r
BIJVOEGSEL
van Woensdag 21 September 1887.
BIJ DE
VERGADERING VAN DEN GEMEENTERAAD
ZIERIKZEE,
v)
1
ft
ZtERIKZEESGlE C
gehouden den 6 September 1SS7.
Voorzitter Mr. J. P. N. Ermerins, Burgemeester.
Tegenwoordig al de leden.
Op verzoek van den Voorzitter worden door den Secretaris
ter vergadering binnengeleidde herkozen Raadsledende
heeren Mr. J. Moolenburgh, Id. G. Mulock Houwer, D. B. P.
Zuurdeeg, Mr. J. W. A. Schneiders van Greijffenswerth en
Mr. A. J. P. Fokker.
Nadat zij in handen van den Voorzitter hebben afgelegd,
de eeden voorgeschreven bij art. 83 der Grondwet en
art. 39 der Gemeentewet, houdt de Voorzitter eene korte
toespraak tot de herkozen leden, waarin hij hun geluk
wenscht met de vernieuwing van hun mandaat en hun de
belangen der gemeente bij voortduring aanbeveelt.
De heer Zuurdeeg beantwoordt ook namens zijne mede
leden de toespraak van den Voorzitter en beveelt zich
en de overige herkozenen bij den Voorzitter en den
Raad aan.
De Voorzitter verklaart de herkozen leden geïnstalleerd,
waarna zij als Raadsleden zitting nemen.
De voorlezing der notulen van het verhandelde in de
vorige vergadering wordt aangehouden.
Op voorstel van den Voorzitter wordt overgegaan tot de
benoeming van een Wethouder tengevolge van de aftreding
van den heer H. G. Mulock Houwer als Raadslid, die
tevens ook als Wethouder aan de beurt van aftreding is.
Bij stemming wordt de aftredende herbenoemd met 12
stemmen. Één stembriefje was in blanco.
De heer Houwer verklaart die benoeming aan te nemen.
De Voorzitter wenscht hem daarmede geluk, waarna de
benoemde voor dien gelukwensch en voor het door den
Raad in hem gestelde vertrouwen zijn dank betuigt.
Tengevolge van de periodieke aftreding der in deze
zitting beëedigde Raadsledenwordt vervolgens overgegaan
tot de benoeming van Ambtenaren van den Burgerlijken
Stand en van leden van vaste Raadscommissiën en worden
herbenoemd
1°. tot Ambtenaren van den Burgerlijken Stand, de
heeren Houwer en Moolenburgh;
2°. tot lid der Commissie voor de Strafverordeningen,
de heer Moolenburgh
3°. tot lid der Commissie voor de uitgraving en afle
vering van zelkaschde heer Zuurdeeg
4°. tot Commissaris der vischmarkt, de heer Houwer;
5°. tot leden der Commissie tot wering van bouwvallen
de heeren Moolenburgh en Zuurdeeg;
6°. tot lid der Commissie voor de zaken der Schutterij
de heer Schneiders.
De herbenoemden verklaarden op de vraag des Voor
zitters deze benoemingen aan te nemen.
Ter voorziening in de vacature van Regent van het
Burgerlijk Armbestuur in de plaats van den heer J. Ocht-
man Johz.op den 16 Augustus 1.1. overleden, worden
door Burgem. en Weth. aanbevolen, de heeren S. J. Ocht-
man Johz. en J. W. Vorstheuvel Labrand F.Jz.
Wordt besloten, dadelijk tot de benoeming over te gaan,
waarna 11 stemmen worden uitgebragt op den eerst-
aanbevolene en 1 op den heer Labrand, terwijl 1 stem
briefje in blanco was, zoodat de heer Ochtman is benoemd.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een verzoek
van de Wed. A. Schoenmakers, om vrijstelling van de
betaling van den aanslag in den hoofdelijken omslag voor
1887 van haar op den 17 Augustus 1.1. overleden man,
en stelt namens Burgem. en Weth. voor, afschrijving van
dien aanslag te verleenen, te rekenen van den dag van
het overlijden en alzoo ten bedrage van f 1,04.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
Aan de orde is, het in de vorige vergadering ingekomen
verzoekschrift van den heer J. Lopse Hocke te Brouwers
haven, om zijne weegbrug op de Nieuwe Haven te mogen
verplaatsen naar het terrein ten westen der houtloods op
den Yisschersdijkmet het daaromtrent gedaan voorstel
van Burgem. en Weth., strekkende tot afwijzing van het
verzoek.
Zonder beraadslaging wordt met algemeene stemmen
overeenkomstig het voorstel van Burgem. en Weth. op
het verzoek afwijzend beschikt.
De heer de Looze heeft wegens zwagerschap met den
verzoeker aan de stemming geen deelgenomen.
Yervolgens komt in behandeling, het in de vorige ver
gadering aangehouden verzoek van de heeren D. Q. Mulock
Houwer te Zierikzee en C. H. Hummelinck te Vlaardingen,
om voorloopige concessie voor den aanleg en de exploitatie
eener drinkwaterleiding in deze gemeente.
Het voorstel van Burgem. en Weth. strekt, om aan
adressanten eene voorloopige concessie te verleenen, onder
voorwaarde dat zij binnen een jaar na de dagteekening
daarvaneene aanvrage om eene definitieve concessie aan
het Gemeentebestuur moeten indienen, voorzien van de
gegevens die noodig zijn ter beoordeeling der zaak en om
te doen blijken dat zij in staat zijn het werk naar eisch
uit te voeren; en hun verder te kennen te geven, dat
thans geenerlei uitspraak wordt gedaan omtrent het al of
niet toekennen van financiëelen steun door de gemeente
en dat de gemeente zich de bevoegdheid voorbehoudt, na
afloop van den termijn waarvoor de definitieve concessie
zal worden verleend, desverkiezende zelve de exploitatie
over te nemen onder nader overeen te komen voorwaarden.
De beraadslagingen geopend zijnde, verkrijgt de heer
Six het woord.
Hij herinnert, dat door hem in eene vorige vergadering
het voorstel is gedaan om het verzoek van adressanten
in handen eener Commissie uit den Raad te stellen en
dat hij dit voorstel toen heeft ingetrokkennaar aanleiding
van het door den heer van Manen voorgestelde amendement.
Thans meent hij dat voorstel bij vernieuwing te moeten
doen, en stelt hij voor, het verzoek te stellen in handen
eener Commissie uit den Raad en de zaak aan te houden
tot dat haar advies zal zijn ingekomen.
De heer Zuurdeeg verklaart zich evenals vroeger tegen
het voorstel van den heer Six. De zaak is te eenvoudig
en de werkkring der Commissie zal te onbegrensd zijn.
Hij meentdat het ook aanleiding zou kunnen geven tot
het maken van kosten door de gemeente'; ook zal het
leiden tot vertraging en adressanten wachten op afdoening
van hun verzoek.
De heer van Manen had zich gevleid thans met kennis
van zaken te zullen kunnen oordeelen over het voorstel
van Burgem. en Weth., hetwelk in zich sluit, dat de
gemeente van eigen exploitatie afziet, doch hun rapport
heeft hem in zijne verwachting teleurgesteld. Dat rapport
kenmerkt zich door beknoptheid en soberheid en hij vindt
dan ook dat de zaak onvoldoende voorbereid is. Wat er
in het rapport gezegd wordt, wist de Raad vroeger ook.
Spr. zou hebben gewenscht, dat Burgem. en Weth. hadden
nagegaanhoe men met een dergelijke zaak elders heeft
gehandeld, en dat men den Raad had ingelicht omtrent
de groote vraag, of een waterleiding hier noodzakelijk is.
Om die vraag te kunnen beantwoordenhad men kunnen
nagaan hoe de soort van het drinkwater hier is en wat
de ervaring leert omtrent watergebrekof eene waterleiding
nuttig kan zijn met het oog op de industrie en of er voor
de brandweer behoefte aan is. Omtrent dit alles geeft het
rapport geen inlichting. Wanneer echter op die vragen
antwoord was gegevenzouden Burgem. en Weth. de
afdoening zeer zeker in de hand hebben gewerkt.
Hij kan thans aan het voorstel zijne stem niet geven
omdat het ongemotiveerd is. Nu zal men kunnen zeggen
dat men de concessie niet voor goed uit de handen geeft,
doch aan die bepaling hecht hij geen waarde omdat het
in elk geval van langen duur zal zijn en de exploitatie
eerst door het nageslacht zal kunnen overgenomen worden.
Spr. zou de voorloopige concessie willen verleenen, doch
hij zou, nadat de resultaten van het onderzoek van adres
santen bekend zijn, den Raad nog het regt willen doen
voorbehouden om de zaak zelve te exploiteren en verder
adressanten reeds bij voorbaat willen waarborgen voor de
te maken kosten, ingeval de gemeente de exploitatie aan
zich houdt en daarom zou hij aan het voorstel willen
toevoegendat de gemeente bij het verleenen der voor
loopige concessie zich het regt voorbehoudt de exploitatie
zelf te doen, behoudens vergoeding aan adressanten der
gemaakte onkosten. Yoor die onkosten zou men eene
vaste som kunnen stellen, b.v. f -1200 of meer, of anders
bepalen dat zullen worden vergoed de kostenzooals zij
zullen worden opgemaakt door eene Commissie uit den Raad.
Spr. verklaart zich eindelijk tegen het voorstel van den
heer Six; hij meent, dat het onderzoek grondiger zal ge
schieden door de adressanten dan door eene Commissie.
De heer Boeije zegt, dat het voorstel van Burgem. en
Weth. eenvoudig strekt om eene voorloopige concessie te
verleenen en dat, bij aanneming daarvan, beslist zal zijn,
dat de gemeente geen waterleiding voor éigen rekening
zal exploiteren. Het Dagelijksch Bestuur was eenstemmig
van oordeel, dat men geen onderneming ten laste dei-
gemeente mogt brengen, waaraan zooveel risico verbonden
is. Hij kan echter begrijpen, dat er leden zijn, die geen
vast gevoelen hebben of er al of niet voordeel voor de
gemeente in gelegen zou zijn en meent verder te mogen
betwijfelen of eene Commissie uit den Raad, zooals de
heer Six wenscht, zonder de voorlichting van deskundigen
een goed oordeel over de al of niet wenschelijkheid van
eigen exploitatie door de gemeente zal kunnen uitspreken;
de eenige, die dit welligt zou kunnen doen, is de heer Six
en het zal toch wel niet de bedoeling zijn, dat hij alleen
den Raad zou voorlichtenwant dan had hij dit evengoed
vroeger kunnen doen. Spr. acht het dus mogelijk, dat
men er nog toe komen zou deskundigen te willen hooren
en het Dagelijksch Bestuur is teruggedeinsd voor de
kosten van een onderzoek door deskundigen. In Middelburg
is daarvoor, naar hij meent, f 3400 betaald, terwijl het
aan andere gemeenten ook aanzienlijke sommen heeft gekost.
Het Dagelijksch Bestuur heeft niet anders kunnen doen,
dan zijn gevoelen als leek uitsprekendoch het is zeer
wel mogelijk, dat de heer van Manen iets anders ver
wacht had.
Het denkbeeld van laatstgenoemde, om het regt aan de
gemeente te behouden, om de zaak zelve te exploiteren
en aan de adressanten de gemaakte kosten te vergoeden,
is door Burgem. en Weth. ook besproken, doch het toe
kennen van schadevergoeding levert te veel moeilijkheden
op. Als men een vast cijfer daarvoor stelt, rust dit op
losse gronden en als men de kosten liet opmaken door
eene Commissie uit den Raad, zouden alle noodig'e en
nuttige uitgaven dienen te worden begroot door te benoemen
deskundigen en dan zou men er weder toe komen om geld
uit te geven.
Spr. meent, dat het het beste zou zijn, de voorloopige
concessie te verleenen. Het is wel mogelijk dat men eene
goede exploitatie laat varen, doch bij definitieve concessie