land, compositeur de Musique, te Verviers; H. Schweins- berg, muziekleeraar aan de Rijkskweekschool voor onderwijzers te Nijmegen; G. Tack, directeur van het muziekkorps van het le regiment lansiers, te Namen, en O. Wolf, directeur der muziekschool te Maastricht. Acht honderd zestig uitvoerenden zullen zich bij deze gelegenheid doen hooren. De bedrijvigheid der nijvere bijen is wel is waar spreekwoordelijk geworden, maar hoeveel rnceite zij zich geven om een kilogram honing te verzamelen, hiervan krijgen wij een denkbeeld, door de mede- deelingen van den natuurvorscher Wilson, die van enkele bloemen het suikergehalte onderzocht. Ilij vond, dat honderd vijf en twintig bloesemknopjes van de klaver een gram suiker gevenom een kilogram te vorzamelen moeten de bijen dus honderd vijf en twintig duizend bloemknoppen bezoeken. Elke bloesemknop van de klaver bestaat evenwel uit ongeveer zestig bloemetjes, zoodat er ongeveer zeven millioen vijfhonderdduizend bloempjes moeten worden uitgezogen. Daar echter in honing op honderd deelen zoowat vijf en zeventig deelen zuivere suiker komen, moeten de bijen om een kilogram honing te krijgen, rond gerekend, vijf millioen zes honderd duizend bloemen bezoeken. - In vroeger tijd meende men, dat de bijen in den honing de beste en geneeskrachtigste sappen van alle bloemen uit een streek bij elkaar brachten, waarom de alchi misten groote hoeveelheden honing distilleerden om daaruit »den steen der wijzen" te halen. Tegenwoordig besparen medelijdende menschen aan de bijen hunnen arbeid, doordat zij kunstig nagebootste raten van was gieten, of ook wel echte uitgeloopen raten nemen, die zij met een mengsel van witte stroop, suiker en honing vullen en met een heet ijzer dichtsmelten. Boosaardigen noemen deze barmhartige lieden evenwel vervalschers. De Tijd bevatte dezer dagen eene klacht over eene straf, die op eene openbare school te Rotterdam was opgelegd aan een meisje, dat de school verzuimd had gedurende de week, waarin zij hare eerste communie deed. Toen het kind weder op school kwam, was zij door een onderwijzer in een hoek gezet. Het hoofd der school had haar den volgenden dag, nadat de moeder daarover was komen klagen, van de straf onthevenmaar de onderwijzer had haar naar de laatste bank verplaatst en haar den geheelen dag den regel laten schrijven»Ik mag niet onnoodig de school verzuimen." Verder was het kind des avonds op de naailes door eene kweekelinge bespot. Nader bericht thans de Tijd, dat op deze klacht recht is gedaan door den schoolopziener mr. J. A. van Gilse. Aan de kweekelinge is de toegang tot de school ontzegd, omdat zij de godsdienstige gevoelens van het kind had gekrenkt. Verder is het kind van de laagste bank naar hare vorige plaats in de school teruggegaan. De onderwijzer., die het kind strafte, verklaarde tot zijne verantwoording, dat hij in de meening had verkeerd, dat het kind zonder gevraagd verlof de school had verzuimd, omdat het hoofd der school hem niet had medegedeeld, dat de moeder eene week vacantie had aangevraagd. Te Wildungen is den 16 Mei overleden L. J. van Rhijn, emeritus-predikant van Wassenaar, laatst te Doetinchem woonachtig. Hij bereikte den ouderdom van 75 jaren. De ontslapene, die zich ook door zijn geschriften gunstig heeft doen kennen, was van 1838 tot 1845 pred. te Friedrichstadt aan de Eider en van Juli 184-5 tot Juli 1848 inspecteur van de zendingsposten van het Ned. Zendeling-genootschap (in O.-l.) De heer M. T. H. Perelaer (oud-majoor van het N.-I. leger) critiseert in het B. Hbl. de benoeming van den generaal A. Haga tot opperbevelhebber van het N.-I. leger. Hij brengt in herinnering het bericht, dat de gouverneur-generaal van Rees den gepensioneerden generaal Luyraes voor die waardigheid had voor gedragen, en acht het niet in 't belang van het Indische leger, dat die voordracht door den minister is op zijde geschoven. Hij insinueert ten slotte, dat, als generaal Luymes geweigerd had, het adres dei- honderd te onderteekenen, hij nu zeer waarschijnlijk leger-commandant zou zijn. Blijkens een van den gouv.-gen. van Ned.-Indië ontvangen telegram, wordt de gouvernements-koflie- oogst op Java voor dit jaar thans geraamd op 418,730 pikols. Commissarissen van de Nederl.-Indische Spoorweg» maatschappij hebben besloten om aan de in de tweede helft der maand Juni e. k. te houden algemeene ver gadering van aandeelhouders voor te stellen, het dividend over het boekjaar 1886 per aandeel van f 1000 te bepalen op f 72,50. »Dichtung und Wahrheit." Het Vad. is niet tevreden met de optimistisch gekleurde nota van den minister van koloniën, naar aanleiding der bekende vragen van den heer Fransen v. d. Putte. De nota behelst wel geen onwaarheid, maar met voordacht zijn er enkele punten in het licht gesteld en andere in de schaduw gelaten. Het is o. a. waar, dat het sterftecijfer der troepen in Indië op 31 Dec. 1886 niet ongunstig afsteekt bij vroegere jaren. Toch is het sedert '1882 vrij stationnair gebleven en door de concentratie op Atjeh alleen is men aldus in Indië 2000 man vooruitgegaan. Maar het zijn alle cijfers op het papier on zij baten niets als de manschappen niet slagvaardig zijnen daarover wordt in de nota luchtigjes heengestapt. Het is waar, dat de bewapening aanzienlijk ver beterd is door de aanschaffing van Beaumont-geweren, maar de minister vertelt niet of de soldaten er goed mee kunnen omgaan. En dat is niet het gevaleen schietschool behoort in Indië dan ook nog steeds tot de vrome wenschen. Het ziektecijfer was op 31 Dec. '86 weder tamelijk gunstig. De minister hecht aan een toevallig cijfer op één datum weinig. De hoofdzaak noemt hij echter niethoe is het met de gezonden gesteld, zijn zij allen valide? Neen, zeker niet, meent Het Vad.; vooral de zoogenaamd herstelde lijders aan beri-beri, leveren een groot contingent van de invalide manschappen. De minister moge pronken met 25,000 man buiten Atjeh, er waren in het midden van 1886 slechts 3 bataljons compleet. Bij het opstootje te Tjampea aar zelde de regeering b. v. een handje vol soldaten er heen te sturen, uit angst, de geheele hoofdplaats te zullen ontblooten. Toen de mobiele macht op Oost- Sumatra met 100 man werd uitgebreid, moest een buitengewone uitzending manschappen uit Nederland plaats hebbende geringste behoefte gebood dus reeds een extra-uitzending. Er is dus wel eenige twijfel gerechtigd of een leger in Indië op alle eventualiteiten gewapend is. De minister heeft gewis in den laatsten tijd niet stilgezeten maar ligt in den ijver voor de werving niet de erkenning opgesloten, dat de toestand toch niet zeer bevredigend was? Over de critiek op het adres der honderd zal Het Vadverder zwijgen. Het komt er minder op aan, wat zij minder gelukkig gezegd hebben, dan wat de minister in het belang der zaak doet. En dat dit in alle opzichten voldoende is, zou Het Vad., zelfs na de lezing der nota, niet durven beweren. XJtr. Dagbl. Ongelukken, Kampen, Misdaden, enz. Op de terugreis van de Vrijdagmorgen te Vlissingen aangekomen mailboot «Prinses Elisabeth", schijnt een passagier overboord gesprongen te zijn, ofschoon men niets daarvan bemerkt heeft. Men vond namelijk, ongeveer 2 uur na het vertrek van Queensborough, bij liet Tongue-vuurschip een donkerblauwe jas op dek, bevattende een ,geel lederen portemonnaie met een '10 shillingstuk, en eenige zilveren en koperen Engelsche munten, alsmede een biljet 2e klasse van Londen'naar Vlissingen. Russische bladen verhalen van een verschrikkelijken moord, gepleegd door eene geheele dorpsgemeente en die een akelig licht werpt over de toestanden in midden Rusland. De zaak heeft zich als volgt toe gedragen: Vrouwe Tutschkow, die na den dood van haren echtgenoot haar landgoed beheerde, kon niet goed met de pachters en boeren overweg komen. Zij besloot daarom een zaakwaarnemer aan te stellen. Deze kwam, en zijn eerste werk was, meer orde in de zaken te brengen en verschillende verkeerde ge bruiken die langzamerhand, door het onvoldoend be heer, bij de pachters in zwang gekomen waren, tegen te gaan. Hierdoor maakte de man zich gehaat en men besloot, zich van hem te ontdoen. Eenige boeren werden naar den zaakwaarnemer gestuurd om hem buitenshuis te lokken. Toen hij, zonder iets kwaads te vermoeden, op de binnenplaats kwam, werd hij door een hoop boeren omringd, die met knuppels en dorschvlegels gewapend waren. De man, die bemerkte wat er gaande was, vroeg den houtvester een geweer, en verzocht den boeren, hem door te laten, daar hij anders zou schieten. Men liet hem door, maar hij werd onmiddellijk gevolgd. Eenige boeren sneden hem den weg af, en een hunner sprong hem op den rug en greep het geweer vast. Het schot ging af, en ver wondde een der boeren. Met knuppels en dorschvlegels sloeg men nu op den ongelukkige los, zoodat het spoedig met hem gedaan was. Een hevig onweder heeft in Polen gewoed. De hagelsteenen waren zoo groot dat een jong meisje van 17 jaar, dochter van een spoorwachter op de fijn Warschau-Tranopol, midden in het veld door de bui overvallen, door de hagelsteenen is gedood, Een bericht uit Mahrisch-Ostrau meldt, dat op den rijksweg, nabij het spoorweg-station Schönbrunn, een arbeider op klaarlichten dag door een onbekende werd neergeschoten. Den volgenden morgen wei den op ongeveer dezelfde plaats drie lijken, eene vrouw en twee mannen gevonden, die eveneens waren neergeschoten en uit geplunderd. Het bleek, dat alle slachtoffers door middel van revolverschoten, op korten afstand gelost, gedood waren. De angst, dien deze viervoudige moord ver oorzaakt, is, zooals men begrijpen kan, zeer groot. Eene compagnie militairen is aangekomen, om een onderzoek in te stellen. Te Pest is eene groote fabriek van mineraal-olie verbrand. Er werd een verschrikkelijke slag in het distelleergebouw gehoord. Het volgende oogenblik sloegen de vlammen reeds uit het dak, en vloog een werkman, wiens kleederen veeds in lichte laaie stonden, uit de machinekamer. De paniek onder het fabriekspersoneel was grenzeloos en niet zonder reden, want eene ont ploffing van de petroleum-reservoirs, in de nabijheid van hel brandende gebouw gelegen, was te vreezen. Inderdaad geraakte een der reservoirs, dat een inhoud had van 250 vaten, in brand. De verbindingsbuizen met de overige vergaarbakken werden bijtijds afgesneden. Intusschen was de brandweer op de plaats des onheils aangekomen. Het blusschen ging evenwel gepaard met groote moeielijkheden. De wind dreef den spuitgasten den dichten rook en walm in 't gezicht en maakte het ademhalen moeieüjker; de brandende petroleum gaf een onuitstaanbare hitte. Ondanks dit alles moest het magazijn, slechts door een tusschenruimte van vijf meter van het brandend reservoir gescheiden, gered worden. Daar was namelijk 4000 kubiek meter petroleum geborgen. Wanneer deze voorraad vuur vatte, dan was ook alle moeite vruchteloos, om eene naburige fabriek van asphaltpapier en teer te behouden. Het gelukte evenwel aan de ijverige brandweer mannen om zoowel het magazijn als de overige reservoirs, na een zwaren arbeid van zeven uren, te redden. Toen men zich eindelijk zonder gevaar in het ver nielde gebouw kon begeven, vonden de blusschers in de machinekamer het geheel verkoolde lijk van een arbeider. Buitenland. F r a n k r ij k. Er zullen nog verscheidene moeielijkheden te over winnen zijn voor de rninisterieele crisis als geëindigd kan beschouwd worden. De heer De Freycinet heeft, voor dat hij zich definitief met de vorming van het kabinet belastte, zich tot verschillende politieke per sonen gewend, ten einde ieders opinie omtrent den toestand te vernemen en naar het agentschap Havas mededeelt, heeft De Freycinet Vrijdag middag om 4 uur aan den heer Grevv verklaard, dat hij geloofde niet een kabinet te kunnen vormen, dat kans van voldoende duurzaamheid aanbood. Dientengevolge zag hij zich genoodzaakt voor de hem gedane opdracht te bedanken. Een der voornaamste redenen om de opdracht niet te aanvaarden, moet toegeschreven worden aan de moeielijkheid om een nieuw kabinet te vormen zonder generaal Boulanger. De Freycinet wil laatstgenoemden niet in de combinatie opnemen en het ter zyde stellen van generaal Boulanger veroorzaakt groote opgewonden heid onder de uiterste radicalen. De Lanterne eh de Intransigeant dreigen zelfs met manifestatiën in de straten, indien Boulanger zijn portefeuille niet behoudt. Men beweert, dat president Grévy zeer beducht is voor dergelijke beweging, daar Boulanger eene sterke partij in het leger voor zich heeft. Wel behoort generaal Saussier, de commandant van Parijs, niet tot Boulanger's vrienden, maar de onder-commandant, generaal Thi- baudin, die voor eenigen tijd door den minister van oorlog is aangesteld, is in dit opzicht minder te ver trouwen. Als gewoonlijk weten verschillende bladen aller hande combinatiën mede te deelen, welke natuurlijk geheel uit de lucht gegrepen zijn. Zoo ook deelt men mede, dat generaal Boulanger tot gezant te Petersburg zal benoemd worden, wanneer hij in het nieuwe ministerie geen plaats vindt. Ook dit bericht moet als een verzinsel beschouwd worden, ofschoon het werkelijk de beste oplossing der queastie zou zijn. Zoo als men weet, is. generaal' Boulanger door de Russen zeer geacht. De raad van State heeft zich bevoegd verklaard in de zaak der prinsen, die in verzet gekomen zijn tegen het besluit van den minister van oorlog, waarbij zij geschrapt zijn van de lijst van het leger. De raad heeft het beroep der prinsen van Orleans verworpen, omdat de wet van 22 Juni 1886 verbiedt, dat leden der familiën, die over Frankrijk geregeerd hebben, toegelaten worden als officier in het leger. Deze wet is itiet toepasselyk op de prinsen Murat, daar deze,

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1887 | | pagina 2