ZIIRIKZIËSCHE COURANT.
voor het arrondis- sement Zierikzee.
1889. No. 5. Zaterdag 19 Januari.
92ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
Binnenland.
Deze Courant verschijnt DINSDAG- en VRIJDAG-AVOND
uitgezonderd op FEESTDAGEN.
Prijs per drie maanden f 1,-. Franco per post f 1,-.
Afzonderlijke nommers 5 Cent, met Bijblad 10 Cent.
PRIJS DER AD VERTENTIEN:
Per gewone regel 10 Cent. Huwelijks-, Geboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 Cent.
Dienstaanbiedingen van '1-5 regels, mits contant betaald, 25 Ct
Ule stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKEIilIU'.
ZIE RIK ZEE, 18 Januari 188 9.
Naar aan het Sociaal Weekblad wordt gemeld, is
onlangs aan de oliefabriek te Delft, onder directie
van de heeren van Marken en Tutein Nolthenius, de
betrekking van persbaas op ongewone wijze vervuld.
De directie maakte een lijst op van zes candidaten, die
naar haar oordeel, op grond van geschiktheid in ver
band met anciënniteit, ongeveer gelijke aanspraken
konden doen gelden. En daarop werd het personeel
der werkplaats opgeroepen, om uit dit zestal bij
meerderheid van stemmen een keuze te doen.
De redactie voegt aan deze mededeeling het vol
gende toe
»In een groote industrieele onderneming bekleeden
de bazen een eigenaardige plaats. Zij spelen er een
belangrijke, toch tevens zeer moeielijke rol. Zij hebben
het gezag hoog te houden, maar behooren tegelijk
het vertrouwen te bezitten van hun ondergeschikten.
De belangen van den werkgever hebben zij evenzeer
te behartigen als die der arbeiders. Vaak zijn zij de
wrijfpaal van den eerste, vaker wellicht worden zij
door de laatsten verdacht van willekeur.
»Als zonder schade voor den gang van zaken deze
verdenking kan worden bestreden, door den werk
lieden zeiven invloed te gunnen op de aanstelling van
den man, onder wien zij te arbeiden hebben, zullen
alle partijen er wel bij varen."
Aan het verslag, dat de Nederlandsche Sport bevat
van de internationale hardrijderij op schaatsen om het
meesterschap van de werelddoor de Amsterdamsche
Sportclub uitgeschreven op 8, 9 en 10 Januari, ont-
leenen wij nog eenige bijzonderheden betreffende de
deelnemers aan dien wedstrijd.
Mr. Jos. Donogheu, uitNevvburgh, Amerika, is een flink
gebouwd jongmensch, die de volgende maand eerst
zijn achttiende jaar bereikt. Jos. is eer klein dan
groot, rijdt op 46J/2 centim. lange schaatsen steeds
met een regelmatigen slag, gewoonlijk met de handen
op den rug. Hij reed in blauw tricot buis en korten
broek, het hoofd met een witten muts met kwast,
veel overeenkomst hebbende met een turfdragersmuts.
Hij is zeer stil van aard en schijnt, ten minste hier
in Holland, het spreekwoord te huldigenspreken is
zilver, maar zwijgen is goud.
Alexander von Panchin, uit St. Petersburg, is 27
jaar oud; van middelbare grootte, is hij evenwel
krachtig en lenig. Van beroep ingenieur, weet hij van
zijn drukke bezigheden nog genoeg tijd over te houden
om zich in 't schaatsenrijden te oefenen. Het vorige
jaar was hij niet minder dan 121 dagen op 't ijs.
De heer v. Panchin behoort in Rusland met Buchter
en Lebedeff tot de beste hardrijders. Hij heeft een
kranige borst met medailles, zoowel voor snel- als
schoonrijden. Zijn schaatsen zijn zeer sierlijk gevormd
en in zijn echte sportmanskleeding komt zijn elegante
lichaamsbouw zeer voordeeiig uit. Hij rijdt in den be
ginne met den mond open, doch neemt daarin later
een doek, zwaait met de armen en rijdt lang niet
zoo rustig als Donogheu. Over 't geheel maakt zijn
verschijning een aangenamen indruk.
L. Tebbutt, Engelschmari, grooter dan de beide
vorigen, en eveneens goed gespierd, woont in Duitsch-
Jand, neemt daar dikwijls deel aan wedstiijden en
krijgt dan het leeuwendeel in de overwinningen, rar.
C. C. Tebbutt is aan onze lezers van het vorige jaar
genoegzaam bekend.
W. Loveday, J. W. Loveday en G. Green, zijn
allen van eenzelfde taille, doch niet bijzonder gespierd.
Eerstgenoemde was Maandag 11. overwinner in een
Eng. Amateur Championschip de l1/2 mille afgelegd
hebbende in 5 m. 45s/s sec., terwijl J. W. Loveday
in dienzelfden arce tweede was in 5 m. 19 sec.
De Hollandsche kampioenen zijn alle goede bekenden.
Jurrjens, Pander, Couvée, Blommenstein enz., wie kent
hen niet! Allen, geen enkele uitgezonderd, komt lof
toe voor de wijze, waarop zij aan den Internationalen
strijd hebben deelgenomen.
Hoe flink hebben zij zich gehouden tegenover de
Friezen, die meenen dat het genoegzaam is luid te
verkondigen, »wij zijn de snelste rijders", maar als
het op toonen aankomt, te huis blijven!
Tegenover de buitenlanders hebben onze rijders zich
van zeer gunstige zijde laten zien en volkomen zijn
wij het met den heer Sacks, president van de National
Skating Association of America, eens, die beweert dat
het materiaal in ruime mate hier voorhanden is, doch
dat zij nog op drie zaken nauwlettend moeten acht
geven, n.l. op starten, bochten nemen en overleg in
't rijden, drie zaken die de moeite loonen, wanneer
men ze zich goed eigen maakt.
In de Haagsche sprokkelingen van het U. D. wordt
gewag gemaakt van de gevolgen, welke 's Konings
dood op het maatschappelijk leven zou uitoefenen.
Daatin leest men:
»Wie zich, en niet zonder reden waarlijk, bijzonder
bekommerd maakten, waren de directeur onzer opera
en zijne artisten, die door de dreigende gebeurtenis
direct in hun bestaan zouden worden getroffen. Want
in de voorwaarden, waarop een directeur het bespelen
van onzen stedelijken schouwburg aanneemt, staat uit
drukkelijk, dat hij zich zonder recht op schadeloosstel
ling zal hebben te onderwerpen aan sluiting op hoog
bevel, ten teeken van rouw, bij het overlijden van een
lid van het Koninklijk Huis. En niet alleen heeft
hij geen recht, maar ook geen uitzicht op schadevergoe
ding, zooals bij vorige gelegenheden is gebleken. In de
contracten der artisten is dan ook dezelfde opschortende
voorwaarde overgebracht, zoodat deze ook niet betaald
worden gedurende zulk een sluiting op hoog bevel en
dus geheel en al buiten verdiensten zijn, wat nog
erger is dan de winstderving van den directeur.
Weet men nu, dat na het overlijden van koningin
Sophia de sluiting drie weken heeft geduurd, dan is
het geen wonder, dat de vreemde zangers met niet
minder bekommering naar berichten van het Loo uit
zagen dan wij, Nederlanders, die onzen Oranjevorst in
gevaar wisten. Bij den directeur, een Limburger van
afkomst, zou zich nog nationaliteitsgevoel mengen in
zijn leedwezen, maar voor de Franschen en Belgen zou
het inderdaad een uiterst pijnlijke toestand zijn."
Een handelaar in Cognac te Amsterdam kreeg dezer
dagen uit den Haag een schrijven, waarin hem
verzocht werd, eenige monsters van zijn artikel te
willen zenden, daar men eene groote hoeveelheid
benoodigd had, en men hem dus, indien de monsters
naar genoegen waren, eene goede order geven zou.
Gelukkig kwam hem bijna gelijktijdig de waarschuwing
tegen de »flesschentrekkers" in de gedachte, die men zoo
dikwerf vermeldt vindt. De naam van den lastgever
nu kwam hem eenigszins verdacht voor, en de order,
die hem naar aanleiding van een zijner aanbiedingen
was toegezonden, was gesteld in bewoordingen, waaruit
men den man van zaken niet kon herkennen.
Hij besloot dien briefschrijver eens op de proef te
stellen, en zond daartoe aan het opgegeven adres een
paar fiescbjes met een gekleurd watertje, welke als
zoovele verschillende cognacsoorten gemerkt werden.
En, ja wel! reeds den volgenden dag kwam er eene
flinke bestelling van de cognacsooorten no. 1 en no. 2,
terwijl men verzocht, op primo Februari a.s. over liet
bedrag te disponeeren en verder geregeld bij volgende
bestellingen op den eersten der maandMen had zich
dus niet eens de moeite gegeven, de monsters te keuren,
maar blijkbaar, toen men deze zag aankomen, gedacht
dat de firma even gretig eene bestelling zou uitvoeren,
en daartoe de beide beste soorten genomen. Dat er
van de uitvoering niets kwam en de handelaar zelfs
niet eens nader naar die firma informeerde, laat zich
verklaren.
Door zijne goedbedachte «proefzending" werd hem
eene minder aangename verrassing op primo Februari
De Haagsche Ct. wil omtrent de vraag of eene
inrichting, die met de oude gilden overeenkomt, tegen
woordig wenschelijk en uitvoerbaar is, geen oordeel
vellen, waar de mannen van het vak verdeeld zijn
van gevoelen, al wil zij gaarne erkennen, dat de
regeling van het leerlingstelsel en van de proefstukken
veel aanlokkelijks heeft, als middel om de beunhazerij
van onbekwamen tegen te gaan, die zich zonder
voldoende kennis van het vak neerzetten, de nering
bedervende voor hunne concurrenten en het peil van
het vak nederdrukkende.
De sociale toestanden zijn zoodanig veranderd, dat
veel wat ook nu nog goed zou wezen in het algemeen
belang, niet meer kan worden toegepast. Zal men
eenigszins tot herleving van den vroegeren geregelden
toestand terugkeeren, dan moeten dus de mannen
van de nijverheid met die van het recht uitmaken,
op welke wijze thans iets van het gildewezen ware
te restaureeren.
Maar intusschen wil de H. Ct. toch iets opmerken,
nldat de gilden, ofschoon in het derde jaar
der «Bataafsche vrijheid" afgeschaft, toch nu wettelijk
nog bestaan of moesten bestaan althans. Er is nl.
eene wettelijke regeling, en wel een zeer breedvoerige,
in het leven geroepen door koning Lodewijk Napoleon
in '1808; en deze is nooit uitdrukkelijk afgeschaft,
zoodat zij rechtens nog bestaat. De H. Ct. haalt dit
feit aan uit eene rede, op 4 Maart 1872 door den
toenmaligen Haagschen afgevaardigde mr. W. Wintgens
in de Tweede Kamer gehouden. Die in het vergeetboek
gekomen wet verdient, meent de H. Ctdaarom de
aandacht, omdat het de moeite loonen kon, eens te
onderzoeken wat van die breedvoerige regeling nu
nog vatbaar zou zijn om in toepassing te worden
gebracht, en of de wet naar de thans bestaande
toestanden ware te wijzigen.
In elk geval zou het serieus zijn, te weten of die
wet, welke nooit is ingetrokken, maar ook nooit in
toepassing is geweest, thans nog bindende kracht heeft.
Indien wetten en verordeningen door de noodzake
lijkheid niet gevorderd worden, moet men ze liever
weglaten.
't Is zeer dom en onpractisch om wetten te maken
tegen misbruiken, die niet bestaan.
Dat schijnen ook de ingezetenen van Druten te be
grijpen. In die gemeente zijn de herbergen lang vóór
tien uur reeds ontruimd en toch wordt den burge
meester dier gemeente het plan toegeschreven om bij
politieverordening door den gemeenteraad te doen be
palen, dat te '10 uur de herbergen ontruimd moeten
zijn, wijl anders tegen den herbergier en de bezoekers
proces-verbaal zal opgemaakt worden. Door zulk een
verordening, meenen de Drutensche ingezetenen en
wij zijn het daarmee volkomen eens zou het kwaad
in het leven geroepen worden, want de menigte als
zoodanig is als een klein kind: het heeft een ge
heimzinnige trek naar het verbodene.
Ernest Possart, de artistieke leider van het Lessing-
Théater te Berlijn, zal, volgens het Berl. Tageblatt,
van '1 Februari tot het laatst van Maart in Nederland
gastrollen vervullen en wel het eerst in het Grand-
Théatre te Amsterdam, vanwaar hij vervolgens, onder
directie der heeren van Lier, met een voor dit doel