Burgerlijke Stand te Zierikzee.
Een prelaat der Engelsche staatskerk, de bisschop
van Manchester, heeft onlangs voor een zeer talrijk
publiek eene voordracht gehouden, in welke hij ver
klaarde de hoogste achting te gevoelen voor de Joodsche
natie. Ja, indien hij het volk had mogen kiezen,
waaruit hij wenschte geboren te worden, dan zoude
hij de joodsche natie hebben gekozen. De groote
eer van tot de nakomelingen te behooren van Abraham,
Izaak en Jacob, van Petrus en Paulus, luid dubbel
opgewogen tegen den smaad, waai in hij gaarne had
willen deelen, te meer nu ook uit dat volk Één was
geboren, die grooter was dan alle aartsvaders of profeten.
Ook Walter Scott, zeide de bisschop, moet een
dergelijk gevoelen omtrent de Joden hebben gekoesterd,
anders zou hij niet in den mond van Rebecca, de
Jodin, die prachtige rede hebben gelegd, waarin zij
den tempelridder verhaalt, dat eer nog de nakome
lingen van den nieuwen noordelijken adel bekend
waren, hare voorvaders reeds behoorden tot hen, die
om de Arke des verbonds stonden.
De behandeling, welke de Joden ondergaan hadden,
vormde een vreeselijke bladzijde in het geschiedboek
en vervulde menig hart met inriig medelijden.
Zij werden vermoord en van hunne goederen beroofd
hunne lichamen werden den pijnigers overgeleverd;
zij werden her- en derwaarts gedreven en vonden
nergens een thuis.
Wij, in Engeland, vervolgde de spr., hebben de
Joden even slecht en barbaarscli behandeld als een
der andere Europeesche natiën. Maar de tijden zijn
veranderd en nu ben ik er trotsch op te kunnen
zeggen, dat Engeland alle hinderpalen voor de Joden
had uit den weg geruimd en hen nu behandelde, als
de meest begunstigde leden van zijn eigen geslacht.
De bisschop sprak verder over de groote mannen,
aan wie het Ieraëlitische volk het aanzijn had ge
schonkenhet waren niet alleen staa stlieden, maar
profeten. Onder deze eerste noemde hij wijlen den
graaf van Beaconsfield, wiens naam met luid gejuich
werd begroet.
Eeuwen waren voorbij gegaan, eer men den Jood
recht had gedaan en wat meer natuurlijk, dat bij het
geleden onrecht niet zoo spoedig kou vergeten, noch
de vreeselijke vervolging, waaraan hij had blootgestaan.
Indien de Christenen dezelfde behandeling hadden
ondergaan, dan betwijfelde hij het, of zij wel zóó
taai van constitutie zouden geweest zijn, om dit alles
te verduren, maar indien zij het hadden kunnen ver
dragen, zouden zij dan niet den naam hebben ver
afschuwd, waaronder meTi zulk een wreed onrecht
jegens hen gepleegd had? Bij riep ten slotte de sym
pathie en de hulp zyner landslieden in ten behoeve
hunner Israëlitische broeders.
De heer Uellmuth D. D. vroeger bisschop van Huron
en adsistent bisschop van Ripon, nam hierop het woord
en zeide, dat de gevoelvolle woorden van den bisschop
van Manchester hem diep hadden geroerd, want ook
hij had Israëlitisch bloed in zijn aderen en was
werkzaam ten behoeve zijner broeders.
Eene vermakelijke wijze om een doortrapten dief
tot bekentenis te brengen, komt in de Grondwet,
een Amerikaanscli blad, voor. Er werd een gouden
horloge gestolen uit de kamer van Annie Shanly. eene
wollennaaister in no. 51 Oost Negende straat, te New-
York. De politie nam een zekeren John Mc. Langlin,
die als knecht in het huis werkt, op vermoeden gevangen.
Maar hij ontkende alles en hield stout zijne onschuld
staande. Op weg naar de gevangenis, vertelde de
politie-agent, die hem daarheen bracht, dat men soms
wel onschuldige personen moest gevangen nemen en
dat eens iemand zijne onschuld bewees door te vertellen
waar het gestolene te vinden zou zijn, hetgeen hem
in een droom was geopenbaard. Eenige uren nadat de
verdachte in de gevangenis was opgesloten, gaf hij
den cipier een briefje, geadresseerd aan Miss Shanly,
waarop geschreven stond »Ik droomde van daag over
uw horloge. Ik droomde dat ik het een uwer kostgangers
in den kelder zag verbergen achter den haard op een
der balken onder de keukenvloer. Als gij de planken
daar oplicht en mijn droom uitkomt, dan zult gij daar
het horloge vinden. »Wat de verdachte verlangde ge
beurde en het horloge werd op de beschreven plaats
gevonden maar zijne verwachte invrijheidstelling volgde
niet, daar men nu meer dan ooit van zijne schuld
overtuigd was.
Pasteur, die eenige dagen geleden te Bordhgera
aankwam, heeft aldaar zijn intrek genomen op de
vroeger door de koningin van -Italië bewoonde villa
Bischofsheitn en denkt aldaar twee maanden te blijven.
Hij moet aan eene zijde geheel verlamd zijn.
In Milaan is een inrichting opgericht, waarin Pasteurs
methode tegen hondsdolheid toegepast wordt.
Den man die twee vrouwen door vergif om het
leven bracht en tot levenslangen dwangarbeid werd
veroordeeld, den horlogemaker Pel, van Montreuil, zal
men zich nog wel herinneren. Een werktuigkundige,
zekere Cotte, wonende op den boulevard Saint-Germain
te Parijs, bemerkte op een goeden dag, dat hij frappant
op Pel geleek en die ontdekking liet hem geen oogen-
blik met rust. Hij ging eindelijk aan zijn eigen iden
titeit twijfelen en zich verbeelden dat hij Pel heette.
Het werd hoe langer hoe meer mis met hein hij
liet zijn zaken in het honderd loopen en dacht over
niets anders dan om in alle opzichten den horloge
maker na te bootsen, in zijn manieren, zijne kleeding,
den snit van zijn baard en zijne manier van spreken.
Maandagavond stond er een menigte voor zijn winkel.
Achter de ramen waren allerlei dingen uitgestald'.-
kleederen, keukengereedschap, meubelen, alles door
elkaar gesmeten te midden van zijn eli-ctrische instru
menten. Cotte zelf stapte ernstig in zijn winkel rond,
in een korte broek, sporen aan de laarzen, een vilten
hoed met een pluim op, en een hellebaard in de hand.
De commissaris van politie ging naar den winkel,
waarvan de deur gesloten was; hij liet haar door
zijn agenten openmaken en ondanks den tegenstand
van den ongelukkigen mechanicus, die in de eene
hand zijn hellebaard, in de andere een revolver
zwaaide, slaagde hij er in zich van hem meester te
maken. Hij werd naar een der stedelijke gestichten
gebracht.
Erger dan Donato. In Frankrijk hebben de mag
netiseurs het /eeds zoo ver gebracht, dat zij zelfs bij
leeuwen magnetiseeren. De Esyérance de Nancy ver
haalt dienaangaande het volgende: Zondag begaf zich
een talrijke menigte naar de menagerie van den dieren
temmer Saiva, te Dyon. Men had zich vooi bereid op
een zeer belangwekkend schouwspel: een proeve van
magnetisme in het leeuwenhok. Saiva gaf zijn gewone
avondvoorstelling, waarna hij, vier leeuwen in een
groote kooi bijeenbrengende, M. de Torcy met zijn
sujet, zekere mejuffrouw Lucie, liet binnentreden.
Hoogst bedaard hield de magnetiseur een kleine «speech"
tot het geachte publiek, slechts onderbroken door het
gebrul der wilde dieren, verbaasd over de stoutheid
dergenen, die met zooveel koelbloedigheid bezit kwamen
nemen van hun hok. De «séance" begon. De magne
tiseur bracht zijn sujet, vooraf in slaap «geweikt",
in «extase" en beval het de oogen te openenhet
jonge meisje zag de leeuwen strak in de oogen,
naderde hen vervolgens en stak hun zelfs een arm
toe. Daarna had het meest schokkende tooneel plaats
de magnetiseur maakte zijn sujet cataleptisch, haar
hoofd en voeten werden op twee stoeltjes gelegd,
en de leeuwen, ofschoon door eene zoo lange voor
stelling vermoeid en ongeduldig geworden, sprongen
meermalen over dien menschelijken slagboom, aan
gezet door de zweep van den temmer en de ribbe-
stooten van den magnetiseur.
Door het gebrul der woedende leeuwen en het
vreeselijke schouwspel doodelijk verschrikt, riep het
publiek: «Genoeg! genoeg!" De temmer deed nu de
dieren in hun afzonderlijke hokken terugkeeren, en
juffrouw Lucie werd weder wakker gemaakt door den
magnetiseur, wiens koelbloedigheid gedurende de lange
en gevaarlijke proef geen oogeublik verminderde.
In de magazijnen van Bon Marché te Parijs heeft
zich Zaterdagavond de kunst gepaard aan den handel.
De magazijnen waren namelijk in een reusachtige
concertzaal herschapen. Faure en andere kunstenaars
zongen er, in vereeniging met koor en orchest, geheel
samengesteld uit bedienden van deze handelsinrichting.
Het concert werd aan mevr. Boucicaut, eigenares van
Bon Marché, aangeboden uit dankbaarheid voor de
groote som, die zij onlangs in de pensioenkas voor
de bedienden heeft gestort.
De burgemeester van Madrid berichtte dezer dagen
aan Koningin Christina van Spanje, dat de duizendste
knaap was geboren, die den naam van den Monarch
ontvangen had. De Regentes zond voor het ventje een
volledige uitrusting, een zilveren beker en een spaar
bankboekje met een aanzienlijke inlage, waarbij H. M.
eigenhandig geschreven had: Den duizendsten Alfonso
door een vrouw, die twee Alfonso's gelukkig hebben
gemaakt.
De Duitsche troonrede die 's middags om 12 uur
in den Rijksdag uitgesproken werd, zagen de lezers
van de San Francisco Zeitang reeds dienzelfden dag
's morgens in druk.
Een Berlijnsch reporter was opgedragen om de
rede woordelijk over te seinen naar Sun Francisco,
waar de lezers der genoemde courant ze 's morgens
om 9 uur hadden omdat, dank zij de vorm onzer
aarde, de zon daar 10 uren later opgaat dan in
Berlijn.
De Amerikanen beginnen zich in Berlijn hoe langer
hoe meer op de nijverheid toe te leggen. Zoo weiden
er onlangs eene belangrijke schoenen- en eene pels-
waren fabriek opgericht. Vooral deze laatste betaalt
hooge loonenzoo kan een flink weikman b. v. 60 mark
in de week verdienen. Uit Amerika komen de ruwe
vellen; zij worden naar Londen gezonden en daar
verkochtvervolgens worden ze in Berlijn bewerkt,
om ten slotte geheel gereed weer naar Amerika
terug te keeren.
Den liefhebbers van bowls, wien de eeuwige
aardbeien, perziken en andere te beginnen vervelen,
zal wellicht de mededeeling aangenaam zijn, dat er
een nieuwe soort bowl is uitgevonden, n.l. de thee-
rozenbowt. De heer Bouché, uit Bonn, heeft het beproefd
en was, zooals hij schrijft, geheel verrast over de
uitkomst.
De heerlijke geur der bloemen deelt zich reeds na
weinig minuten aan den bowl mede, en deze overtreft
in smaak en aroma bijna een perzikbowl. Op twee
flesschen wijn rekent men drie bloemen en laat die
er 10 tot 15 minuten in trekken.
De bloemen der «Maarschalk Niel" leenen zich
bijzonder tot deze toebereiding.
De erfgenamen van baron Mayer Kavel van Rot
schild hebben, naar men verhaalt, het plan opgevat
de prachtige verzameling kunstvoorwerpen en antiqui
teiten, die zich in de nalatenschap bevindt, voor het
publiek ter bezichtiging open te stellen.
De reden waarom Bismarck geen oorlog meer wil,
wordt met vermakelijke diepzinnigheid uitgelegd in
een onlangs verschenen Italiaansche brochure, waaruit
de Wiener AU. Ztg. het volgende staaltje aanhaalt,
dat voorzeker getuigt van een zuidelijke fantasie
Tijdens de Carolinen-quaestie zaten in het keizerlijk
slot te Berlijn vier personen bijeenhet waren de
keizer, de kroonprins, Moltke en Bismarck. De drie
eersten zijn vóór den oorlog, Bismarck is er tegen,
en deze laat zich eindelijk overhalen om de reden
van zijne tegenwerking te vertellen; hij verhaalt,
terwijl hij teruggaat tot den aanvang zijner politieke
loopbaan, het volgende:
In den nacht, die volgde op mijne verkiezing tot
zaakgelastigde, had ik een droom.
Een reusachtig, schoon Germaansch krijger, uit den
tijd der Romeinen, verscheen mij in den droom, en
zeide tot mij: «Wij zullen elkaar nog wel eens zien
Toen verdween hij, zonder mij den tijd te laten, hem
naar zijn naam te vragen. Spoedig vergat ik dezen
droom, maar in 't jaar 1851 toen ik in Pommeren
reisde en tot gevolmachtigde bij den rijksdag was
benoemd, verscheen mij dezelfde krijger weer. «Otto",
zeide hij tot mij, «nog een stap en dan gaan wij
aan 't werk." Deze tweede verschijning maakte meer
indruk op mij clan de eerste. De oorlogsman kwam
echter ten derde male. en zeide mij toen het volgende:
«Nu kunnen wij aan den arbeid gaan. Kom, ik ver
wacht u in het Teutoburger woud Deze droorn zeide
mij wie de krijgsman was, wiens bezoek zich tot
driemaal toe herhaald had. Het was Herman van
't Teutoburger woud, de overwinnaar van Varus.
Bismarck begeeft zich naar het Teutoburger woud,
vindt daar den geest van Herman, omgeven door
talrijke krijgsoversten, en hoort van hem, dat hij de
uitverkoren mail is om de Duitsche eenheid tot stand
te brengen. Slechts driemaal mogen we het zwaard
voeren, een vierde maal zou liet ons vaderland niet
ten goede komenhoudt steeds het zwaard in de
schede en de palmtak in de hand." Hierop raakte
Herman, om zijn leerling eene blijvende herinnering
van alles te geven, diens hoofd met de handen aan
en liet hem slechts drie haren. «Deze drie haren",
zeide hij, «zullen allen wederstaan en zullen u tot
aan uw laatsten dag de waarschuwing toeroepen, die
ik u voor <iet heil van Duitscliland gaf. Ga nu aan
't weik; ga recht op uw doel af en laat u door niets
afschrikkenDe keizer had dit verhaal zwijgend
aangeboord. De kroonprins evenwel riep uit; «En wat
zal de wereld er wel van zeggen, als zij ons voor de
bedreigingen van Spanje ziet wijken?" «Hetzelfde
wat ze van een leeuw zou zeggen," antwoordde de
kanselier, «die het blaffen van een hond veracht."
Sch o o I n i e u w s.
Op de voordracht voor eene onderwijzeres aan de
openbare lagere school te Kllemeet zijn geplaatst de
dames L. Visser te Kapelle; A. O. Rijkaard te Goes
en E. M. Mazure te Groede.
Van 26 Nov.-3 Dec. 1886.
Geboren:
Een dochter van M. Muste en A. Jonker.
zoon O. de Jonge en P. Laban.
dochter J. Elscot en J. Priemus,
zoon S. Hart en P. C. Put.
Overleden:
J. Kalooij, 6'1 j., vrouw van J. Rodoe.
A. Trijselaar, 71 j vrouw van N. Willemse.
S. Syria, bijna 61 j.vrouw van M. van den Houten.
K. van den Berge, 77 j., wed. van J. Geelhoed.