BIJVOEGSEL
van Zaterdag 18 December 1886.
BIJ DE
VERGADERING AAN DEN GEMEENTERAAD
ZIERIKZEE,
ZIERIKZEESGHE C
TE
gehouden den 13 December 18 8 6
Voorzitter Mr. J. P. N. Ermerins, Burgemeester.
Afwezig zijn de heeren Moolenburgh, volgens mededeeling
van den Voorzitter wegens ambtsbezigheden buiten de
gemeente, en Schneiders van Greijffenswerth.
De Voorzitter deelt mede,, dat zijn ingekomen:
1°. vier brieven van de Gedep. Staten, houdende: a. terug
zending van de door hen goedgekeurde begrooting der
dienstdoende Schutterij voor 1887; b. goedkeuring van het
Raadsbesluit van den 30 Julij 11. tot verlenging van pacht
eener visscherij aan A. Anker Cz.; c. terugzending van het
door hen goedgekeurd eerste suppletoir kohier van den hoof-
delijken omslag voor 188G; d. goedkeuring van het Raads
besluit van 23 November 11. tot verkoop van boomen.
Voor kennisgeving aangenomen, met de mededeeling van
den Voorzitter, dat de op den 11 dezer gehouden verkooping
van boomen en kaphout heeft opgebragt f 105,05, n.l. aan
doode boomen en kaphout f 33,60 en aan levende boomen
f 71,45;
2°. een brief [van hetzelfde Collegie, waarbij zij met
verwijzing naar hun besluit van 1 Februarij 1878, No. '14,
(Prov. Blad No. 48), bevattende eene algemeene regeling
voor de jaarwedden der Burgemeesters en Secretarissen in
de provincie, te kennen geven, dat de Burgemeester dezer
gemeente reeds thans het maximum heeft der bepaalde
jaarwedde voor de 7e klasse, waarin deze gemeente is ge
plaatst, (bevolking tusschen 5000 en 8000 zielen, minimum-
jaarwedde f 1000, maximum f 1400) en dat hun geen
overwegende aan het gemeentebelang ontleende redenen
zijn bekend geworden, om van de door hen aangenomen
regeling af te wijken.
Vergelijkt men, zeggen Gedep. Staten, de jaarwedden te
Zierikzee met die in andere gemeenten dezer provincie, zoo
komt men niet tot de gevolgtrekking dat do jaarwedden
te Zierikzee naar evenredigheid te laag zijn. Regeling over
eenkomstig 's Raads wensch zou veeleer alle evenredigheid
doen ontbreken en de jaarwedde te Zierikzee gelijk maken
aan die te Middelburg.
Gedep. Staten moeten daarom bezwaar maken aan den
door den Raad uitgedrukten wensch tot verhooging der
jaarwedde van den Burgemeester gevolg te geven.
De Voorzitter stelt voor, ook dezen brief voor kennis
geving aan te nemen.
De heer Boeije verklaart zich niet tegen dit voorstel te
zullen verzetten, doch drukt zijn leedwezen uit, dat het
besluit van den Raad in geen enkel opzigt genade of
sympathie bij de Gedep. Staten heeft gevonden. Al hetgeen
deze hebben medegedeeld was den Raad bekendmaar toch
heeft deze gemeend een besluit te moeten nemen om tot
verhooging der jaarwedde van den Burgemeester te komen.
Hij meent, dat de overige Raadsleden, evenals hij, in de
beslissing van Gedep. Staten zullen berusten, zonder zich
evenwel met de gronden daarvan te vereenigen.
De vergadering geeft teekenen van instemming met het
gesprokene, waarna besloten wordt, den brief voor kennis
geving aan te nemen;
3°. een voorstel van Burgem. en Weth'. met betrekking
tot de vroeger ingekomen verzoekschriften van A. van der
Hucht en A. Adamse om dezelfde oppervlakte gemeentegrond
achter hunne woonhuizen, verkregen door het overdekken
eener daartusschen loopende vroon of sloot, in erfpacht
te bekomen.
Daar die oppervlakte grond meer eigenaardig behoort
tot het erf gelegen achter het woonhuis van A. Adamse,
omdat zij nu reeds kadastraal daarmede één perceel uitmaakt
stellen zij den Raad voor, die oppervlakte op de gewone
voorwaarden in erfpacht uit te geven aan den adressant
Adamse.
Wordt besloten, dit voorstel ter inzage te leggen van
de leden om in eene volgende vergadering te worden
behandeld.
De Voorzitter deelt mede
1°. dat J. Beije, pachter van de grasmaaijing van den
Boerenweg en eenige andere wegen in de gemeente
remissie van pacht over 1886 heeft verzocht, wegens gemis
van grasgewas door het afgraven der zijkanten van een
gedeelte van den Boerenweg en dat Burgem. en Weth.
voorstellen hem remissie te verleenen tot een bedrag van
f 5, hetgeen hun in verhouding tot de pachtsom billijk
voorkomt.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt dien
overeenkomstig besloten
2°. dat is ingekomen, het verslag der Vereeniging »de
Ambachtsschool" over '1885/6.
Ter visie gelegd van de ledenlater te plaatsen in het
archief
3°. eene kennisgeving van L. IT. van Oeverendat hij
wegens vertrek uit de gemeente aanspraak heeft op afschrij
ving van hoofdelijken omslag over 1886.
Op voorstel van Burgem. en Weth. wordt afschrijving
verleend tot een bedrag van f 0,70.
Namens Burgem. en Weth. stelt de Voorzitter voor
a. af te schrijven van H. X, Art. 1 (Onv. Uitg.) begroo-
ting 1886 en over te schrijven op II. I, Afd. II, Art. 2
(Kosten van brandstoffen) f 2,57s
b. om aan den onderwijzer L. W. de Graaf, wegens
ongesteldheid van de onderwijzeres Mej. Iirenser tijdelijk
door Burgem. en Weth. na overleg met den Arrondissements-
Schoolopziener aangesteld aan de school Ceene belooning
toe te kennen gedurende die waarneming, gerekend naar
f 100 in het jaar, van den dag zijner indiensttreding af.
Dienovereenkomstig wordt zonder beraadslaging of hoofde
lijke stemming besloten.
Aan de orde komt, een voorstel van de Commissie voor
de Strafverordeningen, waarin deze te kennen geeft dat zij,
nu door den Hoogen Raad meermalennog zeer kort geleden
ten aanzien eener provinciale verordening en vroeger ten aan
zien van gemeentelijke verordeningen, arresten zijn gewezen,
dat eene verordening niet behoorlijk is afgekondigd en
alzoo geene verbindende kracht heeft wanneer in het formulier
van afkondiging twee vergaderingen zijn aangewezen, waarin
de verordening is vastgesteld, en er derhalve te dien aanzien
eene gevestigde regtspraak bestaat, het wenschelijk acht
dat zoo spoedig mogelijk tot eene nieuwe afkondiging wordt
overgegaan van vijf strafverordeningen der gemeente, die
op de aangegeven wijze zijn afgekondigd.
Ten einde daarbij evenwel te voorkomen, dat niet een
ander voorschrift dei' gemeentewet zou kunnen gezegd
worden niet te zijn nageleefd, is het noodig, die verorde
ningen opnieuw vast te stellen, aan Gedep. Staten in
afschrift mede te deelen, en na hun berigt van ontvangst
de afkondiging te doen plaats hebben, waarbij dan één
vergadering kan worden aangewezen als die, waarin zij
zijn vastgesteld.
De bedoelde verordeningen zijn
1°. de algemeene politie-verordening
de verordening tot voorkoming en blussehing van
2°.
brand
3°.
4°.
en 5°.
bewaren en vervoeren van ligt ontvlambare vloeistoffen.
de verordening op de markten;
de verordening op het begraven en de begraafplaatsen
de verordening tot wijziging van die op het invoeren,