Buitenland.
inlichtingen gevraagd omtrent het zoo gelukkig af-
geloopen ongeval, H. M. de Koningin in den namiddag
van den '19 Februari 1.1. overkomen, en naar het
aandeel, dat sommige personen zouden gehad hebben
in het tot staan brengen van de zonder bestuurder
voortrennende paarden.
Uit een zoo nauwkeurig mogelijk ingesteld onderzoek
is gebleken, dat het voorkomen van ernstige gevolgen
in de voornaamste plaats is te danken aan de om
standigheid, dat niet ver voorbij den stal van den
stalhouder Wegman in het Noordeinde een rijtuig
stond, waarin het rijtuig, waarin H. M. de Koningin
was gezeten, is vastgereden.
De eenige ernstige poging om, vóór dat de aanrijding
plaats had, de paarden tot staan te brengen, is gedaan
op den hoek van de Oranjestraat, door den agent
van politie P. van Deijk, die daarbij gevallen is.
Eerst toen de aanrijding had plaats gehad, en de
paarden daardoor links uitweken, zijn deze door
verschillende personen gegrepen, waaronder mogen
genoemd worden de koetsier A. Kabelaar, de stalhouder
G. M. Wegman, de agent van politie Blom e. a.
Dat daarbij de een meer verdiensten zou hebben
dan de ander, is in geenen deele gebleken.
Hoezeer ik wil gelooven, dat, had de aanrijding
niet plaats gehad, door niemand zou beproefd zijn
de paarden tot staan te brengen, zoo staat het toch
bij mij vast, dat de redding uit het gevaar, waarin
zich H. M. de Koningin en H. K. 11. de Kroonprinses
hebben bevonden, is te danken aan de hierboven
door mij vermelde, van den wil van menschen geheel
onafhankelijke aanrijding in het Noordeinde".
Ongelukken, Kampen, Misdaden, enz.
Twee groote honden waren verwoed aan het vechten.
De beide eigenaars ijlden toe om tusschenbeiden te
komen en de een deelde met een dikke stok een
harden slag uit, juist op 't oogenblik waarop de ander
zijn hond trachte weg te trekkende slag die voor
den hond bestemd was, trof echter den eigenaar in
het gezicht en wel zoo hevig, dat zijn neusbeen
verbrijzeld werd en hij. hevig bloedende, achterover
tuimelde. Het had maar weinig gescheeld, of het
was tusschen de beide heeren ook tot een ernstige
vechtpartij gekomen en het kostte den omstanders
nog heel wat moeite om dit te verhinderen.
Een voerman te Pantin verdacht zijne vrouw en
overviel haar onverwachts; doch de minnaar was uit
het raam gesprongen en zweefde aan een ijzeren
stang tusschen hemel en aarde. De voerman, niets
ontdekkende, viel voor zijne vrouw op de knieën en
vroeg vergiffenis, dat hij haar een oogenblik had
kunnen verdenken. Op straat gekomen werd zijn aan
dacht getrokken door eene menigte menschen, die in
de lucht staarden. Hij hief het huofd op en zag den
zvvevenden minnaar zijner vrouw, wien een boven
bewoner een touw toewierp, terwijl een beneden-
bewoner den man bij de bennen trachtte te vatten.
De bedrogen echtgenoot, in woede ontstoken, legde
zijn revolver aan en trof een der buren in het gezicht.
Voor deze daad is hij nu tot tien dagen gevangenis
straf veroordeeld.
Mrs. Belford. een dame der Londensche diplomatie,
die langen tijd in het Oosten heeft gereisd, zou voor
eenige dagen een gecostumeerd bal bezoeken. Zij had
zich gekleed in een Montenegrijnsch costuum, dat zij
van hare reizen had medegebracht, en begaf zich,
geheel uitgedost, naar het studeervertrek van haar
echtgenoot om van een wapenrek eenige dolken en
pistolen te nemen om die in haren gordel te steken.
In de haast, die zij maakte, onderzocht mrs. Belfond
niet of de wapenen ook geladen waren; terwijl zij
nu een pistool bij zich wilde steken, drukte zij bij
toeval op den haanhet schot ging af en de kogel
drong haar in de linkervoet. Mrs. Belford heeft
verklaard, dat zij liever zou sterven, dan tot eene
amputatie besluiten, zoodat de doctoren niet weten
of zij de patiënte in 't leven zullen kunnen houden.
Turkij
Naar de Times uit Konstantinopel verneemt, heeft
de Porte aan de Engelsche regeering, door bemiddeling
van den Turkschen gezant te Londen, zekere eischen
gesteld betrekkelijk de ontruiming van Egypte. Ter
zelfder tijd laat de Porte de Fransche regeering polsen
omtrent de onderhandelingen tusschen Frankrijk en
Engeland. Indien, de berichten uit Londen de Porte
niet voldoen, wil deze het Egyptisch vraagpunt weer
aan de mogendheden onderwerpen. Frankrijk schijnt
geneigd tot toegeven, indien Engeland dit voorbeeld volgt.
Italië.
De Univers meldt nog het volgende omtrent het
negende feest der troonsbestijging van den Paus. In
de Sixtijnsche kapel is een plechtige mis opgedragen.
Onder de aanwezigen werden opgemerkt de leden van
het corps diplomatique, van den Roineinschen adel,
van de orde van Malta en talrijke genoodigden. Bij
het heengaan en bij zijn terugkeer werd de Paus onder
de Sedia Gestatoria gedragen met de driedubbele Pause
lijke kroon op het hoofd, met de fabelli aan beide
zijden, voorafgegaan door een indrukwekkenden stoet
van prelaten, bisschoppen en kardinalen, allen in groot
ornaat. De gardes-nobles en de Zwitsersche hellebaardiers
vormden het escorte; de stoet trok tusschen de Pala-
tijnsche garde door.
Oostenrij k.
In de Ilongaarsche delegatie deed graaf Kalnoky
uitkomen, dat de betrekkingen van Oostenrijk met de
andere mogendheden, en vooral met Rusland, zeer
vriendschappelijk waren, zoodat geen onmiddellijk oorlogs
gevaar de monarchie bedreigt, maar hij zeide toch,
dat de politieke toestand nog zoo onzeker was, dat de
regeering zich niet verantwoord achtte, indien zij niet
alle mogelijke voorzorgsmaatregelen nam. Niet alleen
waren in het Westen quaestiën gerezen, welke den
vrede bedreigen, maar ook is het nog niet gelukt de
Bulgaarsche quaestie op vredelievende wijze op te
lossen. Ofschoon er nog geen reden is om aan de
mogelijkheid eener schikking te twijfelen, noopt de
toestand op het Balkan-schiereiland de regeering nog
steeds tot voorzichtigheid. Wat de jongste gebeurtenissen
in Bulgarije betreft, voegde graaf Kalnoky er bij
weet de regeering dan niet, dat er een militair
oproer te Silistra is uitgebroken, waartegen de Bul
gaarsche regeering terstond krachtig is opgetreden.
De indirecte berichten, welke hierover uit Bulgarije
worden gemeldverdienen weinig geloof. Ten minste
de mededeelingen, dat de oproerige beweging zich in
andere steden van Bulgarije heeft vertoond, is nog
niet bevestigd.
Frankrij k.
In de Kamer is de beraadslaging over de verhooging
der graanrechten voortgezet door den heer Méline,
rapporteur, een bekend protectionist. Hij verklaarde
onder anderen, dat'de verhooging der rechten niet tot
eene verhooging van den prijs van het brood zal leiden,
llij betreurde den lagen prijs, waarop het buitenlandsche
graan, in Frankrijk aangevoerd, te staan komt. Volgens
hem zien de werklieden in de groote steden in, dat
zij dezelfde belangen hebben als de landbouwers en zij
zijn daarom niet tegen de verhooging. De heer Lesage
beriep zich op zijne persoonlijke ervaring als landbouwer
om den heer Méline te weerleggen. Niet de kleine
landbouwer zal bij verhooging gebaat zijn, gelijk de
heer Méline heeft beweerdde verhooging zal enkel
de groote landbezitters bevoordeelen. Hij verhaalde,
dat het reeds was voorgekomen, dat een boer, die eene
hoeve wilde pachten, een contract had moeten teeken,
waarbij hij zich verbond om, als de verhooging der
graanrechten doorging, naar dezelfde evenredigheid
zooveel meer pacht per hectare te betalen.
De minister van binnenlandsche zaken heeft een
ontwerp gereed, waarbij de bevoegdheid van den
Parijschen gemeenteraad word uitgebreid, zoodat de
meeste bepalingen der gemeentewet van 5 April '1884
ook van toepassing zullen worden verklaard voor Parijs.
Da scrutin de liste zal o. a. voor de gemeente-raads
verkiezingen der hoofdstad toepasselijk zijndat wil
zeggen, dat Parijs niet meer verdeeld zal wezen in 80
wijken, die elk een lid voor den gemeenteraad kiezen.
De raad zal door de arrondissementen gekozen worden,
en de verhouding der bevolking zal hierbij in acht
worden genomen. Het gevolg hiervan zal zijn, dat de
raad iets meer dan 80 leden zal tellen. Eene centrale
mairie wordt niet ingesteld. Ook wordt geen scheiding
gemaakt tusschen den gemeenteraad en den geweste
lijken raad der Seine, zoodat de leden van eerstgenoemd
lichaam rechtens leden blijven van den raad van het
departement. Omtrent dit punt wordt dus aan den
wensch van den raad evenmin voldaan.
De Répablique Franoaise noemt Bismarcks over
winning bij de verkiezingen duur gekocht. Hij heeft
immers de inmenging van den Heiligen Stoel in de
binnenlandsche aangelegenheden van het Rijk toegelaten,
ja gevraagden hij heeft zijne Europeesche reputatie
van handhaver van den vrede verloren. Europa vertrouwt
hem niet langer. Bismarck kan zulke olFers niet hebben
gebracht alleen om de goedkeuring voor zijn leger-
ontwerp te verkrijgen. Hel geheele Septennaat is een
voorwendsel geweest om zich te ontdoen van een
lastigen, onaangenamen, vitterigen Rijksdag, en dezen
te vervangen door eene getrouwe, volgzame vergadering.
Welke reusachtige plannen Bismarck hoopt te verwezen
lijken, weet hij zelf misschien in de bijzonderheden
nog niet, maar hun geheel is vrij eenvoudig en duidelijk;
het is, het Rijk, namelijk de eenheid van een alvermogend
Duitschland onder den scepter der Hohenzollerns te
voltooien en te bevestigen, en dan verder, Bismarcks
positie zoo te maken, dat niet enkel zijn persoon,
zij is buiten quaestie, maar ook zijne politiek
in haar geheel, den erfgenaam van keizer Wilhelm
onvermijdelijk opgelegd wordt. Hij ziet geen heil voor
het Rijk buiten deze politiek, en hij wil haar, ook
na zijn leven, tot de eenig mogelijke maken. Dat hij
met de samenstelling van het nieuwe Parlement zijn
doel bereikt heeft, of althans het noodzakelijke er
voor in handen heeft, is evenwel niet waarschijnlijk.
»Van de oppositie is niets te hopen. De socialisten
zullen even onverzoenlijk blijven als de vertegenwoor
digers der veroverde en onderdrukte bevolkingen. De
Fortschritt, machteloos gemaakt, zal zich in al de
gestrengheid harer beginselen terugtrekken. De mannen
van het centrum zullen het Bismarck nooit vergeven,
dat hij hen door den Paus heeft doen desavoueeren
als relegieuse partij verzwakt, zullen zij hoe langer
hoe meer de vertegenwoordigers van den katholieken
boerenstand worden, met een instinktmatigen afkeer
van de rijks-centralisatie."
Bulgarije.
üe Kolnische Zeitung deelt omtrent de muiterij
te Rustschuk het volgende mede: Donderdagnacht
nam de commandant, majoor Usraoff, den prefect en
een aantal aan het regentschap getrouwe officieren
van het garnizoen gevangen en trachtte toen de twee
nog getrouw gebleven bataillons van het vijfde regi
ment te ontwapenen. Deze poging mislukte; beide
bataillonsmeest uit recruten bestaandemaakten
zich, onder kapitein Vulkoff, meester van een deel der
stad en de kazernes, die door vijf compagnieën genie
troepen omringd werden. Des morgens te zes uur
begon een hevig gevecht, dat weldra door de geheele
stad werd voortgezet, en waaraan langzamerhand
honderden burgers ten gunste van het regentschap
deelnamen. Het gevecht werd met verbittering gevoerd
aan dooden telt men van beide zijden 70 a 80 man,
daaronder twee officieren van de opstandelingen en
twee Duitschers, die toevallig in het straatgevecht
doodgeschoten werden. Tegen den middag verscheen
aan den Rumeenschen oever een boot, onder witte
vlag, waarvan de opvarenden door het Bulgaarsche
oorlogsschip »Golubtschik" werden overgenomen. In
den namiddag, nadat de opstandelingen te vergeefs
beproefd hadden, met kapitein Vulkoff te onderhandelen,
begonnen de burgers een krachtigen aanval onder
luid geschreeuw, terwijl de in de kazerne opgesloten
soldaten onder de klanken van het volkslied «Schoema
Maritza!" een uitval deden, ondanks het vuur uit
twee kanonnen en de heftigste salvo's der genietroepen.
Het kwam tot een bajonetgevecht, waarin zeer spoedig
de opstandelingen overhoop geworpen werden en zich
deels overgaven, deels buiten de stad vluchtten. Majoor
Usunoff, dezelfde die Widdin met roem tegen de
Serviërs verdedigd heeft en luitenant Filoff met nog
eenige anderen, waren reeds te voren in twee booten
gevlucht, maar niet verder gekomen dan tot het
Zand-eiland. Een troep burgers was nu aan den oever
gekomen en opende een levendig vuur op de booten,
zoodat Filoff, Usunoff en de anderen zich in de kuilen
in het zand op het eiland moesten verschuilen. Tot
algemeene verbazing verscheen nu de stoomboot
»Golubtschik", welks kapitein, Draganoff, zijne trouw
aan het regentschap bewees, door op de vluchtelingen
jacht te maken. Twee officieren verdronken, Filoff en
Usunoff werden gewond; alle werden gevangen ge
nomen. Het bleek nu, dat de personen, die op de
boot met de witte vlag waren geweest, twee Russisch-
gezinde officieren, Ranoff en Kirtschieff waren; de
«Golubtschik" had hen in verzekerde bewaring ge
nomen. Intusschen was tegen zes uur 's avonds het
straatgevecht afgeloopen, en men begroette en kustte
elkander als overwinnaar. De geestdrift was onbe
schrijfelijk; de gevangenen, die van de »Golubtschik"
kwamen, konden nauwelijks voor de woede der volks
menigte beveiligd worden. De zorg der bewakers om
hun gevangenen te beschermen, was zeer opmerkelijk
het volk had hen op de lijken der doodgeschotenen
aan stukken willen scheuren. Thans heerscht volkomen
rust in de stad; de koffiehuizen zijn overvol; de
soldaten worden rijkelijk van spijs en geld voorzien.
In vele huizen echter hoort men gekerm; een aantal
kinderen is gewond of gedood. De openbare ge
bouwen zijn geïllumineerd. Den volgenden dag kwamen
uit Rasgrad tweehonderd man vrijwilligers om de
vijanden van het regentschap te helpen bestrijden.
Uit Tirnova verscheen een bataillon onder majoor
Petroff, chef van den staf, om het opperbevel over
te nemen. Uit Sofia en andere steden kwamen adressen
ter gelukwensching. Het aantal dooden en gewonden
is nog niet met zekerheid bekend; Filoff is aan zijn
wonden overledenUsunoff heeft twee kogels in den
buik, Grueff een kogel in den schouder.
Belgie.
De Kamer heeft behandeld een verzoekschrift van
een onderwijzeres te Luik, mejuffrouw Delchef, die in
1879 het openbaar onderwijs verlaten heeft, omdat
de wet van 1879 met hare overtuiging streed en
sedert aan eene katholieke school werkzaam was.
Wegens gezondheidsredenen moet zij thans hare be
trekking nederleggen en zij verzoekt nu toekenning
van pensioen wegens de vóór 1879 bewezen diensten.