Dezer dagen meldde een Rotterdamsch blad, dat
een Rotterdammer zich 's morgens onwel gevoelde.
Bij onderzoek zou toen gebleken zijn, dat hij, toen
hij zich in zijn slaap verlegde, een of meer beenderen
had gebroken.
Een ander blad wist daarop nog veel merkwaardiger
feit mede te deelen. Het betrof iemand, die bij het
spelen op een orgel tot driemaal toe den arm bij den
pols brak, alleen door het met kracht plaatsen van
de handen op de toetsen van het klavier.
Deze onmogelijke berichtjes worden thans, in vollen
ernst, als deugdelijke feiten in sommige bladen mede
gedeeld! Zelfs het blad van den eersten »canard" nam
de tweede over, en overtrof daardoor zichzelven
Woensdag jl. bezocht de minister van eeredienst in
Duitschland, de heer von Putkamer, vergezeld van
zijne dochter en zijn schoonzoon, den baron von Zastrow,
de goederen, aan zijn schoonzoon toebehoorende, te
Epen gemeente Wittem. De minister had toen een
onderhoud met den wachtmeester der maréchaussee
te Gulpen, die hem een schrijven overhandigde van
den predikant bij de Herv. gemeente, den heer de
Groot. Als antwoord op dit schrijven gaf de minister
aan den wachtmeester te kennen, dat hij betreffende
het spoorloos verdwijnen van het Luthersche meisje
in Limburg reeds voldoende was ingelicht, doch dat
deze zaak niet direct door hem kon behandeld worden,
en door de justitie in Nederland moest worden uit
gemaakt.
Van welonderrichte zijde deelt het Rott. Nieuwsbl.
omtrent Anna Gertrud Allié, het verdwenen Limburgsche
meisje, het volgende mede
Volgend kort briefje, in gebrekkig Duitsch geschreven,
heeft de moeder van het verdwenen meisje van haar
kind ontvangen
Arlon, 17 Oct. '86.
Liebe Mutter.
Ich hab jetzet ein Kuten dienst gefunden und
mocht gern hir bleiben ich hof du hast nichtz dagechen.
Schreibe mir bald.
deine Tochter Kert.
Adres Her A. Buenger.
(daaronder staat met andere hand geschreven:)
Adr. Herr A. Bunger in Arlon, België.
In onze taal overgebracht luidt het briefje als volgt:
Arlon, 17 Oct. '86.
Lieve moeder!
Ik heb thans een goeden dienst gevonden en zou
gaarne hier blijven. Ik hoop, dat gij er niets tegen
zult hebben. Schrijf mij spoedig.
Uw dochter Gertrud.
Van dit schrijven heeft de predikant te Wetter
onmiddellijk een afschrift gezonden aan ds. C. P. de
Groot te Gulpen (Hollandsch Limburg), die er den
Officier van Justitie te Maastricht onverwijld mee in
kennis stelde.
De moeder zou Zondag j.l. aan haar kind schrijven,
dat zij het volstrekt niet goed vindt, dat haar dochter
daar blijft, en wil dat zij bij haar in Wetter (bij
Cassel) zal komen.
Te hopen is nu maar, dat het met dit meisje niet
gaat als met de cliënte van mr. Vreede, waarvan
deze in het Weekblad van het Recht (20 Juli 1886)
schreef: «Telkens als zij (de moeder), de schuilplaats
vindende, haar kind dacht terug te krijgen, werd dit
verijdeld, omdat men haar kind plotseling weder op
een andere plaats verborg1'.
Één ding is althans op dit oogenblik van veel belang:
de rechter heeft nu een spoor.
De maatregelen ter bevordering van de instand
houding der suikercultuur op Java zijn thans aan de
Kamer onderworpen in twee wetsvoorstellen.
Het eerste, betrekking hebbende op de ondernemingen
met het Gouvernement in relatie staande, geeft den
Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië, wanneer
hij zulks noodig acht, ter verzekering van de geregelde
verwerking van het op hoog gezag geteelde suikerriet,
bevoegdheid overeenkomsten te sluiten, krachtens welke
in 1887 verschijnende betalingen kunnen worden uit
gesteld, onder voorwaarde dat een rente van zes
percent 's jaars over het tijdvak van uitstel zal worden
voldaan.
Het andere, dat de vrije ondernemingen geldt,
machtigt den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-
Indië, wanneer hij zulks noodig acht in het belang
van het voortbestaan eener suikerfabriek op Java,
zoodra de aanplant voor den oogst van 1888 is
geschied of voldoende voorbereid, aan den ondernemer,
onder beding van eene rente van zes percent 's jaars,
een bedrag ter leen te verstrekken, niet te boven
gaande f 1,50 per 100 kilogram verkregen suiker
uit den oogst van 1886.
Ongelukken, Kaïnpen, Misdaden, enz.
De volgende laaghartige daad had Vrijdag te
Amsterdam plaats:
Een knaapje van ongeveer dertien jaren, dat een
vlieger opliet, moest het verlies van zijn speeltuig
betreuren door de onvoorzichtigheid van een jongmensch,
die er op trapte. Deze bood den jongen aan met hem
naar huis te gaan om schadevergoeding voor den
vernielden vlieger te ontvangen en nam hem mede
naar de Zandstraat, doch in plaats van het beloofde
dubbeltje kreeg de jongen een schop tegen den
onderbuik, zoodat hij de trap af en op straat viel.
Het arme kind is aan de gevolgen der verkregen
verwondingen bezweken, terwijl de dader, die door
vier agenten tegen de woede der saamgeloopen volks
menigte beschermt moest worden, gevankelijk naar
het bureau van politie is gebracht.
Door de rijkspolitie te Roozendaal is een deserteur
van het le reg. inf. aangehouden, die sedert drie
jaar in Afrika de schilderkunst had uitgeoefend. De
man had den weg van Spanje naar hier te voet
afgelegd.
Een beruchte dief, Ileinrich Glockenheimer uit
Alberwielen, is te Coblenz tot een tuchthuisstraf van
15 jaar veroordeeld. Behalve een aantal kleinere
diefstallen, had hij er 15 onder verzwarende omstandig
heden op zijn geweten. Door zich voortdurend op
grensgebied te houden, wist hij jaren lang uit de
handen der politie te blijven. Den '15den September
1885 werd hij gearresteerd, doch 6 dagen later ont
snapte hij weder, om nu eindelijk den 3den Mei van
dit jaar voor goed achter slot gezet te worden.
Een onmensch is door het gerecht te Landau tot
vyf jaar tuchthuisstraf veroordeeld. De 44-jarige man
was aan drank verslaafd en had, wanneer hij dronken
was, de gewoonte zijn 14-jarigen zoon erg te mis
handelen. Met planken en riemen met spijkers sloeg
hij den jongen soms minuten achter elkander op het
hoofd of bloote lijf, de laatste maal had hij den
jongen zoo mishandeld, dat deze vluchtte en den vol
genden morgen verstijfd in het veld werd gevonden.
Toen de ongelukkige zoon weer bijkwam, bleek hij
krankzinnig te zijn.
Uit het tuchthuis te Stuttgart ontsnapten de vorige
week Dinsdagavond tegen donker twee veroordeelden.
De eene, die voor inbraak tot langdurige gevangenis
was veroordeeld, werd des avonds te 11 uur tusschen
Bothnang en Feuerbach door een rijksveldwachter
gevonden; de man wilde den veldwachter met een
grooten hamer, die hij onderweg bemachtigd had, te
lijf, zoodat de veldwachter vuur moest geven en hem
in de knie trof. Hij stierf kort daarop aan verbloeding.
De tweede, die wegens brandstichting was veroordeeld,
is nog niet terug gevonden.
Een bloedig tafereel werd dezer dagen in de
gemeente Castelview (Cork, Ierland) afgespeeld. Eenige
deurwaarders, bijgestaan door een afdeeling politie
agenten, dertig man sterk, poogden te vergeefs een
pachthoeve te doen ontruimen. Het huis was ge
barricadeerd. Toen de gewapende macht onder een
regen van kokend water en projectielen van allerlei
aard er in geslaagd was tot de benedenverdieping
van het huis door te dringen, bemerkte zij, dat de
trap naar de bovenverdieping was afgebroken. Door
gaten in het plafond vuurden de pachter en zijn
vrienden thans op de indringers, die zich eindelijk,
zonder hun taak te hebben kunnen volbrengen,
moesten terugtrekken. De bevolking van Castelview,
die rondom de boerderij stond saamgepakt, juichte
het bedrijf der belegerden luide toe.
Te Berlijn werden bij eene huiszoeking, die bij
een glasslijper ingesteld werd, 4112 valsche bank
biljetten gevonden. Zooals de man voorgeeft heeft hij,
met medewerking van een lithograaf, 10,000 Oosten-
rijksche banknoten vervaardigd. De slecht uitgevallen
exemplaren werden verbrand; die echter goed gelukt
waren, werden vooral in Bohemen uitgegeven en ver
spreid. De valsche papieren onderscheiden zich van de
echte, doordat in de tlongaarsche tekst in plaats van
»forintban", «forintbau" gedrukt staat.
Te New-York is het uitgekomen, dat verscheiden
wethouders zich hebben laten omkoopen door een
tram-maatschappij, aan wien een concessie is verleend.
Een der schuldigen werd, onder een borgtocht van een
halve ton gouds, in vrijheid gelaten en heeft het
hazenpad gekozen. Twee leden van het Dagelijksch
Bestuur en tevens de voorzitter van de tram-maat
schappij zijn gearresteerd.
Buitenland.
Rusland.
In de Russische hoofdstad loopen geruchten omtrent
een moordaanslag op den czaar. Die geruchten worden
officieel tegengesproken. De Daily Chronicle zegt, dat
het volgende aanleiding tot het gerucht heeft gegeven
«Eenige dagen geleden bevond zich graaf Reutern,
adjudant van den czaar, in een kamer, grenzende aan
die waar de keizer werkte. Daar de adjudant het
zeer warm had, knoopte hij zijn uniformjas los.
Plotseling trad de czaar binnen, waarop de adjudant,
zich schamende dat hij niet geheel gekleed was zooals
het behoorde, opstond om zijn jas dicht te knoopen.
De keizer, die altijd in een groote zenuwachtige span
ning verkeert, vermeende dat zijn adjudant een wapen
te voorschijn haalde, hij trok zijn eigen revolver en
schoot daarop den adjudant dood."
De omstandigheid, dat alles wat aan het Russische
hof geschiedt voortdurend met een dichten sluier van
geheimzinnigheid bedekt is, doet de waarheid van
dit bericht verdacht schijnen.
De ontvangsten der Russische schatkist gedurende
de 7 eerste maanden van 1886 hebben rbl. 381,993,618
bedragen. Daarvan werd ruim rbl. 363 J/2 millioen
verkregen uit de begrootingsposten, hetgeen in ver
gelijking met het vorige jaar een vooruitgang met
rbl. 2,359,641 vormt. Het bedrag der uitgaven was
rbl. 4193/4 millioen, of bijna rbl. 29 millioen meer
dan in hetzelfde tijdperk van '1885. De volgende
posten wijzen vermeerdering aande teruggegeven
voorschotten met rbl. 20,2 mill., de handelspatenten
met rbl. 2 mill., de verschillende betalingen in baar
geld met rbl. 982,600, de suikeraccijns met rbl. 346.179,
de tabaksaccijns met rbl. 332,706, de belasting op
verzekeringen met rbl. 127,436, de posterij en tele-
graphie met rbl. 80,789 en de belasting op mijn-
ontginningen met rbl. 58,401. De opbrengst der
grondbelasting was rbl. 9,580,952, die van den post
verschillende ontvangsten rbl. 8,289,373, die van den
accijns op sterken drank rbl. 3,340,676, die van
de inkomsten uit spoorwegobligatiën rbl. 2,024,015
en die der tolrechten rbl. 1,718,852 lager dan ver
leden jaar.
Frankrijk.
De ministercrisis is gelukkig afgeloopen, maar zij
heeft duidelijk doen zien, hoe wankelend de positie van
het ministerie is. Het ministerie Freycinet is een
coalitie ministerie. Toen na Brissons val Freycinet den
moeielijken taak eener kabinetsformatie op zich nam,
bestond in de Kamer geene republikeinsche meerder
heid en had hij slechts de keu?, de pas gekozen
Kamer te ontbinden of zijne ambtgenooten uit de
verschillende groepen der republikeinsche partij te
nemen. Freycinet besloot tot het laatste. Hij gaf de
portefeuilles van de posterijen en handel aan de radi
calen Granet en Lockroy en stelde tegenover hen de
gambettisten Baihaut en Develle. Bij de radicalen
sloot zich generaal Boulanger aan, bij de gambettisten
de minister van financiën Sadi Carnot, die eigenlijk
tot het linker centrum behoort. Vier andere ministers,
Goblet, Sarrien, Demóle en admiraal Aube hadden
een minder geprononceerde politieke kleur en waren
bereid met de meerderheid van het kabinet mede te
gaan. Bijna negen maanden heeft Freycinet die tegen
strijdige elementen vereenigd gehouden. Natuurlijk
kan hij nooit tegelijk de gambettisten en de radicalen
tevreden stellen, maar hij tracht hun beurtelings hun
zin te geven, waardoor zij beurtelings ontevreden
worden gemaakt. Iedere partij zoekt de andere uit het
ministerie te verdringen en Freycinet van zich af
hankelijk te maken. Zoo daardoor het kabinet nog
niet is ontbonden, dan moet dit daaraan worden toe
geschreven, dat noch Clémenceau, noch Jules Ferry,
de leiders der radicalen en der gambettisten, den tijd
gekomen achten, aan het hoofd van een kabinet op
te treden. De bedreiging van Freycinet, dat hij ook
zal aftreden, wanneer een of meer ministers tot af
treden worden gedwongen, houdt zijn ministerie voor-
loopig nog in stand. Zoodra de overwinning waar
schijnlijk wordt, trekken zich de aanvallers terug.
De delegatie der Lyonsche werklieden, die door den
graaf van Parijs te Choisy ontvangen werd, heeft
hem een prachtig driekleurig vaandel van zijde aan
geboden, waarop de wapens van het huis van Frankrijk
en der stad Lyon geborduurd zijn, met het opschrift:
«de Lyoneezen aan den graaf van Parijs." Een der
gedelegeerden sprak den graaf aldus toe: «Monseigneur
wij verzoeken u, dit vaandel aan te nemen, dat de
royalisten van Lyon, zonder onderscheid van rang of
stand, de eer hebben u aan te bieden. Veroorloof ons
hier den kreet te herhalen, welken de 20,000 Franschen,
die u bij uw vertrek in ballingschap te Tréport zijn
komen begroeten, aangeheven hebben: «tot weldra,
monseigneur! leve Frankrijk!" De graaf van Parijs
antwoordde, diep bewogen, hierop«ontvangt mijn
dank; het is een laatste troost in de kwellingen der
ballingschap, Frankrijk te kunnen naderen, dat ik met
al de liefde van den vurigsten vaderlanders liefheb,
met de bezorgdheid tevens van een vorst, die trotsch
is op de grootheid en de roem van zijn vaderland,''