De heer Boeije zegt, dat de tegenwoordige organisatie der gasfabriek in -1875 na langdurige debatten is tot stand gekomen. Daargelaten hoe men over die organisatie denkt, komt het hem verkeerd en gevaarlijk voor, thans niet een voorstel te komen, zooals nu door de Commissie is gedaan, niet alleen omdat men gevaar loopt vele gasverbruikers te verliezen, maar ook omdat daardoor eene vermomde belasting zou worden in het leven geroepen, die nu het gas met '1 cent per M3. belast, doch later tot 2 eent en meer kan worden uitgestrekt. Zelfs al regelt men het, zoo.us de heer van Manen het wenschtdan nog kan hij zich er niet mede vereenigen. Als men toch verandering in liet voordeel der gemeente verlangt, dan kan men die op andere wijze ver krijgen, door b.v. de fabriek te laten betalen voor het gebruik van den grond of voor het leggen der buizen, evenals dit soms bij concessiën geschiedt. Het voorstel, zooals het is geamendeerd, heeft bovendien nog dit bezwaar, dat men eene inkomst verkrijgt, die précair is en die niet gemakkelijk te vervangen zal zijn. Nu reeds weet men niet of de gasprijs voor 1888 niet hooger zal moeten worden, zoodat die inkomst daardoor weder ver vallen zou. Spr. verklaart zich ook tegen het ver strekkende voorstel van den heer Zuurdeeg en meent, dat dit een gelijk lot heeft te wachten, als dat van de Commissie. De heer van Manen deelt de vrees van den heer Boeije niet, dat de verhooging van den gasprijs met één cent, in de toekomst te aanlokkelijk zal zijn om die niet te ver dubbelen. Ook het précaire van de inkomst is hem geen bezwaar. Men kan die inkomst als eene buitengewone be schouwen evenals de opbrengst der zelkaschen er evenzoo mede handelen. De heer Moolenburgh maakt de opmerking, dat de ont vangsten in de begrooting voorkomende, zoo hoog mogelijk zijn gebragt, zelfs dat volgens hetgeen de Voorzitter zelf heeft getuigd, de opbrengst der zelkasch f 600 hooger is geraamd dan men verwacht dat zij zal opbrengen. Het noodzakelijk gevolg hiervan zal zijn, dat de post voor Onvoorz. Uitgaven zeer zal inkrimpen, en dat men in plaats van een goed slot te bekomen, gevaar loopt, dat de dienst •18S7 een nadeelig slot oplevert. De meerderheid der Com missie nu meende een middel te hebben gevonden, om op geleidelijke weinig voelbare manier eenige verbetering aan te brengen. In beschouwingen over de vraag of er uit een wettelijk oogpunt bezwaar is, dat middel aan te wenden, zal hij zich niet verdiepen, want niemand heeft daaromtrent twijfel geopperd, zoodat alleen overblijft de vraag of de billijkheid uit het oog wordt verloren en Spr. meent, dat dit niet het geval is. Tegenover de bewering van den heer Goemans, dat aan de gemeente door do gasverbruikers een groot voordeel bezorgd wordt, stelt Spr. de vragen, of de gasfabriek tot stand gekomen is en in stand gehouden wordt door de gasverbruikers en of er één onder hen is, die beweren durft dat hij gas verbruikt in het belang der gemeente en niet van zichzelf. Hij herinnert zich, dat toen er sprake was van oprigting der fabriek, op goede gegevens is besloten, die oprigting voor gemeenterekening te doen, ten einde de ingezetenen te bewaren voor vexatie van particuliere concessionarissen. De gemeente alleen heeft zich do uitgaven getroost. Spr. beweert, dat er geen reden tot klagen is, als er een billijke prijs voor het gas betaald wordt. Yoor den gasverbruiker mag het aangenaam en voordeelig zijn thans 1 cent minder te betalen, doch het voordeel komt ten laste van hen, die het gas niet gebruiken. Het gas te leveren tot den prijs die het aan de gemeente kost, behoeft niet, want het is geene belasting. De meerderheid der Commissie heeft dan ook gemeend haar voorstel, waarvan het lot haar echter niet twijfelachtig voorkomt, te moeten doen en acht zich ten volle daarmede verantwoord. De heer Zuurdeeg geeft te kennen, dat als men geen straatverlichting met gaslantaarns had, doch met olielampen al de ingezetenen aan die verlichting' zouden betalen. Nu komt een groot gedeelte van de verlichting ten laste van een vierde der contribuanten van den hoofdelijken omslag. Feitelijk betalen 200 gasverbruikers f 2000 meer belasting dan de overige belastingschuldigen. Als er belasting geheven wordt, moet echter ieder er aan betalen. Het standpunt der Commissie acht hij dan ook onjuist en hij blijft bij zijn voorstel om de kosten van de exploitatie der straat verlichting ten laste der gemeente te brengen. De Voorzitter merkt naar aanleiding van het door den heer Moolenburgh gesprokene op, dat de inkomsten niet gunstiger zijn voorgesteld dan zij zijn en dat de raming van de zelkasch bij de beoordeeling der inkomsten niet in aanmerking moet komenomdat dit een buitengewone inkomst is, waar tegenover eene buitengewone uitgaaf staat. De post voor opbrengst van zelkasch saldeert met die van uitgaaf «Aanleg van kapitaal". De heer Zuurdeeg geeft daarna op eene vraag des Voor zitters naar zijn voorstel, te kennen, dat hij voorstelt den prijs van het gas op 7 cent per M3. te bepalen. De Voorzitter herhaalt, dat hij het niet raadzaam zou achten thans van de in 1875 gemaakte regeling af te wijken. Hij is het eens met den heer de Looze, dat het eerst na afloop van den daarbij gestelden termijn, tijd is aan verandering te denken. De heer Six merkt nog op, dat men de vrees heeft te kennen gegeven dat het gasverbruik bij aanneming van het voorstel zal verminderen en daardoor de fabriek zal benadeeld worden, waarvan het gevolg zal zijn dat de gasprijs weder verhoogd moet worden. Nu vraagt hij wat het gevolg' zal zijn als de prijs verlaagd wordt. De Commissie voor de gasfabriek verklaart, dat uitbreiding en verbetering der fabriek binnen korten tijd zal noodig zijn. Uit eene verlaging van den gasprijs zal waarschijnlijk vermeerdering van verbruik volgen en dan zal men nog spoediger tot die uitbreiding moeten overgaan, hetwelk nadeelig zal zijn voor de fabriek, tenzij het verbruik toe neemt in verhouding tot de kosten. Het is dus zeer wel mogelijk, dat de voorstanders van prijsvermindering zich bedrogen zullen zien en dat die eerder tot prijsverhooging leiden zal. De heer W. A. Ochtman zegt, dat, zooals de fabriek thans werkt, uitbreiding op enkele plaatsen onvermijdelijk is en in de naaste toekomst ligt, dooh dat het niet denk baar is dat bij een prijs van 9 cent per M3. het debiqt zoo aanzienlijk vermeerderen zal als de heer Six moge lijk acht. De heer Homoer meent den heer Zuurdeeg nog te moeten opmerken, dat elke vermindering van den gasprijs met 1 cent per M3. eene vermindering van inkomsten van f 1600 geeft. De heer Zuurdeeg zegt, dat hij zijn voorstel vooralsnog zou wenschen aan te houden, waarna de beraadslagingen door den Voorzitter worden gesloten. Het voorstel van de meerderheid der Commissie voor de begrooting, wordt in stemming gebragt en met 8 tegen 4 stemmen verworpen. Vóór stemden de heeren van Manen, Moolenburgh, Six en van Kinschot. Het voorstel der Commissie voor de gasfabriek, om den prijs van het gas voor 1887 te bepalen op 9 cent per M3., wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De heer Goemans verlaat de vergadering. De in de vorige vergadering tengevolge van de nog te nemen beslissing omtrent den gasprijs aangehouden posten van uitgaaf der begrooting worden onveranderd vastgesteld. H. X Art. 1 der Uitgaven (Onvoorziene Uitgaven) wordt vastgesteld op f 2680,435. Zullende er magtiging worden gevraagd om zonder nadere goedkeuring van de Gedeputeerde Staten van dezen post af- en overschrijvingen te doen op de bij de begrooting aangewezen artikelen, mits de gezamenlijke af- en over schrijvingen de som van f 1500 niet te boven gaau. De Inkomsten en Uitgaven vastgesteld zijnde, komt de geheele begrooting, bedragende in ontvang en uitgaaf f 113658,475, in omvraag. Zij wordt vastgesteld met 9 stemmen tegen 2die van de heeren van Manen en Six. De Voorzitter deelt mededat is ingekomen eene kennis geving van den heer J. de Vlieger, dat hij wegens vertrek uit de gemeente aanspraak heeft op afschrijving van hoofdelijken omslag over 1886 tot een bedrag van f 1,40, en stelt namens Burgem. en Weth. voor, tot genoemd bedrag die afschrijving te verleenen. Dienovereenkomstig wordt besloten. De heer van Manen brengt namens de daartoe benoemde Commissie verslag uit omtrent de adressen van de heeren Mrs. A. J. P. Fokker en P. L. van Beten, houdende beroep van beschikkingen van Burgem. en Weth., waarbij op hun verzoek om te worden afgevoerd van de lijst van benoembaren bijde Brandweer, afwijzend is beschikt. De adressant Mr. A. J. F. Fokker had aan Burgem. en Weth. als bezwaren tegen zijne plaatsing op de lijst aangegevendat hij meende niet benoembaar te zijn 1°. omdat hij als auditeur hij de dienstdoende Schutterij alhier en bij het 2e batailion rustende Schutterij in Zeeland belast is met de zorg voor het onder zijne bewaring gesteld archief en gehouden dat bij brandgevaar, zoo noodig, in veiligheid te brengen, en dat hij alzoo behoort tot de onder 1°. van art. 43 der Verordening tot voor koming en blussching van brand genoemde ambtenaren en 2°. dat hij in zijne betrekking van auditeur bij de dienstdoende Schutterij behoort tot de sohutterpligtigen. Door Burgem. en Weth. werd op zijn bezwaarschrift afwijzend beschikt, op grond 1°. dat hij niet behoort onder de in art. 43 genoemde ambtenaren, die ingevolge hunne instructie bij brand zich op eene bepaalde plaats moeten bevinden2°. dat hij als auditeur hij de dienstdoende Schutterij niet kan gerekend worden onder de schutter- piigtigen en dat hij op grond van art. 3 litt. a der wet op de Schutterij onvoorwaardelijk van deelneming iii ijfen dienst is vrijgesteld en derhalve tot geen dienst is verpligt, noch zich vrijwillig daarin bevindt. Tegen het eerste motief van Burgem. en Weth. zijn door den adressant in zijn adres aan den Baad geen grieven aangevoerd; ten aanzien van het tweede treedt hij in uitvoerige beschouwingen. De Commissie meent, dat de eenige te behandelen vraag deze is, of de adressant al dan niet schutterpligtig is en deze vraag is naar haar inzien door Burgem. eu Weth. op alleszins afdoende gronden ontkennend beant woord. Na eene breedvoerige wederlegging van de in het adres vervatte beschouwingen komt de Commissie tot de slotsom, dat de adressant volkomen teregt is gebragt op de lijst der bij de brandweer benoembaren. Door den heer Mr. P. L. van Beten was aan Burgem. en Weth. te kennen gegeven, dat hij ten onregte op de door hen opgemaakte lijst van benoembaren bij de Brand weer was gebragt, 1°. omdat hij nog is schutterpligtig; 2°. dat hij als ambtenaar van het Openbaar Ministerie meermalen geroepen zal zijn om de overtredingen op de verordeningen van de brandweer van zijne medeleden te vervolgenen 3°. dat hij daarenboven bij eventueelen brand nooit zal kunnen verschijnen, daar hij dan verpligt is zich naar zijn parket te begeven om het archief in veilig heid te brengen. Burgem. en Weth. hebben deze bezwaren ongegrond verklaard wat betreft - het eerste puntomdat adressant is reserve-schutter; wat betreft het tweede punt, omdat de daaringenoemde omstandigheid in de Verordening niet als eene reden van vrijstelling is opgenomen en op zichzelf de benoembaarheid niet buitensluit en voor zooveel aangaat het in veiligheid brengen en bewaren van het archief, dat niet blijkt van eene aan adressant ingevolge zijne instructie opgelegde verpligting, om zich bij brand op zijn parket te bevinden. De adressant heeft hij adres aan den Eaad, zonder aan voering van grieven tegen de motieven van Burgem. en Weth., vernietiging van deze beschikking verzocht. De Commissie is van oordeel, dat ook deze adressant teregt is gehandhaafd op de lijst van benoembaren bij de brandweer en stelt voor, op de beide verzoekschriften af wijzend te beschikken. De heer Six vraagt, of de vrijwilligers bij de Schutterij ook worden gebragt op de lijst van benoembaren bij de Brandweer. Zijns inziens geeft de Verordening daartoe aanleiding. De Voorzitter antwoordt ontkennend, waarop de heer van Manen te kennen geeft, dat hij de opmerking van den heer Six niet van grond ontbloot acht. De heer Six neemt aan, dat er bezwaren kunnen zijn tegen die opneming, doch dan zou hij liet wenschelijk achten, de Verordening te wijzigen. De Voorzitter zegt, dat hij dit aan de Oommissie voor de Strafverordeningen in overweging zal geven. Overeenkomstig het advies der Commissie, wordt daarop op de beide adressen met algemeene stemmen afwijzend beschikt. Namens Burgem. en Weth. stelt de Voorzitter voor, het raadsbesluit van den 20 November 1882, waarbij wordt bepaald, dat eenige leveranciën en werken ten behoeve der gemeente, bij wijze van jaarlijksch abonnement zuilen worden geregeld, te wijzigen, door in te trekken de posten daarin genoemd onder 3 b en c, 4, 5c, 6 en 7, en te besluiten dat voortaan bij abonnement zal worden geregeld het onder houd van school C voor f 200 in het jaar; B 120 A 170 Zonder hoofdelijke stemming wordt dienovereenkomstig besloten. Na omvraag sluit de Voorzitter de vergadering. Snelpersdrukkerij van H. LAKENMAN te Zierikzee.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1886 | | pagina 6