reglement door haar aangeboden, alleen kiesrecht wil
toekennen aan hen, die ten volle in de personeele
belasting zijn aangeslagen, zullen allen wier werkelijke
weekhuur minder d»n ongeveer f 5 bedraagt, in die
gemeenten zijn uitgesloten. Behalve ingeval zij nog
eenig onroerend goed bezitten, waarvan ten minste
f '12 grondbelasting is verschuldigd, wat wel met
wein igen het geval zal zijn.
Het Hbl. acht liet zeer wenschelijk, dat belang
stellenden in hun k ring nagaan, wie bij zulk een grens
van huur worden uilgesloten. Vooral is het van belang,
dat zij, die vele werklieden in dienst hebben, den
invloed der voorgestelde regeling onderzoeken en open
baar maken. Zoo toch alleen kan men beoordeelen,
of de voorstellen der regeering al of niet te eng zijn.
No. 1 van de populaire geschriften over sociale
vragen, uit te geven van wege de Liberale Unie, is
verschenen. Mr. A. Kerdijk behandelt daarin het
vraagstuk der wettelijke beperking van arbeidsvrijheid
en arbeidstijd voor kinderen, jeugdige werklieden en
vrouwen.
Opstellen over vakonderwijs, leerlingwezen, preven
tieve voorschriften in 't belang van veiligheid en gezond
heid in fabrieken en werkplaatsen, adviseerende arbeids
kamers en arbeidsbureaus, raden tot verzoening en
beslechting van geschillen en andere onderwerpen
zullen vulgen.
Ongelukken, Kampen, Misdaden, enz.
In Hamburg is een zekere Israël veroordeeld tot
een jaar gevangenisstraf. Deze heer schreef allerlei
berichten over Afrika, ofschoon hij dit werelddeel
nooit gezien had. Uit zijne levendige fantasie en met
behulp van verschillende bladen beschreef hij zijne
reizen in Afrika en gaf deze uit, terwijl hij zijn
uitgever wijs maakte, dat hij alles zelf had beleefd
en dat hij reeds verscheidene reizen in het zwarte
werelddeel gemaakt had.
Aan een politie-beambte te Parijs, den heer Sarrai,
een man die slechts even boven de vier voet lang is,
komt de eer toe, onder zeer moeielijke omstandigheden
een kerel als een boom in hechtenis te hebben
genomen.
Deze inhechtenisneming had plaats op de volgende
vermakelijke manier.
De kleine beambte, die in politiek was, had laat
in den avond in een verdacht kwartier van de stad
een reusachtig man gezien, die verscheiden horloges
bij zich had, welke hij den voorbijgangers te kuop
aanbood. Daar Sarrai zich uit hoofde van zijne kleine
gestalte niet alleen aan den kolossus durfde wagen
en hij geen enkel collega in de buurt zag, volgde
hij den verdachte op den voet; toen hij achter hem
eene herberg binnen trad, vatte hij een kloek besluit:
met een vlugge handgreep nam hij een der horloges,
die de reus voor zich op tafel had gelegd, en ging
er mee aan den haal naar den naastbij zijnden
politiepost, gevolgd door den reus en den herbergier.
Bij het politie-bureau gekomen, keerde de vluchtende
zich plotseling om, sprong den kolossus om den hals,
en terwijl deze van verbazing sprakeloos was, en
niet in staat om een lid te verroeren, riep hij zijne
collega's te hulp, die den dief, die intusschen zag
hoe de zaken stonden en zich als een razende ver
weerde, in hechtenis namen.
De brutaliteit der misdadigers kent geen grenzen
meerwie daarvan niet overtuigd is leze slechts het
volgende. Te Montretout, bij Parijs, was een moord
gepleegd door een zekeren Bauillet; natuurlijk dat er
van alle kanten nieuwsgierigen naar het huis der
misdaad toestroomden. De bewoner van het huis daar
naast was tijdelijk afwezig; toen hij een paar dagen
later terugkwam, stond hij niet weinig te kijken, dat
hij zijn huis geheel leeg vond; alle meubelen waren
Weg. De politie-agenten, die sinds den dag van den
moord voortdurend in de straat surveilleerden, hadden
wel gezien dat twee mannen al de meubels in een
verhuiswagen hadden geladen en vervolgens kalm in
de richting van Boulogne waren weggereden, maar
zij verkeerden in de meening dat de twee mannen
gezonden wiren door den bewoner van het huis. De
gedachte aan zulk eene brutaliteit zou dan ook zelfs
in het hoofd van den achterdochtigsten politieman
niet opkomen.
Godsdienstwaanzin. Op de tweede verdieping van
het huis No. 68, in de rue Madame te Parijs, woonde
sedert langen tijd een grijsaard van vier en tachtig
jaar, zekere mijnheer Ruel. Hij woonde daar met
zijn zoon, vroeger onderwijzer in het Engelsch, maar
die sedert eenigen tijd zijne betrekking bij het onderwijs
had. neergelegd, omdat hij van tijd tot tijd onmis
kenbare blijken had gegeven van zinsverbijstering.
De ongelukkige was lijdende aan godsdienstwaanzin,
en menigmaal had men den vader gewaarschuwd
voor het gevaar dat hij liep door samen te wonen
met een krankzinnige, die op eens razend kon worden.
Ongelukkig genoeg sloeg de heer Ruel geen acht
op die waarschuwingen. Op zekeren nacht werden de
bewoners van het huis gewekt door een verschrikkelijk
geraas en gekraak en dooi1 wilde kreten, die de zoon
uitstiet, terwijl hij al de meubelen uit het raam
wierp. De commissaris van politie verscheen en liet
de deur operitrappenin de woonkamer was niemand,
maar in de slaapkamer lag de grijsaard, geheel
naakt, zieltogende op den grond; de krankzinnige
lag op het lichaam van zijn vader, wiens strot hij
hield omkneld, terwijl hij hem met de andeie hand
de borst open reet, altijd schreeuwende»Je bent
vervloekt, ellendeling 1 Je hebt den duivel in het lijf.
maar ik zal hem er wel uit weten te halen, ik
alleen kan den duivel bezweren." Vier politie-agenten
wierpen zich op den ongel ukkigen jongeling en
slaagden er eindelijk in, na een verschrikkelijk gevecht,
hem machteloos te maken.
Buitenland.
Duitscliland.
»De ernstige toon", zegt de Kreuzzeitung»der
openingsrede van 25 dezer, heeft blijkbaar indruk
gemaakt. Ook die dagbladen, die anders altijd tegen
alles zijn, wat van de regeering kotnt, moeten inzien,
dat het redenen van allergewichtigste!) aard zijn, die
haar in een tijd van financieelen achteruitgang zoo
belangrijk hoogere uitgaven voor het leger noodig
doen achten. De oppervlakkige troost, dien vooral de
beurs-couranten aanvankelijk poogden te geven, dat
de rede vreedzaam" klonk, heeft daartegenover niet
lang stand kunnen houden. Had iemand misschien
verwacht, dat den minister von Bötticher zou zijn
opgedragen om in de Witte Zaal een «wereldbrand"
aan te kondigen? De «vreedzame toon" spreekt van
zelf, zoolang er kans op behoud des vredes bestaat;
maar die kans blijft alleen dan bestaan, wanneer de
rol van vruchtbare bemiddeling, die aan Duitscliland
onder de moeielijkst denkbare omstandigheden ten
deel gevallen is, in een indrukwekkend leger den
steun vindt, zonder welken het in de verste verte
niet kan doen, wat het tot heil der weield toch
doen moet." De Kolnische Zeitung rekent uit. dat
de regeering met hare legerwet nog zeer gematigd
in hare eischen geweest is, dat zij niet alleen hare
wenschen ten aanzien van kavallerie en artillerie voor
het oogenblik liet rusten, maar dat zij ook ter wille
van de schatkist de vorming van nieuwe regimenten
achterwege liet en de legerveisterking zoekt deels in
uitbreiding van het aantal manschappen bij ieder
batailIon, deels door toevoeging van een vierde bataillon
aan 15 regimenten. Dit laatste wordt in de Duitsche
militaire kringen als geene aanbevelingswaardige
indeeling beschouwd, hoewel liet in Frankrijk en
Rusland regel is; in elk geval is het op zichzelf
natuurlijk niet wenschelijk om de verschillende regi
menten zoo ongelijk in sterkte te maken. Voorts
maakt het Keulsche blad nog de opmerking, dat de
voorgestelde versterking van het leger in vredesiijd
met 41.000 man, al begint die met 1 April '1887,
eerst langzamerhand in volle werking treedt, zoodat
het Duitsche leger eerst in 1894 daardoor in oorlogstijd
met 90,000 man versterkt zal kunnen wurden. En
het zal tot 1899 duren voordat de vuile versterking
met 140,000 man beschikbaar zal zijn. Daartegenover
staat het feit, dat er steeds genoeg geoefende man
schappen voorhanden zijn om de nieuwe bataillons
aan te vullen, waarvan na 1887 de kaders aanwezig
zullen zijn. Bovendien wordt in de organen der
oppositie aangemerkt, dat de regeering in hare memoiie
van toelichting verzwijgt, dat van het sterkere
Fransche leger een deel in de koloniën blijven moet,
en dat evenzoo van het Russische leger een aan
merkelijk deel voor een Europeesehen oorlog buiten
rekening komtdat de regeering evenzuo zwijgt van
den steun, waarop zij van Oostenrijk Hongarije zou
kunnen rekenen tegenover de mogelijkheid, dat het
Duitsche leger te gelijk het Russische en het Fransche
te bestrijden zou hebben.
F r a n k r ij k.
Maandag werd, naar aanleiding van een post op
de begrooting van 30 millioen tot inrichting van het
beschermheerschap over Tongkin en Annam eene zeer
levendige discussie, in de Kamer gevoerd. De heer
Pierre Alype hoopte, dat Tungkin weldra in zijne
eigene uitgaven zou kunnen voorzien, indien men het
als Cochinchina behandelde, waar aan Fransche ambte
naren, en niet aan de mandarijnen, de inning der
belasting was opgedragen. De heer Alype wilde verder
Tongkin en Annam beschermd zien tegen de piraten
van den handel: de Duitschers, de Engelschen en de
Chineezen. Er moet voor Tongkin en Annum een
bijzonder tarief in werking komen. De rechten moeten
ten naastenhij verbodsrechten zijn. Zoo niet, dan zal
Frankrijk eene kolonie gesticht hebben ten behoeve
van het buitenland. De heer Blancsubé, afgevaardigde
van Cochinchina, meende dat de inkomsten in Tongkin
en Annam te laag geraamd zijn en de kosten voor
het bezettingsleger daarentegen te hoog. Hetgeen hij
over de gemeentelijke inrichtingen in Annam zeide,
vond bij de Kamer weinig belangstelling. Hij zeide
ook, dat er in Cochinchina zoo goed als geen invoer
rechten zyn. Saigon is groot geworden door den vrijen
handel. Als men liooge rechten gaat heffen, heeft men
tegenmaatregelen te vreezen. De heer Thomson, rap
porteur, verklaarde, dat de begrootingscommissie zich
ook in dit geval op zuinigheid had toegelegd. Indien
men het aantal Fransche ambtenaren in Tongkin ver
meerderde, dan zou het crediet vrij wat hooger moeten
zijn. Men zou, als men Cochinchina tot voorbeeld
wilde nemen, niet minder dan 1500 Fransche ambte
naren in Tongkin moeten aanstellen. Over de be
scherming van den Franschen handel kan spreker
verklaren, dat de Fransche handel en nijverheid reeds
den gunstigen invloed van het bezit dier kolonie be
ginnen te gevoelen. Er zijn te Hanoi twintig Fransche
huizen tegen een twaalftal Duitsche, Engelsche of
Chineesche. De minister-president zeide, dat de regeering
zoo zuinig mogelijk is te werk gegaan. Hij denkt,
dat de hulpbronnen van Tongkin onder toezicht van
verstandige Fransche ambtenaren, gestadig zullen toe
nemen, zoodat de kosten jaarlijks met vijf millioen
zullen kunnen verminderd worden. Hij hoopte, dat de
Kamer het crediet eenpariglijk zal aannemen, want
in het buitenland wordt nauwlettend de uitslag der
stemming nagegaan, ook dooi1 de inlanders in Tongkin.
En dit maakt de zaak van te meer beteekenis. De
heer Raoul Duval zeide, dat zijne vaderlandsliefde hem
noopt de ontruiming van Tongkin te vragen. Hij zal
dus stemmen, niet tegen het ministerie, maar tegen
het crediet. De minister-president verzekerde nu, dat
er volmaakte rust in Tongkin is. De bezetting zal
wel altoos noodig zijn, maar de sterkte der Fransche
troepen zal minder worden. Er is hier geen sprake
van eene ministeiieele quaestie, maar van eene quaestie
van ontruiming, waartegen de vaderlandsliefde der
ministers opkomt. De heer Raoul Duval hernarn, dat
het hem een genoegen was uit 's ministers mond te
hooren, dat hier geen sprake was van eene niiniste-
rieele quaestie. Het bestaan van het kabinet heeft dus
met de zaak niets te maken. Wat de vaderlandsliefde
al dan niet voorschrijft, dit hangt van ieders per
soonlijk inzicht af. Tongkin zal nooit het vierde op
brengen van hetgeen het aan Frankrijk kost. Wij
zijn in Tongkin in den toestand van een speler, die
zijn geld zoekt te herwinnen. Alleen zwaltke lieden
missen de zelfheheersching om halt te houden. De
minister-president verklaarde, dat de vorige spieker
het had doen voorkomen, alsof het kabinet het ciediet
niet beschouwde als eene zaak, waarbij het ministerie
de quaestie van vertrouwen stelde. Wij zouden, liet
hij er op volgen, geen kabinet zijn, waardig dien
naam te dragen, indien wij niet zeiden, dat deze
zaak rechtstreeks het ministerie zelf raakt. Wij stellen
dus wel degelijk de quaestie van vei trouwen. De heer
Lanjuinais stelde nu voor het crediet van 30 millioen
met 10 te verminderen. Dit voorstel werd verworpen.
Het door de regeering aangevraagde cijfer werd
daarop aangenomen met 278 tegen 249 stemmen.
Grroot-Rrittan j e.
De Admiraliteit heeft van den opperbevelhebber in
de Chineesche wateren bericht ontvangen, dat, wanneer
Port-Hamilton door Engeland bezet moet blijven, drie
forten zullen moeten worden opgericht en een garnizoen
van 3000 man op de eilanden gehouden moet worden.
De generaal der genie sir Andrew Clailte treedt
warm in de bres voor de annexatie van Poi t-Hamilton.
Is het al geen volkomen station, de geographische
ligging is schier een ideaal. De haven bezit groote
natuurlijke voordeden en is veel gemakkelijker te ver
dedigen dan Gibraltar, Malta of Hongkong. Slechts
enkele torpedos en kanonnen kunnen Port-Hamilton
tegen iederen aanval verdedigen. De kosten zouden
geringer zijn dan de schade, welke een vijandelijk
kruiser binnen eenige dagen zou kunnen aanrichten.
De steeds aangroeiende kracht der Russische marine
in 't noordelijk deel van de Stille Zee is een factor,
waarmee Engeland rekening moet houden. Tegen
Wladivostock vormt Port-Hamilton den gewichtigsten
vooruitgeschoven post voor Brisbane, Sydney en Mel
bourne. De beteekenis van Port-Hamilton als haven
zal eerst recht aan 'f licht komen, zoodra de Canadasche
Pacific-baan voltooid is, waardoor nieuwe handelswegen
en voor het Britsche Rijk nieuwe hulpbronnen geopend
zullen zijn. Aldus het oordeel van Clarke.
De regeering heeft besloten, zoowel tegen O'Brien
als tegen Dillon een vervolging in te stellen.
Gemengd I5uiteiilaii<lseh Nieuws.
Een zonderling denkbeeld is opgekomen in het brein
van den kardinaal Lavigerie. Hij wil niets meer of
minder dan Carthago weer opbouwen. Er is reeds door
hem aan het gouvernement een ontwerp aangeboden,
om het nieuwe Carthago tot het middelpunt van de
Katholieke missie in Afrika te maken.
- V