ZIERIKZEESCIIE COURANT.
1886. No. 61. Zaterdag 14 Augustus. 89ste jaargang.
Binnenland.
ZIERIKZEE, '13 Augustus '1 886.
Brouwershaven, 11 Aug. Ons anders zoo stil
plaatsje was heden in feestdos gehuld. Onze nieuw
benoemde burgemeester, de lieer J. Ph. Wesselink,
werd heden geïnstalleerd. Reeds vroeg in den morgen
wapperde van bijna ieders woning de vaderlandsche
driekleur. Iedereen wachtte niet ongeduld het oogenblik
af, dat onze nieuwe burgemeester zijne intrede in deze
gemeente zou doen. Aan de grens der gemeente werd
Z.Ed. opgewacht door eene deputatie uit den gemeen
teraad, die hem hartelijk welkom heette en aan Z.Ed.
de ©erewacht te paard, uit omstreeks 30 ruiters bestaande,
voorstelde; de commandant sprak den burgemeester
in korte maar gepaste woorden toe en vergezelde
het rijtuig van hem, voorafgegaan door het muziek
gezelschap »Kunst en Eer" van Zierikzee, naar het
raadhuis.
Middelerwijl werd hij opvolgend aangesproken door
de navolgende corporatiën
le Het St. Jansgilde of Stadsarbeiders,
2e Landbouwers,
3e Varensgezellen,
4e Burgerij,
alle welke corporatiën door Z.Ed. kort maar krachtig
werd dank gezegd.
Toen men in de bebouwde kom der gemeente was
gekomen, stond daar eene prachtige eerepoort, waarop
men las
Wees welkom paarWees welkom paar
Zoo roept thans ied've Brouivenaar
Maar luider dan die welkomstgroet,
Klinkt thans u beiden tegemoet:
Heil, heil aan 't paarHeil, heil aan 'tpaar!
God zeeg'ne Hem en Haar.
Daarop zette de tocht zich voort onder gejubel van
de vol geestdrift zijnde Biouwenaars. Op het Raadhuis,
dat even als de woning, die Z.Ed. betrekken zal, in
groen gehuld was, waren een 70 leerlingen van de
hoogste klassen der openbare school bijeen, die, na
door de deputatie uit den Raad aan Z.Ed. te zijn
voorgesteld, en hem door een meisje een bouquet was
aangeboden, een welkomstlied aanhieven, van welk lied
Z.Ed. een exemplaar werd overhandigd. In hartelijke
bewoordingen werd de jeugd daarvoor dank gezegd.
Na door de commissie in de raadzaal te zijn geleid,
had de installatie plaats. De oudste wethouder dezer
gemeente, de heer G. van Wage, sprak Z.Ed, in kern
achtige woorden toe, stelde hem den Raad voor en
verzocht hem den voorzitterszetel in te nemen. Z.Ed.
bracht zijnen dank voor de tot hem gerichte woorden,
beval zich bij gemeenteraad en secretaris aan en zou
alles trachten aan te wenden, wat in zijn vermogen
was, om het Brouwershaven wel te doen gaan.
Een zestal jeugdige meisjes in nette witte costuum
met bandelier, waarin de kleuren der Nederlandsche
vlag, bood mevrouw Wesselink een prachtig bouquet
aan. 's Avonds werd vuurwerk ontstoken, terwijl de
feestvreugde telkens verhoogd werd door het keurig
uitvoeren van eenige nummers door het muziekgezelschap
»Kunst en Eer".
Men bleef vervolgens genoeglijk bijeen, telkens den
wensch uitende, dat het de gemeente onder haren
nieuwen burgemeester wel moge gaan.
Op de verschillende eerepoorten las men
Wat in ons stadje U tegenlacht
Schenke U vertrouwen, moed en kracht;
Treed hoopvol deez' triomfboog in,
God zeeg'ne 't jubelend begin.
Heer Burgemeester Wesselink
liet feestgejuich, 't muziekgeklink
Van Brouwenshavens burgerij,
Verheuge U en make U blij.
Dan zeker steunt Gij ons, wij U,
Eendrachtig werkend zoo als nu,
Dan blijft er kracht wat mocht vergaan
Voor Brouwershavens volksbestaan.
Aan 't standbeeld van Cats las men
Als Vader Cats, die groote zon
Nu van zijn voetstuk stappen kon,
Hij zou zich in de rijen mengen
Om hulde aan 'tEed'le paai- te brengen.
Vóór we dit verslag eindigen, moeten we een woord
van lof, ja van innigen dank brengen aan den Heer
J. van der Bent, alhier, die de bijeenkomsten der
burgerij, die hem tot haar voorzitter had gekozen, op
zulk eene uitstekende wijze heeft geleid, en aan wien
we het te danken hebben dat zoowel meer- als minder-:
gegoeden zoo eendrachtig samenwerkten.
Aan de Tweede Kamer is dooi' het Ned. Genootschap
tot zedelijke verbetering der gevangenen een adres
gezonden, waarin het opkomt tegen het voorstel in
de gestiehtenwet, om de strafgevangenis voor veroor
deelde jongens niet te vestigen te Ommen, maar te
's Hertogenbosch, en die voor veroordeelde meisjes niet
te Amersfoort, maar te Montfoort.
Als iets nieuws bij de aanstaande fort-manoeuvres
zal, naar men uit goede bron verneemt, eene proef
worden genomen met kano's en moeten zes officieren,
te Nijmegen in garnizoen, allen lid van de daar be
staande kanoclub »de Batavier", zijn uitgenoodigd om
zich met hunne vaartuigjes beschikbaar te stellen.
Zeker zullen die kano's aan het doel beantwoorden
bij verkenningen op de plassen in de N.-ll. Waterlinie,
daar ze hoegenaamd geen geraas maken, pijlsnel kunnen
bewogen worden en moeielijk te treffen zijn.
De Minister van Oorlog heeft, namens Z. M. den
Koning, bij op drie appèls voor te lezen mededeeling,
zijne bijzondere tevredenheid betuigd aan bet geheele
garnizoen te Amsterdam, voor de wijze waarop elk
in 't bijzonder zich heeft gedragen bij de demping
der onlangs plaats gehad hebbende ongeregeldheden.
Het 7e regiment zal dit jaar niet kampeeren, maar
voortdurend te Amsterdam verblijven.
Dezer dagen werd te Scheveningen in een klein
logement een vreemdeling aangebracht, voor wien men 't,
met 't oog op den toestand zijner geestvermogens,
geraden achtte, de hulp van een geneeskundige,
dr. van der Mandele, in te roepen. Bedoelde vreem
deling was naar .Scheveningen gezonden door het
Nederlandsche consulaat te Londen, dat hem had
overgenomen van een Engelsch schip, dat uit Australië
(Melbourne) te Londen was binnengekomen. De be
manning van dit schip had hem meer dood dan levend
in den Oceaan op een stuk wrakhout drijvende gevonden.
Na eene liefderijke verpleging had men uit den drenke
ling, in oogenblikken dat hij helder van geest was,
weinig anders kunnen krijgen dan dat hij betrekkingen
te Scheveningen had. Tot gelijke weienschap kwam
bovengenoemde geneeskundige, die er in slaagde uit
zijn mond den naam te vernemen van eene geachte
familie aldaar, waardoor bleek, dat de vreemdeling
de zoon is van eene te 's Hage wonende weduwe.
Reeds zeer geruimen tijd had bedoelde zoon, fabrikant
en gehuwd te Melbourne, waarheen hij op jeugdigen
leeftijd was vertrokken, de geregelde correspondentie
met zijne moeder gestaakt. Uit brieven, door haar
later uit Melbourne ontvangen, bleek het dat haar
zoon op zekeren dag verdwenen en sedert dien niet
teruggekeerd was.
Men vermoedde, dat hij zou zijn verdronken, daar
hij gewoon was zeebaden te gebruiken. Door het feit,
dat hij door een Engelsch schip in volle zee op een
stuk wrakhout is gevonden, wordt het vermoeden
zekerheid, dat hem bij het baden in zee een ongeluk
is overkomen, dat hij van den wal is afgedreven, een
hem tegend rij vend stuk hout heeft gegrepen en in
dien toestand door den Engelschman is ontdekt.
De geredde drenkeling, die door zijn betrekkingen
is herkend, verkeert thans nog steeds in een toestand
van waanzin, maar dr. van der Mandele koestert de
hoop, dat eene bijzondere verpleging hem zijn geest
vermogens zal teruggeven.
Deze zaak is te Scheveningen het onderwerp van
alle gesprekken.
De heer G. H. uit Melbourne, wiens wonderbaarlijke
redding en aankomst te Scheveningen wij hierboven
vermeldden, is thans, naar men verneemt, reeds zoover
hersteld, dat hij eenige nadere mededeelingen heeft
kunnen doen. Hij herinnert zich thans werkelijk, gelijk
vermoed werd, op zekeren dag te Portville in de baai
van Melbourne een zeebad te hebben genomen, kramp
in het been te hebben gekregen, te zijn weggedreven
en een drijvende balk te hebben gegrepen. Hoe lang
hij daarop is blijven zwalken, weet hij niet meer. Wel
herinnert hij zich vreeselijk van de brandende zon te
hebben geleden, die hem een zonnesteek heeft bezorgd,
waardoor zijn geestvermogens werden aangetast. De
heer H. is nog jong. Op 'I9jarigen leeftijd verliet hij
ons land, om te Batavia bij zijn oom, een bekend
uitgever aldaar, werkzaam te worden gesteld. Later
begaf hij zich naar Australië, en slaagde daar als
industrieel. Eerst het vorig jaar was hij in het huwelijk
getreden. Het grootste gevaar voor den geestestoestand
van den geredde mag thans als geweken worden
beschouwd. Mevr. de wed. H., zijne moeder, is over
gelukkig, haren zoon aan hare zijde te hebben, en
natuurlijk is aan zijne echtgenoote te Melbourne ter
stond de onverwachte aankomst van den heer H.
medegedeeld.
De Arnh. Cl. vestigt er de aandacht op, dat het
tweegevecht met den 1 September 1886 zal behooren
tot de wettig erkende instellingen van Nederland. Het
zal uitmaken een, door de wetgeving uitdrukkelijk ge
noemd onderdeel van ons maatschappelijk organisme.
«De zesde titel van het Tweede Boek van ons algemeen
geprezen nationaal Strafwetboek, dat mot den genoem
den dag in werking komt, handelt uitdrukkelijk over
het tweegevecht, en erkent dus formeel als eene
instelling eene zaak, tot nog toe terecht door velen
als een met de wet strijdend misbruik aangemerkt.
Wie tot dusverre in een tweegevecht zijn tegenstander
kwetste of doodde, stond hier te lande terecht als
pleger van mishandelingen, d'odslag of moord, onder
omstandigheden, welker beoordeeling aan den straf
rechter verbleef. Na 1 September 1886 zal het anders
zijn. Wie in een duel op leven en dood zijn tegen
stander van het leven berooft, wordt dan met ten
hoogste twaalf jaren gevangenisstraf gestraft, drie
jaren minder dan de gewone moordenaar. Om van
dit faveur eens duellisten te kunnen genieten is alleen
het bewijs noodig, dat er behoorlijke voorwaarden"
voor het tweegevecht waren vastgesteld, en getuigen
bij de volgens die voorwaarden naar alle regels van
de kunst geschiedde vankantmaking tegenwoordig
waren. Aangaande den aard en den vorm der ver-
eischte voorwaarden aangaande het karakter dei-
noodzakelijke getuigen bevat het wetboek echter niets;
het is onzeker, of hierin het met de mode veranderende
code de Vhonneur van de Franschen moet gevolgd
worden, waarin ook de meest futiele zaken als recht
matige aanleiding tot een tweegevecht werden erkend.
a Wij achten het noodig, op dit wonderlijk anachro
nisme van het nieuwe strafwetboek de aandacht te
vestigen. Het bewijst, dat dit werk onzer beste crimi
nalisten alweder, evenals elk menschelijk werk, niet
volmaakt is, dat de beste paarden ook weieens
1 aan struikelen blootstaan. Dit overblijfsel van oude,
lang vervlogen tijden in een modern wetenschappelijk
i gedenkteeken doet ons verbaasd si aan; wij vvensc.hen
alleen, dat het gezond verstand r natie ?'"}h bij
voortduring in denzelfden geest zal blijven toom en
de zesde titel van het Tweede Boek van liet Straf
wetboek zal blijven voor de Nederlandsche natie eene
doode lettei1."
j Ter herinnering aan 's Konings bezoek aan de
Industrieschool der Maatschappij voor den werkenden
1 stand te Amsterdam hebben de leerlingen een twintigtal
teekeningen vervaardigd, welke Z. M. dezer dagen
zullen aangeboden worden. Deze albumbladen bevatten
proeven van bouwkundige-, machine-, pen-, decoratie-
en pleisterteekening en geven een gunstig denkbeeld
I van den aard en den omvang van het onderwijs,
j De directeur der school, de heer F. J. A. Vos, heeft
er een fraai titelblad aan toegevoegd. In een kader
in Italiaansche renaissance zijn het koninklijk en het
Amsterdamsche wapen aangebracht, alsmede de medailles,
welke de inrichting te Weenen en te Amsterdam be
haalde. De gouden grond met opdracht en het grissalle-
ornament vormen een geheel, dat den ontwerper eer
aandoet.
j Omtrent het gebeurde te Leiderdorp op Zondag 1.1.
wordt aan de Zutfth. Ct. o. a. geschreven:
j Van morgen ben ik naar Leiderdorp geweest. Ik
I was een weinig over mijn tijd, daar de kerk om
half 10 begint. Onderweg kwam ik al vele boeren en
burgers tegen met lange, ernstige gezichten. Toen
dacht ik, of soms Vlug er niet vlug genoeg bij ge
weest was.
Ik kwam in 't dorp en zag er huzaren geposteerd.
Op het kerkplein voor den hoofdingang bevonden zich
een 30tal infanteristen, onder commando van een
len luitenant als detachements-commandantvoor de
deur onder den toren een lOtal onder een adjudant-
onderofficier en aan den kant, waar de pastorie en
tuin liggen, nog een paar man. Een '16tal huzaren
onder een wachtmeester, stonden aan de overzijde dei-
straat, terwijl een brigadier der koninklijke maréchaussee
voor het hek der kerk stond; 1 wachtmeester en 2
brigadiers van hetzelfde wapen hielden den toegang
tot de brug vrij, die juist tegenover de kerk ligt.
Het plein (binnen het hek) was vol menschen, en
ook de straat telde een menigte nieuwsgierigen. Van
één hunner vernam ik, dat ds. de Iilercq uit Koude-
kerke voor de gemeente zou optreden. Hierna begaf
ik mij naai' binnen, maar zulk eene godsdienstoefening
heb ik nog nimmer bijgewoond. Terwijl men door een
ingang, afgezet door militairen, was binnengetreden,
bevond men zich in een portaal, waar twee rijks-veld-
j wachters de orde bewaarden.
Ook onder aan den preekstoel zat een rijks-veld
wachter. Was men met moeite in de kerk gekomen
(het portaal was niet afgescheiden en stampvol), dan
werd men er voortdurend door rijks-veld wachters, die