ii
Buitenland.
Tegen de verhooging van het binnenlandsch telegraaf-
tarief heeft ook de Kamer van koophandel en fabrieken
te Enschedé een adres aan den minister van waterstaat
enz. gezonden.
De heer M. J. Marcusse, geboren te Camperland,
eiland N. Beveland, werd dezer dagen aan het theol.
college te Grand-Rapids (Michigan) bevorderd tot
candidaat in de godgeleerdheid.
Naar wij vernemen wordt thans weder onderhandeld
over het tot stand komen van een uitleverings-verdrag
tusschen Nederland en Griekenland.
Prof. Buys Ballot richt in de Amst. een opwekking
tot wei-bevoegden om aan verschillende gezichtspunten
het vraagstuk omtrent de in Atjeh te volgen politiek
te beschouwen.
Zelf neigt prof. Buys Ballot om twee redenen niet
tot een aanvallende politiek. Vooreerst niet omdat
Nederland geen vrij volk mag onderdrukken. Zijn eigen
geschiedenis, de geschiedenis van den Transvaal ook
en meer dan dat, de overtuiging dat alleen aan recht
en waarheid de zege is, leeren dat. Ten andere niet,
omdat men politieke maatregelen niet dan in den
hoogsten nood en na rijpe overweging met volkomen
kennis van zaken veranderen mag, wat ons in den
oorlog met Atjeh reeds zooveel schade berokkende.
»Laat ons onszei ven niet langer paaien met de
voorstelling", aldus eindigt prof. B. B., »dat het wel
beter zal gaan, maar zorgen wij met voorzichtigheid
en door krachtsbetoon, dat het werkelijk beter ga,
eer het te laat en zoover gekomen is, dat zelfs een
dubbele krachtsinspanning zou blijken onvoldoende
te zijn".
Omtrent den gezondheidstoestand des Konings,
vernam de residentiebriefschrijver van het Z. I)., dat
de maagaandoening, aan welke hij onlangs leed, hem
nogal heeft aangedaan. Zijn krachtig gestel overwon
die ongesteldheid betrekkelijk spoedig, maar de Koning
hield er uit een gevoel van afmatting, waardoor hij
spoedig moede wordt. Groote beweging kan hij zich
dan ook nog niet veroorloven. Met eiken dag neemt
echter de beterschap toe.
Volgens den briefschrijver uit de hofstad van de
Midd. Ct. overweegt onze regeering ernstig, een soort
socialisten-wet in het leven te roepen. Het gevoelen
van den Raad van State over "een dergelijken stap
zou reeds zijn ingewonnen.
Met het oog op de drukpersvervolgingen, in den
laatsten tijd in ons land aan de orde, brengt de
Ziu. Ct. de volgende bladzijden uit de herinneringen
aan de Belgische omwenteling van '1830 van generaal
Knoop onder de aandacht:
»De dagbladpers, die in België 's Konings regeering
op hevige wijze bestreed, ondervond wederkeerig de
vijandschap van de regeering; er hadden vervolgingen
plaats, rechtsgedingen, veroordeelingen.
Zoo iets is in den regel niet verstandig. Een
regeering kan zeer goed, bij het vervolgen van een
dagblad of vlugschrift, het recht aan haar zijde
hebben en toch verkeerd handelenzij handelt
niet in haar eigen belang, nog minder in dat van
de maatschappij, die zij bestuurt; zij sticht door die
vervolging meer kwaad dan goedzij vermindert
haar eigen kracht, meenende die te verhoogen.
»Maar de taal van dat blad, van dat geschrift, is
niet langer te duldendie taal spreekt verzet tegen
het gezag, oproer, omwenteling, omkeering van de
maatschappelijke orde, oorlog van de armen tegen
de rijken"dat alles kan waar zijn, en toch
kan het beter zijn zoo iets onopgemerkt voorbij te
gaan en te bouwen op het gezond verstand des volks,
dat het dwaze en verkeerde van zulk een hevige
aanranding spoedig zal inzien; die aanranding zal
vergeten worden en geen indruk achterlaten, wanneer
gij maar niet, uit overgroote prikkelbaarheid, dadelijk
de wapens opvat tegen uw aanrander; blijf rustig
en kalm, beheersch u zeiven: dat is de beste partij,
die men kiezen kan; daar zijn zaken, die terecht
komen, als men er maar iets aan doet. Gaat gij
daarentegen het dagblad, het vlugschrift, voor de
rechtbank vervolgen, dan kunt gij misschien een
veroordeeling krijgen, maar dat helpt u niet veel
de opgelegde straf is meestal niet van dien aard,
dat daardoor uw tegenpartij wordt vernietigd of
gedwongen den strijd op te geven; integendeel, gij
zet de tegenpartij de martelaarskroon op het hoofd
het algemeen vestigt nu zijn aandacht, zijn deelneming
op de besproken zaakhet trekt nu met vuur partij
voor wat het anders strengelijk zou hebben veroordeeld
of onverschillig zou zijn voorbijgegaan. Wilt gij
gewicht en belang bijzetten aan een onbeduidend
geschrift vervolg het."
De Ziu. Ct. deelt het volgende historische stukje
mede uit een uurtje theorie" met de miliciens.
Opstaan, Jansen, als ik tegen je spreek.
Zoo recht op buik in borst vooruit
armen en handen gestrekt langs het lijf en stil gestaan.
Goed zoo. Vertel me nu eens, Jansen, hoe heet de
Koning?"
Wat te
»Watte?.... dat kennen wij hier niet, hoor! Als
je iets niet verstaat of niet begrijpt, dan zeg je
»Wat blieft u, luitenant?" en dan zeg ik het met
pleizier nog eens. Is dat goed begrepen?"
xJaowel, luitenant."
»Nou, onthouden dan. Ik heb gevraagd: hoe heet
de Koning?"
»De Konik?"
»Ja, de Koningonze Koning de Koning
van Nederland
»Da' weet 'k neet, luutnant."
»Weet je dat niet?".... De officier kijkt Jansen
verbaasd en half lachend aan en wacht nog eenige
oogenblikken op het gewenschte antwoord, dat echter
niet komt.
»Jij, Pieterson. Hoe heet onze Koning?"
Pietersen laat peinzend het hoofd op de borst zinken,
verplaatst zijn voeten, tegelijk met een kleine tijd-
passeering achter de kiezen van rechts naar links,
zucht zwaar en verklaart zich ten laatste met de
woorden: »'k Heb 't wel eweten, luutnant, maor 'k
bin 't kwiet."
»Wat! Jij ook al niet. Je moest je toch schamen,
dat je niet eens den naam van je Koning weet
Smijt die pruim eens uit je mond Je bent hier
niet op de deel, hoorAls ik je weer met een pruim
tabak in dienst zie, dan zal ik eens beginnen met je
een dag of vier thuis te houen
Jij, Dirksen, hoe heet de Koning?"
Dirksen gooit het hoofd achterover, beschouwt
diepzinnig het uitspansel en fluistert: »Laot 'k 's
prakkeseerenMaar hij weet het ook niet, en
No. 5 ook niet!
Eindelijk zegt Klaasen, de laatste van het zestal
vaderland- en koningverdedigers, en die al meermalen
bij de onwetendheid van zijn kameraden aan zijn
ongeduld en ergernis had lucht gegeven met een
»Herrejenning, hoe is 't meugelijk Krimmeneelig"
en zoo meer, »Wel! Wullem ommers, luitenant!"
Van deze zes braven wist er verder niet een den
naam van de Koningin. Slechts een dat er een
prinsesje bestaat en hoe zij heet en van kroon
prinsen, daar hadden' zij geen. van allen nooit van
»eheurd!"
Uit dit stukje kazerne-geschiedenis kan men afleiden,
hoe gemakkelijk het is om in een paar maanden tijds
van onze boerenjongens geoefende soldaten te maken
Ongelukken, Rampen, Misdaden, enz.
Buren kunnen het elkander soms zeer onaangenaam
maken. Donderdagavond had de bewoner eener le ver
dieping van een perceel in de Utrechtsche-dvvarsstraat
te Amsterdam, zijne woning verlaten en hiervan
maakte zijne buurvrouw op de 2e, met wie hij steeds
overhoop lag, gebruik, om eens duchtig wraak te
nemen over al het onrecht, dat zij meende te hebben
moeten verduren. Ze drong in de vertrekken van haren
buur door en besprenkelde al de kleedingstukken, die
zij er vond, met vitriool, waardoor deze totaal be
dorven werden.
Een boer in de gemeente Kollumerland heeft zijn
dienstmeid, die aan roodvonk leed, op een open mestkar
laten wegbrengen. Toen men de woning barer ouders
op een halfuur afstands genaderd was, werd zij op
den weg gezet: zij moest zich nu verder maar alleen
zien te redden.
Een vreeselijk drama is dezer dagen te Parijs af
gespeeld. Een jongmensch en een meisje kwamen
's avonds in een logement en vroegen een kamer. De
eigenaar verzocht hen, hunne namen in het politie
register op te schrijven en gaf hen toen de verlangde
kamer. Slechts korten tijd nog was hij beneden, of
hij hoorde vreeselijke kreten boven zich. In een oogenblik
vloog hij den trap op en ontmoette het jonge meisje,
slechts met een hemd gekleed, sterk bloedende, uit
roepende: »Ik ben dood, ik ben dood!" Voordat de
ontstelde hotelhouder iets kon doen, was het meisje
hem voorbij, den trap afgedaaldbuiten gekomen viel
zij neer en blies den laatsten adem uit. In de kamer
gekomen, waar de misdaad had plaats gehad, vond
de eigenaar daar den jongman, geheel met bloed bedekt,
in de eene hand een revolver, in de andere een dolk.
Hij dreigde te zullen schieten, wanneer de hotelhouder
niet oogenblikkelijk vertrok; doch deze vatte moedig
den moordenaar aan en een worsteling ontstond, die
afliep ten nadeele van den moedigen man. Hij ontving
een schot in de borst en vluchtte naar zijn tappers
winkel, die beneden het hotel gehouden wordt. Toen
de moordenaar den hotelhouder niet meer zag, loste
hij een revolverschot op een der gasten, die inmiddels
naderbij gekomen was en doodde hem op de plaats.
Hiermede was een tind gemaakt aan de moord woede
van den onmensch; politie-dienaren maakten zich spoedig
van hem meester. In het politie-bureau verklaarde hij,
niet de bedoeling gehad te hebben deze personen te
doodendoch hij had beloofd binnen eenige dagen den
eerste den beste te dooden, die hem onder handen kwam,
en op deze vreeselijke wijze zijn belofte bewaarheid.
Grr oot-Br ittan j e.
Men verzekert, dat de chefs van de conservatieve
partij stappen doen bij lord Ilartington om hem te
doen besluiten zich met hen te verbinden om Glad
stone op te volgen. Lord Salisbury zou toestaan, dat
Ilartington presideert in een kabinet, waar hij de
portefeuille van buitenlandscbe zaken zou nemen. Ook
den heer Goschen, liberaal dessident, niet herkozen
afgevaardigde voor Edinburg, zouden aanbiedingen
gedaan zijn.
De nadere berichten over de onlusten te Belfast
bewijzen, dat zij zeer ernstig waren, ernstiger dan
men in den aanvang gemeend had. Meer dan 100
politie-agenten werden gewondde chef der politie is
gedood. Zeven of acht opstandelingen werden gedood
de politie moest verscheiden malen vuren met hare
revolvers. Den volgenden morgen waren de straten
bedekt met hoopen puin, steenen en vensterglas.
Dit is nu reeds de derde maal in een maand, dat
zoo iets in de provincie Ulster plaats heeft. Natuurlijk
wordt de verbittering tusschen Protestanten en Katho
lieken door deze onlusten steeds grooter.
De United Irelandhet orgaan van de parnellisten,
schrijft: »Overzien wij den toestand in zijn geheel,
dan komen wij inderdaad tot de overtuiging, dat de
zaak der home rule meer gevorderd is, dan wanneer
de heer Gladstone anders dan met een overweldigende
meerderheid weder voor het parlement gekomen ware.
Thans zal hij natuurlijk bedanken en op een of andere
wijze zullen zijn uiteenloopende vijanden het bewind
overnemen. Maar geen drie Parlements-verkiezingen,
geen half dozijn Midlothiaansche verkiezingsveldslagen
zouden beter effect kunnen hebben dan dat schouwspel
voor goden en menschen, als een schare drijvers,
dwarskoppen en marktschreeuwers de hooge verantwoor
delijkheid van het bestuur in een der verschrikkelijkste
crisissen van de Engelsche geschiedenis overneemt,
enkel om de personen en de macht. Het is een groteske
aanblik als van een gauwdief, die zich een priesterlijk
gewaad aantrekt om de heilige altaarvaten te stelen.
De eerstvolgende verkiezingen zullen naar een register
plaats vinden, dat een groote menigte liberalen omvat,
die naar het thans geldend register uitgesloten waren,
zoodat zelfs, zooals de zaken nu staan, de heer Glad
stone verzekerd kan wezen van de beslissende meerderheid.
Wanneer de »lendenlamme" combinatie, die thans
bezig is een plan van actie te formuleeren, zal hebben
uitgewerkt, zal de meerderheid niet alleen beslissend,
maar zelfs overweldigend zijn."
F r a n k r ij k.
Freycinet schijnt zijn ambt moede te zijn, zegt de
KÓln. Ztg. De hulde, die overal aan Boulanger gebracht,
en de nalatigheid, waarmede hij zelf behandeld wordt,
hebben hem zeer ontstemd en het heet, dat slechts
de bemoeiingen van Grévy hem deden besluiten zijn
ambt niet voor de sluiting der kamerzitting neer te
leggen. Wat zijne betrekking nog onaangenamer maakt,
is de moeite, die hij heeft om geschikte personen voor
de openstaande gezantschapsposten te vinden. Daar
hem slechts weinig goede diplomaten ter beschikking
staan, wil hij senatoren en afgevaardigden nemen,
doch de mogendheden verlangen van de gezanten
andere eigenschappen dan alleen die, dat zij goede
republikeinen zijn.
De minister van oorlog, generaal Boulanger, is eerst
49 jaar oud. Hij heeft aan de veldtochten in Italië,
Kabijlië en Cochinchina deelgenomen en in den oorlog
tegen Duitschland zich onderscheiden. Op zijn 37e jaar
was hij kolonel, op zyn 41e generaal. Zijne snelle
bevordering had hij door zijne bekwaamheid, zijne
dapperheid en zijne wonden ten volle verdiendom
zijn persoonlijken moed te bewijzen was geen duel
noodig. Generaal Boulanger is ook een bekwaam militair
organisateur en een minister van oorlog, die er zich
ijverig op toelegt, orde in het legerbestuur te brengen
en de hervormingen uit te voeren, die door zijne
voorgangers gedeeltelijk waren veronachtzaamd. Nog
onlangs heeft hij bij de Kamer een uitvoerig ontwerp
over de legerorganisatie ingediend. Hij is een goed
redenaar en verstaat de kunst van zich te doen spreken.
Met de tallooze berichten over zijn doen en laten,
over zijne reizen en redevoeringen, zijne aanspraken
aan officieren en soldaten, aan geestelijken en burge
meesters, heeft de burger-generaal", zooals sommigen
zijner aanhangers hem noemen, de dagbladen overstelpt.
Voor het front heeft hij niet alleen officieren en onder
officieren, maar ook de soldaten, wien hij onderschei
le
D
w
3°
i
is
1'
-1,
vc
I
dc
1
ZLfl
i
ee
di
1
va
do
la
ov
ee
i
lel
wi
po
da
rij
he
a a
J
Kil
lee
VO(
en
pol
Ba
Bu
vei
Al
He
zei
vai
de
he.
die
de
be\