Z1ERIKZEESCHE COURANT.
voor het arrondis-
sement Zierikiee.
1887. No. 54.
Zaterdag 16 Juli.
90ste jaargang*
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
Deze Courant verschijnt DINSDAG- en VRIJDAG-AVOND
uitgezonderd op FEESTDAGEN.
Prijs per drie maanden f 1,-. Franco per post f 1,-
Afzonderlijke nommers 5 Cent, met Bijblad 10 Cent.
PRIJS DER ADVERTENTIE N:
Per gewone regel 10 Cent. Huwelijks-, Geboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 Cent.
Dienstaanbiedingen van 1-5 regels, mits contant betaald, 25 Ct
Alle stnkkeu, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKEND!AN.
Bij deze Courant bekoort een Bijvoegsel.
Binnenland.
ZIERIKZEE, 15 Juli 1 8 8 7.
Begunstigd door prachtig weder, heeft de Sociteit
»Tot Nut en Genoegen" gisteren wederom haar jaar-
lijksch feest gegeven. Waren we in de laatste jaren
gewoon bij die gelegenheid een of ander beroemd
muziekcorps te hooren, voor dit jaar werd van die
gewoonte afgeweken en de muzikale uitvoeringen,
zoowel van de Matinee als van de Soiree, aan ons
muziekcorps »Kunst en Eer" opgedragen. Wij aarzelen
geen oogenblik, te betuigen, dat ons zulks genoegen
deed en wij vertrouwen, dat de meesten der aanwezige
leden met ons van dezelfde gedachten zullen zijn,
want ongetwijfeld zullen allen moeten erkennen, dat
de uitvoeringen, gister door »Kunst en Eer" gegeven,
het bewijs hebben geleverd, dat zij volkomen in staat
is de haar opgedragen taak op eene waarlijk goede
wijze ten uitvoer te brengen. Van harte hopen we,
dat zulks ook de gedachte moge zijn van het Bestuur
van »Nut en Genoegen" en zij voor het vervolg aan
ons muziekcorps meerdere uitvoeringen zal opdragen.
Immers op die wijze steunt zij de vereeniging in haar
streven naar meerdere volmaking en het succes door
Kunst en Eer" behaald op het te Nijmegen gehouden
concours heeft het bewijs geleverd, dat zij op die
ondersteuning alle aanspraak heeft.
De Matinée zoowel als de Soirée werden door een
talrijk publiek bijgewoond en het deed ons genoegen
te kunnen opmerken, dat door allen het programma
met belangstelling werd gevolgd en het na afloop van
elk nummer niet aan welverdiende applaudissementen
ontbrak.
Ook het vuurwerk deed den vervaardiger alle eer
aan. In één woord, de jaarlijksche feestviering van
»Nut en Genoegen" is wederom tot aller genoegen
afgeloopen.
Als lid der Eerste Kamer is door de Staten van
Zeeland herkozen de heer mr. J. Moolenburgh met
23 van de 29 stemmen.
Op de aanstaande algemeene vergadering der Ver
eeniging tot bevordering van Fabrieks- en Handwerks-
nijverheid in Nederland, den 2 en 3 Augustus te
Wageningen te houden, zal o. a. de heer E. J. P.
Jorissen uit de Transvaal de discussie inleiden over
de vraag, op welke wijze Nederlandsche jongelieden
kunnen worden voorbereid om te worden uitgezonden
naar andere landen in betrekkingen van handel en
nijverheid.
Het Vad. beschouwt den strijd over art. 194 als
waarschijnlijk beslist. De houding der zeven leden
vindt bij de toongevende liberalen weinig steun, nauwe
lijks waardeering, veelal miskenning en doorgaans
bestrijding. De voorstanders van het onveranderd be
houd worden alom te wapen geroepen ook de Liberale
Unie heeft gemeend, hangende den strijd, haar stem
te moeten verheffen; omtrent het gevoelen der Eerste
Kamer verluidt reeds voldoende, om het waarschijnlijk
te maken, dat zij de wijziging zal verwerpen.
Overtuigd van ongelijk is het Vad. echter niet.
Voor de laatste maal zet het Vad. uiteen, wat het
het liberale standpunt acht, om daarmede de debatten
te sluiten. Wie nu meegingen met het amendement-
Vos de Wael, meenden, dat alle dubbelzinnigheid uit
de Grondwet moest verdwijnen en dat het onbillijk
was in de Grondwet, tot welker wijziging een meerder
heid van twee derde vereischt wordt, een bevoorrechte
positie te geven aan de neutrale school, die door een
groot deel der bevolking niet wordt begeerd. Zij
achtten het liberaal een strijdvraag, die het volk ver
deelt, niet overeenkomstig den wensch van een deel
der natie in de Grondwet te beslechten. Zij zagen
niet in art. 194 een heilig beginsel, dat niet met
een gewone meerderheid mag worden omvergeworpen,
maar wel door een meerderheid van 2/3 plus 1. Zij
meenden, dat voldoende waarborg voor goed onderwijs
gelegen was in het toezicht en in de acten van be
kwaamheid, beide grondwettig gehandhaafd, zoomede
in het voorschrift der eerste alinea, dat den Staat de
zorg voor 't onderwijs opdraagt, en zij verwachten,
dat zoo er in de toekomst een meerderheid mocht
komen, die de minderheden zou vertrappen, iets wat
zij geenszins vreezen, dan de offervaardigheid van hen,
die voorstanders zijn der neutrale school, groot genoeg
zou blijken om te hulp te schieten hun die hulp
behoeven.
Men leest in de Avondpost:
»In strijd met berichten in andere bladen kunnen
w\j mededeelen, dat de uitlevering van de personen,
van wier aanhouding te Bordeaux melding is gemaakt,
niet zal worden aangevraagd. De diefstal toch, waarvan
zij verdacht worden, is gepleegd ten nadeele van hun
moeder en bijgevolg straffeloos."
Van het goudschip »de Lutine."
In de afgeloopen week kon slechts drie dagen op
het wrak van »the Lutine" worden gewerkt en moest
men Zaterdag wegens ruw weer vluchten.
Er werd met zuigers slechts weinig van waarde
boven gebracht (men is nog steeds aan 't grond ver
zetten). Twee gouden en drie zilveren muntstukken,
een weinig lood, koperen huidspijkers en eenige roest-
brokken was alles wat men verzamelde.
De »Tijd" verloor een blad van de centrifugaal,
doch was voorzien van een waarlooze, zoodat die schade
spoedig was hersteld.
Het aantal leden der Nederl. Maatschappij ter be
vordering van Nijverheid bedroeg op 1 Juli in de
departementen 2019, donateurs 96, donatrices 14,
leden bij den secretaris 39, honoraire leden 54,
totaal 2222.
Het departement Goes is wegens gebrek aan be
langstelling dit jaar opgeheven. Het aantal departementen
bedraagt thans 26.
In het najaar van 1886 werd van eenige zijden
aangedrongen op het tot stand komen van eene
vereeniging tot wederinvoering van de octrooien van
uitvinding in Nederland. De vereeniging is kort daarna
tot stand gekomen. De heer A. M. Chenuzet vindt
daarin aanleiding, in de Tijdspiegel enkele bezwaren
aan te stippen, die principieel tegen het verleenen
van octrooien kunnen worden aangevoerd.
Die bezwaren worden door hem in een viertal
stellingen saamgevat: de octrooien zijn schadelijk
voor de nijverheid, schadelijk voor de maatschappelijke
welvaart, niet in het belang van den uitvinder zeiven
en werken ten slotte niet mede om de uitvindingen
te bevorderen.
Dat zij schadelijk zijn voor de nijverheid blijkt,
volgens den schrijver, uit de omstandigheid, dat zij
het gevaar voor concurrentie wegnemen, en zoodoende
den uitvinder niet noodzaken, zijn vinding voortdurend
te verbeteren. Er zal dan ook geen voortgang plaats
hebben in de industrie.
Reeds daardoor zal de algemeene welvaart lijden.
Maar daarbij komt nog, dat ter wille van één persoon
het algemeen zich eene zaak duurder moet aanschaffen.
Het algemeen heeft dus schade.
Dat de octrooien in het nadeel van den uitvinder
zeiven zijn, is niet zoo duidelijk. Het is echter, zegt
de heer Ch., hoogst moeielijk, bij eene aanvrage om
octrooi niet op eens anders gebied te treden. Wanneer
men dit toch doet en dit zal maar al te licht
gebeuren heeft men alle kans, zich in omslachtige
en kostbare processen te wikkelen. Er is evenwel nog
meer. Wanneer iemand octrooi genomen heeft voor
eene zaak, en een ander weet daarin verbeteringen
aan te brengen, voor welke hij eveneens octrooi krijgt,
dan hebben, wanneer zij zich niet met elkaar weten
te verstaan, beiden niets aan hun octrooi. De laatste
toch mag niet treden op 't gebied van den eerste,
en deze zal zijn onvolmaakt product ook niet van de
hand kunnen zetten.
Alles te zamcn genomen, acht schrijver de conclusie
niet ongepast: vde wederinvoering der octrooien is in
geen enkel opzicht gewenscht".
Dezer dagen werden te Breda op het terrein tot
storting van afbraak eenige oude papieren gevonden,
in een pakket samengebonden, waaronder zeer belang
rijke uit de '17e eeuw. Zij waren grootendeels voorzien
van de origineele zegels, en zijn vermoedelijk afkomstig
uit de gemeente-archieven van Breda. Er bevinden
zich rentebrieven onder van het voormalige oude gast
huis, loopende over de 15e, 16e en '17e eeuw.
Naar aanleiding van een besluit, in de vergadering
van Ned. industrieelen den 11 Juni j.l. te Utrecht
genomen, heeft zich te Tilburg een voorloopig comité
gevormd, bestaande uit leden der firma's H. Eras en
Zonen, Van Dooren en Dams en Gebroeders Diepen,
ten einde in eene vergadering, waartoe alle Tilburgsche
belanghebbenden zijn opgeroepen, gegevens te ver
zamelen voor een verslag, dat duidelijk den invloed
der buitenlandsche handels-politiek op den toestand
der Nederlandsche nijverheid in het licht stelt.
Het gerechtshof te Arnhem deed uitspraak in het
proces, door de gemeente Arnhem in appèl gevoerd
met een harer crediteuren, mr. Pelinck, te Assen. De
Arnh. Ct. deelt omtrent die uitspraak het volgende
mede.
In eerste instantie was de gemeente Arnhem ver
oordeeld tot betaling van f 2275 voor een halfjaar
interest van f 91,000, waarvoor mr. Pelinck in op
naam staande obligatiën in eene der geldleeningen
der gemeente Arnhem had deelgenomen.
De rechtbank te Arnhem had mr. P. in zijne be
wering, dat de hoofdsom hem niet op legale wijze
was afgelost, gelijk gegeven, en derhalve de gemeente
Arnhem veroordeeld, aan eischer uit te betalen de
gevorderde halfjaarlijksche rente eener hoofdsom, die
niet op wettige wijze was afgelost, en dus bleef voort
gaan rente te dragen.
Het gerechtshof in hooger beroep uitspraak doende,
vernietigde het vonnis, door de rechtbank te Arnhem
gewezen.
Het hof overwoog, dat noch de advertentiën in de
dagbladen door de gemeente Arnhem geplaatst, noch
het schrijven door den gemeente-ontvanger op den
4 Januari 1886 aan mr. P. gericht, voldoende waren
om dezen laatsten op legale wijze in kennis te stellen
met de aflosbaarstelling zijner hoofdsom, doch dat dit
echter wel het geval was met het deurwaardersexploot,
op 29 Maart 1886 aan mr. P. te Assen beteekend. Van
dien dag af was de schuldenaar daarmede op voldoende
wijze in kennis gebracht, en kon dus de rente der
hoofdsom, het groote bedrag dat opeens aflosbaar werd
gesteld, in aanmerking genomen, in billijkheid gerekend
worden, ééne maand na het exploot, dus op 29 April
1886, een einde te hebben genomen.
Met vernietiging derhalve van het vonnis, door de
rechtbank te Arnhem gewezen, werd de gemeente
Arnhem veroordeeld, aan mr. Pelinck te betalen de
rente zijner hoofdsom tot den 29 April 1886, begroot
op f 1516,67, met ontzegging aan mr. P. van het