvinisten te Pest. In overeen
stemming hiermede verklaart de Kölnische Zeitung,
dat Ruslands »in schietkatoen gepakte vredelievende
verzekeringen" ook voor gewone stervelingen hebben
duidelijk gemaakt, wat door denkende politici nooit
betwijfeld is, dat namelijk de ontwikkeling der toe
standen op het Balkan-Schiereiland, waarover men
zich uit een menschelijk oogpunt slechts verheugen
kan, feitelijk een gevaar is voor den vrede en uit
dat oogpunt moet worden betreurd.
Italië.
De verhouding tusschen Italië en Frankrijk wordt
er bij den dag niet gunstiger op. In de eerste plaats
kunnen zij het niet eens worden over het handels
verdrag, dat hernieuwd moet worden en waarover de
onderhandelingen reeds lang in gang zijn. Intusschen
heeft zich eene nieuwe quaestie opgedaan. De vrede
rechter te Florence is, in de meening dat hij er toe
gerechtigd was, omdat zijn hulp was ingeroepen, met
geweld het Fransche consulaat binnengedrongen,
waardoor hij de rechten van den consul geschonden
zou hebben. Over dit incident zijn reeds tal van
diplomatieke stukken gewisseld en zeker zou het zaakje
reeds lang uit de wereld z\jn, ware het niet door
den Italiaanschen minister-president zoo uit de hoogte
behandeld. Natuurlijk begint de Fransche regeering
wederkeerig op dezelfde wijze op te treden en eischt
zij dientengevolge voldoening. Het is derhalve moelelijk
te zeggen hoe deze zaak zal eindigen.
De Italiaansche minister-president Crispi is over
't geheel niet gelukkig.
Behalve deze zaak, heeft hij ook de quaestie met
den burgemeester van Rome verkeerd aangepakt.
Zooals men weet, werd deze ontslagen, omdat hij
namens de stad den paus bij gelegenheid van zijn
jubileum gecomplimenteerd had. Wanneer de burge
meester hieraan een misstap begaan had, had een
berisping voldoende geweest. Het was niet noodig de
zaak zoover te trekken en door het bewerken van
het ontslag van den burgemeester heeft Crispi zich
vele vijanden gemaakt, die natuurlijk zijn optreden
naar aanleiding van het incident te Florence ook laken.
Onlangs heeft de Paus eenige Iersche bisschoppen
en priesters ontvangèn, die hij, na hunne mede-
deelingen omtrent Ierland te hebben aangehoord,
vermaande om al hun invloed aan te wenden, ten
einde in hun land de rust en den eerbied voor de
wet te herstellen, opmerkende dat zij door geweld
nimmer tot de vervulling hunner wenschen zouden
geraken.
Engeland.
Lord Charles W. D. Beresford, jongste lord der
admiraliteit, heeft, wegens verschil met den eersten
lord der admiraliteit (minister van marine), zijn ontslag
genomen. Reeds vroeger werd bekend, dat hij groote
verbeteringen in de Britsche marine noodig acht en
bezuinigingen in het beheer.
Gemeiigd Buitenlaiidscli Nieuws.
Een Parijsch arts, dr. Luys, heeft een nieuwe
hypnotische ontdekking gedaan, waarover hij in de
geleerde »Société de Biologe" een voordracht gehouden
heeft.
Hij zou nl. opgemerkt hebben, dat gouden, zilveren
en koperen munten op hypnotische personen, zelfs op
eenigen afstand, eene werking uitoefenen. Doordat hij
een 20-francsstuk op een afstand bracht van 4—6 c. M.
van den bedoelden persoon, bemerkte hij dat de gelaats
spieren samentrokken, de neusgaten zich verwijdden,
de wenkbrauwen in de hoogte getrokken werden enz.
Naar hij verder mededeelt, kon hij met hetzelfde geld
stuk die spieren in beweging brengen, welke bij dieren
de ooren bewegen. Dr. Luys meent ook dat deze ver
schijnselen van groot belang zijn voor de verklaring
van de door hem en anderen veronderstelde werking
van geneesmiddelen op eenigen afstand. De metalen
werken nl. als magneten en de veronderstelling, dat
andere stoffen door een dergelijke werking ook op het
lichaam zouden inwerken, ware dan zeer natuurlijk.
Vreemd is het echter in elk geval, dat kwikzilver in
een glazen buisje, gebracht in de nabijheid van een
hypnotisch persoon, niet de minste magnetische werking
bleek uit te oefenen en dat slechts goud, zilver en
koper, en jdan alleen in den vorm van een geldstuk,
eenigen invloed bleek te hebben. Of zou wellicht juist
hierin de verklaring van zijne proefnemingen te zoeken
zijn Wanneer men bedenkt welk een aantrekkingskracht
het geld uitoefent op lieden in wakende toestand, dan
klinkt de zaak in 't geheel niet onwaarschijnlijk.
Een melkrondbrenger te Buffalo draagt aan zijn
horloge eene munt van nikkel, die hij ongeveer een
jaar geleden, toen het geldstuk verguld was, als een
stuk van vijf dollars van een klant ontving, wien hij
het terugbracht, doch die weigerde het terug te nemen
of het ontbrekende geld uit te betalen. Hij hing het
geldstuk nu aan zijn horlogeketting en ging voort
met de klant te bedienen, doch voegde er steeds een
vierde liter water bij. Elke week neemt hij van
de vrouw het verschuldigde geld in ontvangst, en
zoodra hij daardoor zooveel heeft gewonnen als hem
indertijd te kort werd gedaan, zal hij weer zuivere
melk gaan leveren. De vrouw weet, dat zij gewasschen
melk krijgt, maar zoodra zij zich hierover beklaagt,
antwoordt de melkhandelaar, terwijl hij op de munt
wijst: Mijn melk is even zuiver als uw goud."
Eenigen tijd geleden overleed te Valréas (Frankrijk)
een welgesteld man, Henri Meynard genaamd, die in
de geheele provincie als een zonderling bekend stond
en die na zijn dood een merkwaardig testament naliet.
Het stuk, dat door de bloedverwanten voor de recht
bank werd gebracht en door hen niet wordt erkend,
is van den volgenden inhoud.' ȟaar er tegenwoordig
nog maar weinig personen in. leven zijn, die mij
waarlijk toegenegen zijn; da^r, tengevolge hiervan de
herinnering aan mij nog slechts korten tijd zal duren
daar ik met veel moeite en na veel inspanning eindelijk
een vermogend man geworden ben, komt het mij
volkomen gerechtvaardigd voor, dat ik een gedeelte
van mijn kapitaal gebruik tot het doel, om mijn
laatste rustplaats een waardig aanzien te geven en
die voor de toekomst te verzekeren. Hiertoe maak ik
de volgende laatste wilsbeschikkingenIk vermaak
aan mijn stoffelijk overschot mijn buitengoed, gelegen
in de nabijheid van Valréas. Ik wensch dat alles op
dit goed in denzelfden toestand blijve als waarin het
zich tegenwoordig bevindt; alle huisdieren, al het vee
en 't gevogelte moeten tot aan hun dood goed ver
pleegd worden. In de groote middenzaal van het woon
huis moet een steenen graftombe worden opgericht,
waarin mijn lijk moet worden bijgezet. Tot de instand
houding van het buitengoed, dat in geen geval ver
kocht mag worden, moet de testaments-voltrekker uit
hetgeen ik verder nog bezit, een eeuwige jaarlijksche
rente trekken van twintigduizend francs". In denzelfden
geest zijn ook de kleinere onderdeelen van het
testament. Het hierboven genoemde buitengoed, dat
een zeer groote uitgestrektheid bezit en waarbij
groote bosschen behooren, is dus in 't vervolg een
aanhangsel van Meynard's graf. De rechtbank, aan
welke het zonderlinge testament werd voorgelegd,
heeft het voor ongeldig verklaard.
De volgende korte, aardige geschiedenis wordt van
Henri Rochefort medegedeeld. De bekende geestige
auteur had in zijne jeugd met een zijner vrienden
eene vaudeville geschreven, die volslagen fiasco maakte.
»Dat is eene kuiperij!" riep Rochefort uit. «Onge
twijfeld! klaagde zijn medearbeider. «Maar we zullen
de schuldigen wel uitvinden." «Ja, zeker!" Een
jaar daarna ontmoette Rochefort zijn mede-arbeider
op straat en sprak hem aan met de woorden: «Nu
weet ik waarom ons stuk viel." «Waarom dan?"
«Een streek van mej. N., die zich wreken wilde,
omdat wij haar de hoofdrol niet gegeven hadden."
«Dacht ik het niet!" zeicle de ander. En weet' ging
er een jaar voorbij, en nog eens ontmoetten de collega's
elkander. «Ik heb mij indertijd vergist", zeide Rochefort."
«Het was mejuffrouw N. niet. We. hebben aan onze
politieke tegenstanders de mislukking van het stuk te
danken." «Ik heb altijd wel zoo iets vermoed!"
zei de ander. En zoo zochten en vonden de beide schrijvers
steeds nieuwe verklaringen voor de reden waarom hun
stuk uitgefloten was, totdat eindelijk, na zeven jaren,
Henri Rochefort zijn mede-arbeider kon toeroepen:
«Nu weet ik het pas zeker, waarom wij fiasco maakten.
Dinsdag is het mij zoo klaar geworden als de dag."
«En waaraan lag het dan?" «We hadden een
slecht stuk geschreven."
Zigeunerstreken. Nabij een Duitsch dorp werd laat
in den avond aan het huis van een molenaar geklopt,
die met zijn huisgezin en twee knechts eenzaam op
het vrije veld naast den windmolen woonde. Buiten
stond een bende Zigeuners, ongeveer dertig personen
sterk, die met de radde tong, welke dit geheele volkje
eigen is en onder schrikkelijk gejammer, verzocht voor
een nacht te worden opgenomen, daar de grootmoeder
der bende ziek was geworden. De molenaar werd ge
roerd door de gedachte, dat de oude vrouw op den
publieken weg zou sterven, maar hij bedacht ook hoe
gevaarlijk het voor hem en de zijnen kon worden, als
hij het verzoek der Zigeuners afsloeg, daar deze zich
in dit geval door brandstichting, diefstal en andere
gewelddadigheden zouden wreken. Hij gaf hun daarom
toestemming dien nacht in den stal een onderkomen
te zoeken en zij bedankten hem met een verbazenden
stortvloed van woorden en bedelden nog om eenige
levensmiddelen; daarop begaven de Zigeuners zich ter
rust, dat wil zeggen: men hoorde nog uren lang in
hun kwartier gehuil, geschreeuw, vechterij, gekraak
en gekwaak en lang voor de dag aanbrak werd de
molenaar reeds weder wakker geklopt. De Zigeuners
verklaarden hem onder vreeselijk gehuil en geschreeuw,
dat hun oude grootmoeder gedurende dien nacht ge
storven was en dat men dringend een zak noodig had
om haar daarin te begraven. De molenaar kon dit
verzoek niet goed afslaan en leverde de treurende
bende niet alleen een zak om het lijk in te doen,
maar reed de overledene ook op zijn eigen wagen naar
het woud, waar men haai' wilde begraven. Toen daar
echter de teraardebestelling plaats zou hebben, hieven
de Zigeuners een zoo ontzettend gehuil aan, dat de
molenaar, door bijgeloovige vrees aangegrepen, ijlings
naar huis terugreed. Toen hij weg was, maakten da
Zigeuners den zak open en haalden daaruit niet hun
grootmoeder.maar het vetste zwijn van den molenaar,
dat zij 's nachts den hals hadden afgesneden en op
zoo origineele wijze door den eigenaar zelf uit het
huis hadden laten brengen.
Van 13—20 Jan. 1888.
Geboren:
Een zoon van D. Vingerhoed en A. Kommer.
C. Verhage en P. Beukelaar.
dochter K. Hillebergt en M. E. Douw.
zoon C. Heijboer en H. Quist.
dochter J. S. Vooren en J A. de Mooij.
A. C. de Mooij en Z. C. Hertstein.
Overleden:
J. van der Jagt, 17 j., ongeh. d.
C. Vlijberge, 53 j., vrouw van J. J. de Weerd.
D. Haringx, 80 jM vveduwn.
Ph. Waller, 21 j., ongeh. z.
op WOENSDAG as JANUARI 1888,
des avonds te 8 ure,
met welwillende medewerking der
Directeur de Heer D. H. EZERMAN.
De IiEDENT der Maatschappij hebben toegang
met ééne Dame. lameskaarten (ook voor
jongelieden tot 1© jaar) zijn a f ©,99%
te verkrijgen bij de Boekhandelaren LAKENMAN en
DE MOOIJ en des avonds aan het Bureau.
op Dinsdagavond, JM Januari, is toegankelijk
voor de JLEDENT der Afdeeling.
Tot het verkrijgen van het lidmaatschap der
Maatschappijgelieve men zich te wenden tot den
Secretaris der Afdeeling
9E. NULOtK HOUWER.