zoodat men zich verbeelden kan een zeer steilen berg
of een zacht glooienden weg te bestijgen.
Door den heer Goos, rekenaar aan het- Metereologisch
Instituut te Batavia, is eene aardige uitvinding gedaan.
Hij heeft n.l. een wandelstok gemaakt en daarop een
aantal verdeelingen gebracht, die in staat stellen,
wanneer de zon zichtbaar is, den juisten tijd te
bepalen.
Om dien tijd te bepalen, heeft men, zich tusschen
genoemde uren in het zonlicht bevindende, niets te
doen, dan een bepaald gedeelte van den wandelstok
op de schaduw, die hij, recht opstaande, op den grond
afwerpt, van het punt, waar men den stok vertikaal
heeft gezet, af te meten; dit punt op den grond af
te teekenende stok weder vertikaal te zetten en
den vinger zoolang langs de verdeeling, op den stok
aangebracht, te schuiven, totdat zijn schaduw (die
van den vinger) samenvalt met het op den grond
aangebrachte teeken. Alsdan heeft men den vinger
op een zeker gedeelte der tijdverdeeling, men leest
dit af (de stok is tot- in minuten afgedeeld) en men
heeft den waren tijd. Den waren tijd eigenlijk niet.
Bij eiken stok behoort een correctielijstje, waarop
men van datum op datum en van uur op uur de
correctie vindt, die men in aanmerking moet nemen,
bij het op den stok gevonden tijdstip.
Miss Maria Scott, eene zeer vermogende dame van
de aanzienlijkste Engelsche familiën, had zich officieus
verloofd met een zekeren Sebright, die eene erfenis
van f 250,000 er door had gelapt. De dame had de
zwakheid hem voor een 40 a 50,000 gulden wissels
te geven, maar zag tegelijkertijd in, dat dit huwelijk
haar niet paste. Ilij annonceerde nochtans de verloving
in de voornaamste bladen, compromitteerde daardoor
het meisje en bedreigde haar met den dood, ingeval
zij bleef weigeren. Onder de pressie van een pistool
perste hij op zekeren dag hare toestemming tot een
huwelijk af, en zoo werd miss Scott, lady Sebright,
die nu alle moeite heeft, om dat zonderlinge huwelijk
weder te doen ontbinden. Na den trouw hebben de
echtgenooten elkander niet wedergezien.
De likdoornsnijder Lauriel, een stamgast in de
»Groene papegaai", een café in Messina, was dezer
dagen met den eigenaar in een heftige woordenstrijd
over de clericale meetings in Italië, 't Eene woord
lokte het andere uit, men werd persoonlijk, totdat de
vertoornde waard, doelende op den eenigszins ronden
rug van zijn gast, dien voor een »gobo" (bultenaar)
en drommedario" (kameel) uitmaakte. De portier
maakte eindelijk aan den twist een einde, door den
bezoeker eenvoudig buiten de deur te zetten. Lauriel
klaagde den caféhouder nu wegens beleediging aan.
De beklaagde antwoordde daarop, dat het hem ge
makkelijk was zijn onschuld te bewijzen, want dat
niet hij, maar zijn papegaai, waarvoor hij niet aan
sprakelijk was, de schimpnamen had gebruikt, en dat
de bezoeker in zijn dronkenschap had gemeend, dat
de waard ze hem toegesproken had.
Daar Lauriel de mogelijkheid van zulk eene ver
warring loochende, werd op bevel van den rechter
de merkwaardige vogel gehaald.
Nauwelijks was deze in de gerechtszaal gebracht,
of hij begon, tot groote vreugde van de aanwezigen,
Fransch, Engelsch en Italiaansch alles door elkaar te
praten slechts de fatale woorden »gobo" en «dromme
dario" wilde de vogel, ondanks alle moeite van den
eigenaar, die ze hem honderd malen voorzei, niet uit
spreken. Daar ook eenige getuigen verklaarden, dat
die beide woorden niet op het repertoire van den
vogel stonden, veroordeelde de rechter den aange
klaagde tot eene geldboete.
Deze laatste zeide hierop toornig»Ik betaal het
geld, maar van nu af zal de vogel zoolang gedrild
worden, totdat hij mijnheer Lauriel bij 't binnenkomen
begroeten kan met de hem toekomende titels."
Aan de Figaro wordt geschreven, dat Régnier, die
tijdens den oorlog van '70 zoo'n geheimzinnige rol
speelde, en zich als bemiddelaar bij keizerin Eugénie,
bij den Duitschen rijkskanselier', bij Bazaine en in
't hoofdkwartier van Metz, toegang wist te verschaffen,
dezer dagen te Ramsgate (Engeland) gestorven is. -
Zooals men zich misschien herinnert, was hij door
den krijgsraad als spion, die in eene vesting binnen
sloop om den vijand van dienst te zijn, ter dood ver
oordeeld. Hij woonde toen reeds in Engeland, waar
hij zich een geheel nieuw middel van bestaan moest
verschaffen, daar hij zijn geheele vermogen besteed
had tot 't volvoeren van de daden, waardoor zijn naam
zoo bekend geworden is.
Een zonderling geval van slaapziekte deed zich
eenigen tijd geleden te Wheeling, in Amerika, voor.
Op zekeren dag in October j.l. hield zich daar een
werkman onledig met het plukken van appelen, toen
hij plotseling door een zenuwtoeval werd getroffen en
uit den boom viel. Men vond hem buiten kennis en
een geneesheer werd geroepen, die trachtte den man
door electriciteit weder bij te brengen, doch te vergeefs.
Den volgenden dag kwam de man bij zijn zinnen,
sprak eenige woorden en viel toen weder in diepen
slaap. Men dacht nu dat hij dood was en de noodige
beschikkingen voor zijne begrafenis werden gemaakt;
doch toen men hem in de kist zou leggen werd hij
weer wakker, verklaarde geheel hersteld te zijn en
vroeg om water. Maar in den tijd dat men dit ging
halen, viel hij weder in slaap, en voor ditmaal bleek
het werlcelijk de slaap des doods te zijn.
Toen de stoomboot »Geyser" onlangs uit Kopen
hagen te New-York aankwam, legde er een klein
stoombootje naast de »Geyser" aan.
Van dit bootje kwam iemand aan boord, die zich
aan den kapitein voorstelde als zendeling, en die ver
zocht om zich met de nieuw aangekomen broeders
uit Scandinavië bekend te mogen maken. Tevens deelde
hij mede, dat hij een brief aan een zekeren heer
Ole Ohlfen moest afgeven.
Nadat de kapitein bereidwillig verlof had gegeven
om te doen wat hij vroeg, begaf de zendeling zich
naar 't voordek, waar ongeveer 600 passagiers in
groepen bijeenstonden. De vreemde bewoog zich met
de meeste welwillendheid en hartelijkheid onder de
passagiers, wien hij bijbeltjes en tractaatjes aanbood,
of adressen opgaf van het zendingsstation, waar iederen
Scandinaviër steeds raad en hulp gegeven wordt.
Geheel vooraan op 't schip leunde een jonge man van
een zwak uitzicht over de verschansing en scheen den
zendeling in 't geheel niet op te merken.
Weldra was de zendeling in de nabijheid van den
jongen man gekomen, die hem met de woorden
«Mijnheer Ohlfen, hoe maakt ge het?" plotseling op
den schouder klopte. Met een gezicht zoo wit als een
doek wendde de aangesprokene zich om en zeide
«Ge vergist u, ik ben mijnheer Ohlfen niet."
«Toch wel, mijn waarde! thuis heet ge immers
Ohlfen; nu echter behoort ge mij, want ik ben
De aangesprokene stak zijne band snel in zijn borst
zak, waar ook op 't zelfde oogenblik werd bij dooi
den schijnbaar zwakken jongeling op 't dek geworpen
en werden hem de handen op den rug gebonden,
«zie zoo, mijnheer Ohlfen! nu zult ge wel weer weten
hoe ge heet, en ook waar de 36000 kronen gebleven
zijn, die ge aan de bank te B. ontstolen hebt." Het
was de New-Yorker agent van de geheime politie
Bernhard, een geboren Duitscher, die op deze slimme
manier een oplichter in hechtenis nam. Twee uren
later zat* Ohlfen al achter slot en grendel.
Omtrent Merlatti, den vaster, lezen wij in de Temps
het volgende. Hy heeft de laatste dagen de hoeveelheid
water, die hij gebruikt, eenigszins vermeerderd en men
heeft opgemerkt dat hij de grootste hoeveelheid ge
bruikt op het uur, waarop hij anders gewoon was te
eten. Zijn gewicht is van 65 op 53 kilo verminderd,
de lichaams-temperafcuur is geleidelijk gedaald, de
polsslag is normaal en regelmatig. Merlatti beweert,
dat hij zijn proef tot het eind zal volhouden, doch
de doctoren twijfelen er aan. Tal van nieuwsgierigen
komen hem bezoeken in het Grand-Hótel tusschen 12
en 6 uur, alleen de journalisten en doctoren worden
's morgens toegelaten. Op de wanden van zijn vertrek
worden de bezoekers gevraagd Merlatti niets te vragen,
om hem niet te vermoeien. Merlatti slaapt goed, zooals
hij zegt, den geheelen nacht, doch tegen den morgen
kwellen hem de dwaaste droomen, die bij het ontwaken
een zekere loomheid doen gevoelen.
Men moet toch maar iets voor de wetenschap over
hebben
Toen korten tijd geleden in den laten avond een
postiljon in het Saksisch dorpje Gruna aankwam, deed
hij de ontdekking, dat de nachtwacht van een na
burig dorp, ook nog tot de lading van het postrijtuig
behoorde. De passagier tegen wil en dank, die in
diepen slaap was, had vóór dat zijn dienst begon,
een slaaphoekje gezocht in den postwagen.
De slimme koetsier wachtte zich wel, om den nog
slaapdronken nachtwacht bij 't wekken omtrent zijne
plaatsverandering in te lichten. Deze laatste haastte
zich om door een luid hoorngetoet zijn veronacht
zaamden dienst te aanvaarden, en dit lokte even snel
den heuschen nachtwacht van Gruna, die deze con
currentie met alle gestrengheid van de wet wilde
tegengaan.
De stand van zaken werd nog juist te rechter tijd
opgehelderd, zoodat een twist tusschen de beide col
lega's verhoed werd.
Wat één uur regeering kost en gekost heeft aan
Frankrijk. Het consulaat en het eerste keizerrijk 115,000
francs per uur; de restauratie 119,000; de regeering
van Louis Philippe 150,000; de republiek van 1848
173,000; het tweede keizerrijk 349,000; de tegen
woordige republiek tot 1882 405,000; en na dien
tijd 563,000 frs. per uur.
Een zeer schoon meisje kwam bij Rubinstein en
verzocht hem zijn meening te willen zeggen over haar
pianospel. Rubinstein liet haar spelen, en toen de
jonge dame vroeg: «Wat moet ik doen?" antwoordde
hij: «Trouwen."
Land productief maken door er water van te maken.
Reeds vroeger is er op gewezen, hoe men in Duitsch-
land, waardeloos, onvruchtbaar land productief maakt,
door het voor de vischkweekerij in te richten. Onder
anderen is dat het geval op de groote Luneburger
heide. Thans verneemt men uit Arnswolde, dat in
dat district door den fiscus op waardeloos terrein 3
karpervijvers waren aangelegd, die zóó goede winsten
opleveren, dat nu een vierde van 2% heet. gemaakt
werd. Men had in den jongsten zomer 3900 karpers
in de vijvers gebracht en 2 Nov. jl. er 2200 weer
uitgehaald van V2 pond zwaarte, en bracht die in
een anderen vijver. De karpers waren in dien korten
tijd van 2ya tot 3l/2 pond gegroeid. Zulk een uit
komst was boven verwachting.
Bij den componist Verdi was onlangs een geani
meerde soirée. Eerst te middernacht ging de groote
meester te bed. Een uur later wekte hij zijn echtge-
noote en zeide: «Wees niet boos, lieve, maar ik heb
je oordeel noodig; ik heb een heerlijk thema voor
een duet gevonden." Mevrouw Verdi, reeds lang ge
woon aan dergelijke eigenaardige muziekoefeningen,
stak de lamp aan; Verdi nam een kamerjapon en
zette zich voor de vleugel. Nadat hij gereed was,
zeide de vrouw: «Het duet is mooi, maar ik zou het
in uwe plaats niet uitgeven." «Waarom niet?"
vroeg de meester. Aarzelend hernam zijn vrouwWel,
«omdat het volmaakt zoo in je «Rigoletto" voor
komt." «Zoo! zei Verdi, «het is mogelijk, men
kan ook niet alles onthouden. Willen wij dan maar
weder gaan slapen?"
Een dure pijp rookten onlangs de assuradeurs te
Ternesvar. In een grooten brand van een sigarenfabriek
aldaar, verbrandden il/2 millioen sigaren en 100
centenaars tabak.
Toen het jongste dochtertje Olga van de Russische
Czaar onlangs ondeugend was geweest, liet de Keizer
den tooneelspeler Blandow komen en droeg hem op
om zich zoo leelijk mogelijk toe te takelen, om hem
daarna aan het kind te vertoonen als de boeman, die
komen zou om haar mede te nemen als het weder
gebeurde. Blandow speelde de hem opgedragen rol zoo
uitstekend, dat hij later telkens weder moest optreden
als er overtredingen hadden plaats gehad. Zijn roem
werd zelfs zoo groot, dat hij ook in de gezinnen van
andere leden der keizerlijke familie als boeman zeer
gezocht was. Dezer dagen werd de artist weder dooi
den Czaar ontboden, maar tot algemeene verbazing
sprak de grootvorstin Olga (thans 4J/2 jaar oud) bij
zijn verschijning zeer kalm: «Mijn broertje heeft gezegd
dat je de wezenlijke boeman niet bent, maar ik vind
dat je er toch wel mooi voor spelen kunt." Men
zegt dat de kunstenaar ook met dit compliment zeer
gevleid was.
De toréadore Don Luiz Mazzantini is verleden week
van Madrid naar Havanna vertrokken. Den avond vóór
hij weg ging, werd hem een groot banket aangeboden,
waaraan tweehonderd personen deelnamen. De groote
man die twee jaren geleden voor f 50 per maand
werkte neemt op zijn reis f 40,000 baar geld
mede. Bovendien ontvangt hij van zijn impressario
f 75,000. Daarvoor moet hij in 8 stierengevechten
optreden en 64 stieren dooden.
De opbrengst van de jacht in Duitschland in het
tijdsverloop van 1 April van het vorige jaar tot 31
Maart 1.1. wordt door de volgende cijfers aangegeven
14.4-60 stuks roodwild, 8543 stuks damwild, 108.602
reeën, 9019 stuks zwartwild, 2.367.927 hazen,
314.009 konijnen, 84.301 vossen, 5031 dassen, 4092
vischotters, 606 wilde katten, 5475 boommarters,
5312 steenmartei's, 27.108 bunzings, 23,578 wezels
en 592 zeehonden. Bovendien aan gevleugeld wild
378 woudhanen, 6016 berkhanen, 2209 stuks hazel-
hoenders, 2.521.195 stuks patrijzen, 102,886 wachtels,
139,568 fazanten, 818 trapganzen, 40.891 houtsnippen,
277 wilde zwanen, 3400 wilde ganzen, 269.765 wilde
eenden, 51,991 watersnippen, 1.277.177 lijsters,
15 888 reigers en 119.694 roofvogels. De volgende
zeldzame wildsoorten werden nog geschoten1 oerosch,
6 stuks elanden, 4 wolven en 17 bevers. Deze opgaven
zijn officieel. De regeering schreef verleden jaar het
houden van statistieke lijsten voor. Is zij echter officieel,
volledig is de opgave niet, want aan haar ontbreken
1°. de gegevens omtrent den wilddiefstal en 2°. een
groot aantal opgaven der pachters van jachtvelden,
die zij met opzet achterwege lieten om niet in hunne
pacht verhoogd te worden.