ZÏER1KZËESCHE COURANT.
voor het arrondis-
sement Zierikzee.
1885. No. 95. Woensdag 9 December. 88ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
IS ER NIETS TE DOEN?
Binnenland.
Deze Courant verschijnt DINSDAG- en VRIJDAG-AVOND
uitgezonderd op FEESTDAGEN.
Prijs per drie maanden 4,-. Franco per post f i
Afzonderlijke nommers 5 Gent, met Bijblad 10 Gent.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Per gewone regel 10 Cent. Huwelijks-, Geboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 Cent.
Dienstaanbiedingen van 1-5 regelsmits contant betaald25 Ct.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever H. LAKFA'MAN.
We hooren alom, dat er een on^
slapte is in zaken. In alle takken van handel
wordt geklaagd, alleen ambtenaars worden bij
massa's geleverd, het zijn de eenige leveranties,
die steeds wederkeeren en tot altijd stijgende
prijzen. Navraag blijft er ook naar soldaten en
oorlogstuig voor Atjeh, credieten voor dit en
leeningen voor dat, de staatsmachine werpt
dikke golven rook uit, die de lucht verduisteren
en ons bijna doen stikken, maar als ze goed
gesmeerd wordt, werkt ze toch voort al
scheurt ze hier wat stuk, rukt daar wat los
of derailleert met gevaar van menschenlevens
en groote schade aan den weg.
Gieheel en al staan de zaken dus nog niet stil.
Integendeel, er is heel veel te doen en
wanneer daartoe niet bijtijds voorbereidende
maatregelen worden genomen, komen we niet
klaar.
Duitschland, Rome, Atjeh
En deze drie zijn één, waar het er op aan
komt de rust van onze natie en den welvaart
en den bloei des vaderlands te verstoren.
Onze binnenlandsche zoowel als onze buiten-
landsche politiek vermaant ons tot ernst en tot
waakzaamheid, tot eenheid van streven en tot
moed.
De krijg met Atjeh gaat voort onze
schatkist uit te putten en onze koloniale politiek
voor buitengewone moeielijkheden te plaatsen,
hier te lande hoort men er nauwelijks over
spreken en de regeering acht het best de zaak
zoo min mogelijk aan te roeren. Het is eenig
in de geschiedenis, dat de eene helft van een
rijk er zich niets van aantrekt, als in de andere
helft een schattenverslindende oorlog wordt ge-
gevoerd, die geen einde schijnt te nemen.
De invloed van Rome doet zich steeds
meer gevoelenniet alleen aan hetgeen
de aanhangers der kerk in enge aansluiting
en trouwhartig bondgenootschap doen, maar
vooral aan hetgeen hunne natuurlijke vijanden,
de liberalen, om hunnentwil laten. Toen Mr.
J. A. Levy als uitgangspunt voor de Liberale
Unie tot leuze stelde «Strijd tegen Rome", vond
die oproeping van liberale zijde herhaaldelijk
bestrijding. Maar waarom toch? We weten
immers die niet voor ons is, die is
tegen ons.
Is men dan in het kamp der liberalen van
meening, dat Rome ooit voor Nederland zal
wijken, dat de klerikale partij ooit iets anders
zal zoeken dan de zegepraal der kerk? We
hebben eerbied voor eene eeuwenlang met zoo
veel volharding en zooveel offervaardigheid,
inderdaad ook met zooveel eendracht en scherp
zinnigheid gevoerden strijd voor eene onver
anderd bewaarde overtuiging. Maar als Neder
landers en als liberalen achten we het een
heiligen plicht eiken duimbreed gronds, desnoods
ten koste van ons leven te verdedigen omdat
we als liberalen hoe ook op sommige punten
verdeeld in allen gevalle één zijn onder de
leuze Staat boven Kerk. Laat België ons
ten voorbeeld zijn. Zoo we uit gemakzucht of
uit zedelijken moed terugdeinzen voor den strijd,
kunnen we zeker zijn van de nederlaag. Zeker,
er zijn liberalen, die vreezen dat het hun in
handel en bedrijf zal benadeelen openlijk in den
strijd tegen de kerk op te treden. Maar be
nadeelt het den echten Calvinist, dat hij zijne kerk
tegenover onze school plaatst en de laatste
openlijk bestrijd Integendeel, zijne partijgenooten
stellen hem ruimschoots schadeloos voor hetgeen
hij anders wellicht verliezen zou. Benadeelt
het den getrouwen zoon der kerk, dat hij zich
overal vertoont als vijand van het liberaal
beginsel? Integendeel, hoe ijveriger, hoe ver-
woeder, hoe listiger hij den strijd voortzet,
hoemeer hij zeker kan zijn van den steun en
de hulp zijner geloofsgenooten. Moet de liberale
partij dan in deugdelijkheid van krijgskunst voor
Calvinist en Katholiek wijken Omhoog de
banier en met open helm den vijand te gemoet
getreden. Het gevaar is groot, een halve zege
praal aan de stembus verzekert den vijand een
volkomen overwinning.
En Duitschland?
Timeo Danaos! die hooge onderscheiding
aan Vlissingen toegedacht is wel in zonderlinge
tegenspraak met al de liefheden zoo nu en dan
van Duitsche zijde ondervonden. Duitsche in
vloeden beheerschen den geheelen Antwerpschen
handel en Duitsche ridderorden zijn in Neder
land en België meer inheemsch geworden dan
ooit te voren. De heldenkeizer kan op tal van
vrienden rekenen en op grooten steun bij in
vloedrijke mannen. Waarom is men niet te
rechter tijde opgetreden toen de samenkomst
der beide vorsten te Brussel eene zoo schoone
gelegenheid gaf het lang vooruitberaamde plan
te volvoeren en de beide koninkrijken van
elkanders steun te verzekeren? Zou het inder
daad onmogelijk geweest zijn den invloed van
Erère Orban te keeren? Zoo deze vermocht
de uitvoering te beletten, konden dan geen
Nederlandsche invloeden bewerken, dat de uit
voering plaats had? (Slot volgt.)
ZIERIKZEE, 8 December 188 5.
In de jongste vergadering van de Vereeniging »De
Unie" te Amsterdam, is met groote meerderheid af
wijzend beschikt op het voorstel om het Vrijhandel-
stelsel in het program der Vereeniging te schrijven.
De president der Vereeniging, mr. S. Katz, deelt
omtrent de motieven tot die afwijzende beschikking
thans het volgende mede: Noch het afwijzend prae-
advies van het Hoofdbestuur, noch het besluit der
vergadering had ten doel bescherming te huldigen,
en, bij wijze van tegenstelling, den vrijen handel
te veroordeelen. Men meende alleen, dat, met het oog
op tijd en omstandigheden, hêt denkbeeld, absoluut
opgevat, in economischen zin niet onvoorwaardelijk
was toe te juichen; dat in elk geval, het onderwerp
nog te weinig in den kring der Unie was toegelicht
en voorbereid, om het, in den volstrekten vorm, gelijk
het daar lag, op 't program te brengen.
Dat een werkzame geest prof. P. Har ting tot op
de laatste dagen zijns levens, vóór de noodlottige
beroerte hem trof, heeft bezield, kan het best blijken
uit het feit, dat hij den 25 November een eigenhandig
geschreven breedvoerig antwoord zond aan den heer
J. Hobbel op een tiental vragen, die deze over de
quaestie of wij de lijken onzer afgestorvenen behooren
te begraven of te verbranden, in de November-aflevering
van De Dageraad plaatste. Het antwoord van prof.
Harting zal in de Januari-aflevering van gemeld tijd
schrift een plaats erlangen.
Het is misschien niet velen bekend, dat de over
leden prof. P. Harting juist even voor zijn dood
11. Zaterdag in alle stilte den dag herdacht,
waarop hij vóór 50 jaren promoveerde als doctor in
de genees- en verloskunde met eene dissertatie: »Obser-
vationes Cboreae Sancti viti et Febris puerperalis."
De vereeniging ter bevordering van Godsdienst
onderwijs in vrijzinnigen geest te IJselmonde besloot
eenigen tijd geleden tot den bouw van een eigen
kerkje over te gaan. Eene groote drijfveer hiertoe
was, dat sommigen zich ontzagen om in de achter
kamer der herberg »Den Hollandschen tuin", waar
wordt gepredikt, de godsdienstoefening bij te wonen.
Men begrootte de kosten op circa f 1500 en wilde
deze som trachten bijeen te krijgen door uitgifte van
rentelooze aandeelen van f '10, om minder bedeelden
ook gelegenheid te geven iets bij te dragen. Verblijdend
was het voor de voorstanders van deze zaak te zien,
hoe spoedig meer dan 2/3 der geraamde som werd
volteekend, voor het grootste deel uit eigen kring.
Er bestaat voor het minst geen twijfel of het onvol-
teekende bedrag wordt binnenkort aangebracht.
In de Werkmansbode van deze week zet de heer
B. H. Heldt zijne denkbeelden uiteen over het algemeen
stemrecht, waarvan hij echter uitgesloten wil zien de
vaste bedeelden, d. w. z. die bij een burgerlijk of
kerkelijk armbestuur zijn ingeschreven, en militairen
beneden den rang van onderofficier. Wat de eersten
betreft voert de heer H. als algemeene reden voor
hun uitsluiting aan, dat de nog op den allerlaagsten
trap van ontwikkeling staande vaste bedeelden zeiven
vrij onverschillig voor het kiesrecht zijn; en als bij
zondere, dat hij vreest voor pressie van de arm
besturen, vooral op van de zijde dei' kerk bedeelden,
die zich allicht naar de stembus zouden laten drijven,
gelijk nu veelal naar de kerk.
Wat de uitsluiting van militairen beneden den
rang van onderofficier aangaat, zou de heer H. er
aan kunnen denken, uitzondering te maken voor ge
huwden. Maar aan de overigen zou hij geen stem
willen toekennen, omdat »het in hooge mate onbillijk
zou zijn, aan een garnizoen, dat altijd maar tijdelijk
in de eene of andere plaats gevestigd is, en bij voor
keur in de kleinere steden, een overwicht in stemmen,
te geven op de gezeten burgerij", vooral omdat de
belangen van den militair maar tot zekere hoogte
met die van de burgers samengaan. Hij wijst ook op
»de gelegenheid, die een regeering, altijd op zelf
behoud bedacht, zou hebben om door verplaatsing van
het garnizoen in een of ander district de balans te
haren gunste te doen overslaan." Het geldt overigens
niet de uitsluiting van een klasse, maar van een groep
personen, wier aantal zóó groot niet is, dat de maat
schappelijke kring, waaruit zij voortkomen, daarvan
bij de stembus nadeel behoeft te ondervinden.
De directie van de Nederl. Amerikaansche Stoom
bootmaatschappij, wekelijksche maildienst van Rotterdam
en Amsterdam naar New-York, heeft haren inspecteur
voor de provincie Utrecht, den heer J. E. Kroes, eene
reis door de Vereenigde Staten van Amerika doen
maken, en hem vooral die streken laten bezoeken
waai' veel Hollanders gevestigd zijn, of waar zij zich
het best zouden kunnen vestigen. De heer Kroes is
nu teruggekeerd en zal thans, ter vermeerdering der