BIJVOEGSEL van Zaterdag 29 Mei 1886. BIJ DE VERGADERING VAN DEN GEMEENTERAAD ZIERIKZEE, ZIERIKZEESGHE COURANT TE gehouden' den 2 0 Mei 18 00, Voorzitter Mr. J. P. N. Ermerins, Burgemeester. Afwezig' zijn de heeren Zuurdeeg en S. J. Ochtman met kennisgeving en de heer van Manen, buiten de gemeente. De notulen van het verhandelde in de vorige vergadering worden voorgelezen en met eene kleine wijziging door den heer Moolenburgh voorgesteld, goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen drie brieven van de Gedeputeerde Staten, houdende berigt van de goedkeuring der raadsbesluiten van den 12 Mei 1.1. tot af- en overschrijving van - en op posten der gemeente- begrooting voor 1885 en tot beschikking over den post voor Onv. Uitg. der gemeentebegrooting voor '1886 en terugzending van het door hen goedgekeurd kohier van den hoofdelijken omslag voor 1886. Voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter stelt aan de orde: 1°. het in eene vorige vergadering' ingekomen verzoek schrift van de "Wed. "W. Meesters geb. de Graaf, om eene jaarlijksche gratificatie uit de gemeentekas. Hij deelt mede, dat de verzoekster is de weduwe van een gepensioneerd agent van politie, die later bewaarder is geweest in het gebouw voor lijders aan besmettelijke ziekten; dat Burgem. en Weth. het verzoek hebben over wogen doch geen vrijheid vinden om eene gunstige beschikking daarop voor te dragen, waarom zij voorstellen, het te wijzen van de hand. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt dienovereenkomstig besloten 2°. het vroeger ingekomen adres van Mej. M. Keiler, sedert 1840 onderwijzeres aan de openbare Brei- en Naaischool, om de jaarwedde van f 208, die zij als zoodanig genoot, doch tengevolge van de opheffing der. school verliest, als pensioen te mogen behouden. De Voorzittengeeft te kennendat de verzoekster de betrekking van onderwijzeres aan de openbare Brei- en Naaischool werkelijk gedurende 46 jaar heeft bekleed dat zij geene groote jaarwedde heeft genoten en deze tengevolge van de opheffing der school geheel zal ophouden waarom Burgem. en Weth. meenen te moeten voorstellen, aan de adressante eene jaarlijksche gratificatie toe te kennen van f 208 zijnde het bedrag harer tegenwoordige jaarwedde. De heer de Crane meent, dat reeds vroeger, toen de subsidie aan de school is ingetrokken, besloten is, dat de adressante in het genot harer jaarwedde zou blijven, waarop de Voorzitter antwoordt, dat dit slechts gold voor den tijd dat de school nog bestonddat het misschien wel de bedoeling' geweest is dat zij ook na de opheffing de jaarwedde zou blijven genieten, doch dat dit niet uitdruk kelijk in het besluit is opgenomen. De heer Schneiders merkt op, dat de Raad subsidie aan de school heeft onthouden uit een oogpunt van bezuiniging en dat die inrigting, die in deze gemeente groot nut stichttetengevolge daarvan is opgeheven. Hij zou het nu inconsequent vinden indien men eene jaar lijksche gratificatie toekende, tot het bedrag dat Burgem. en Weth. voorstellendaar dit de grootste helft zon zijn van de kosten, die de gemeente als subsidie aan de school heeft gegeven en stelt voor, de gratificatie op f 100 'sjaars te bepalen. De Voorzitter zegt, dat de voorname reden om de subsidie aan de Brei- en Naaischool niet meer toe te kennen, is geweest, dat de gemeente zelf in het onderwijs in de handwerken voor meisjes voorzag. De heer van Kinschot wil aannemen wat de heer Schnei der's zegt, dat bezuiniging de reden van het vervallen der subsidie aan de school is geweest, doch hij zou het onbillijk vinden, de onderwijzeres, die sedert zooveel jaren haar pligt heeft gedaan, met f 100 heen te zenden. De heer de Crane verklaart het eens te zijn met den heer van Kinschot, terwijl de Voorzitter bevestigend ant woordt op eene vraag van den heer Moolenburgh, of het de bedoeling is de toelage als gratificatie te verleenen. Het voorstel van den heer Schneiders wordt verworpen met 9 stemmen tegen 1die van den voorsteller. De heer W. A. Ochtman verklaart zich tegen het voorstel van Burgem. en Weth., onder welken vorm de toelage ook zou worden gegeven. Hij zon het onbillijk achten tegenover anderen aan wie dergelijken steun is geweigerdo. a. niet lang geleden aan den eervol ontslagen nachtwacht Schippers en zooeven aan de Wed. Meesters; hij ziet niet in, dat hier een uitzondering moet worden gemaaktde adressante kan zelfs niet gezegd worden ambtenaar te zijn geweest van de gemeentedaar zij aan het hoofd van eene school stond, die door particulieren geëxploiteerd werd. De Voorzitter zegt, dat Mej. Keiler door den Raad is aangesteld als onderwijzeres aan de Stads Brei- en Naai school, eene inrigting, die in 1835 door den Raad is opgerigt en waarvoor deze een Reglement heeft gemaakt. In 1878 heeft de Raad een nieuw Reglement voor de school vastgesteld en deze daarin den naam van openbare Brei- en Naaischool gegeven. Het blijkt hieruit, dat de school was eene gemeenteschool. De betrekking der adres sante tot de gemeente is dus van geheel anderen aard dan die van de Wed. Meesters; de laatste toch is de weduwe van een gepensioneerd agent van politie en weduwen van gepensioneerden hebben geen aanspraak op uitkeering uit het pensioenfonds. De betrekking van nacht wacht, door den heer Ochtman aangehaald, is evenmin in vergelijking te brengen; men kan niet zeggen dat een nachtwacht zoo uitsluitend in betrekking tot de gemeente staat. Het voorstel van Burgem. en Weth. wordt aangenomen met 8 stemmen tegen 2, die van de heeren Schneiders en W. A. Ochtman. De Voorzitter doet mededeeling van een ingekomen ver zoekschrift van den heer G. Achterberg, om een aan de gemeente toebehoorend open terrein aan de Engelsche Kade voor 99 jaren in erfpacht te verkrijgenten einde daarop een pakhuis te bouwen tot berging van goederen voor de Stoomboot »Zierikzeesche Koophandel." Namens Burgem. en Weth. stelt de Voorzitter voor, den adressant voor onbepaalden tijd in erfpacht uit te geven, zoodanig gedeelte van bedoeld terrein als hij voor het bouwen van het pakhuis noodig heeft, tegen eene jaarlijksche vergoeding van f 6, met welken prijs adressant heeft ver klaard genoegen te nemen. Na eenige bespreking tusschen de heeren Moolenburgh Boeije en den Yoorzitter over bet bouwen van het pakhuis de erfpachtssom en den duur van de uitgifte, wordt het voorstel van Burgem. en Weth, zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Op voorstel van Burgem, en Weth. wordt besloten: 1°. aan het politie-personeel dezer gemeente een gratificatie toe te kennen van f 45,875, voor bewezen buitengewone diensten bij de laatste vacature van agent van politie; 2°. aan de Regenten van het Burger-Weeshuis, overeen komstig hunne aanvragemagtiging te verleenen om op de begrooting dier instelling voor 1885 af te schrijven van Art. 7 der Uitgaven (Voeding) en over te schrijven op Art. 15 (Belegging van gelden) een bedrag van f 83,49; 3°. op de gemeentebegrooting voor 1885 af- en over te schrijven a. van II. IX, Art. 14 (Aankoop van Inschrijving op de Grootboeken der Nat. Schuld) op H. Ill, Afd. Hl, Art. 5 (Voor het effenen van uitgegraven zelke-terrein en het doen van andere werkzaamheden daaraan) f 104,37; h. van H. VI, Afd. II, Art. 2 (Verplegingskosten van krankzinnigen in geneeskundige gestichten) op H. Hl, Afd. II, Art. 8 (Onderhoud van de begraafplaats en het lijkenhuis) f 31,89; c. van H. VI, Afd. n, Art. 1 (Subsidie aan het Burgerlijk Armbestuur) op II. I, Afd. II, Art. 7 (Kosten voor boek- druk- en bindwerken) 7,50 4°. op de gemeentebegrooting voor 1886 af- en over te schrijven van II. X, Art. I (Onv. Uitg.) op II. IX, Art. 12 (Onkosten op den verkoop van boomen en houtgewas) f 4,40. De Voorzitter legt overeene aanbevelingslijst van Burgem. en Weth. voor de betrekking van leeraar in de Scheikunde en Natuurlijke historie aan de Hoogere Burger school en in de Werktuigkunde, Natuur- en Scheikunde aan de Burger-Avondschoolopgemaakt na verhoor van den Inspecteur voor het Middelbaar Onderwijs, waarop is geplaatst de eenige sollicitant Dr. L. W. Th. Wigman te Goes. Burgem. en Weth. stellen voor, tot de benoeming over te .gaan en deze te doen ingaan den 1 September a.s. De heer Goemans meent, dat het, nu de benoeming met 1 Sept. zal ingaan, met het oog op de eenige sollicitatie, beter geweest ware, voor de benoeming den uitersten termijn af te wachten en door het plaatsen van advertentiën of op andere wijze te beproeven of niet meerdere sollici tanten zouden opkomen. De Voorzitter merkt op, dat, er voor de benoeming geen termijn is vastgesteld. De oproeping' heeft in verschillende dagbladen gestaan en de Inspecteur verwachtte niet dat er nog andere sollicitanten zouden opkomen. Als men lang wacht met de benoeming loopt men gevaar dat de aan- .bevolene ergens anders benoemd wordt en zou men soms tot eene splitsing der betrekking moeten overgaan, die de gemeente zeker evenveel, doch waarschijnlijk nog meer geld zou kosten. De heer Boeije was aanvankelijk ook van meening, dat

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1886 | | pagina 5