uitgezonden, om levensmiddelen, ammunitie, paarden, muilezels en wapens aan te schaffen. Turkij e. De Conferentie heeft Maandag besluiten genomen, welke eerst in de zitting van Donderdag definitief konden worden behandeld, omdat de Engelsche gezant geen voldoende instructies had ontvangen. In hoofdzaak zijn de voorstellen van Turkije aange nomen, evenwel met deze wijziging, dat de Por te alleen vorst Alexander van Bulgarije zal opeischen om Oost- Rumelië te ontruimen, terwijl de mogendheden dezen eisch door een duidelijke verklaring zullen ondersteunen. De conferentie besloot in beginsel om haar werk zaamheden voort te zetten, ondanks den oorlog tusschen Servië en Bulgarije. Bulgarije. Het Servische leger heeft Dinsdag weder een stap verder gedaan, zoodat de voorspelling van koning Milan van Servië, dat hij op 25 November zijn intocht in Sofia zal houden, alle kans op verwezenlijking heeft. Generaal Leschanin joeg met de noorder-divisie de Bulgaren uiteen, die hem den weg naar Widdin trachtten te betwisten, zoodat deze vesting weldra den vijand voor hare poorten zal zien. De linkervleugel van het hoofdleger, welke over het stadje Ten naar Sofia oprukt, veroverde de verschansingen, waar de Bulgaren hen trachten tegen te houden, en zal misschien de hoofdstad van het vorstendom nog eerder bereiken dan de afdeeling, welke over den Dragoman-pas naar Sofia marcheert. In allen gevalle wordt de toestand der Bulgaarsche troepen, die den vijand bij Slisnitza willen tegenhouden, nu zeer hachelijk. Wordt ook deze laatste versterking, welke de onverdedigde hoofd stad beschermt, door de Serviërs genomen, dan kunnen, zoo sneeuw en ijzel den marsch niet belemmeren, koning Milan's troepen binnen weinige dagen te Sofia zijn. Volgens een telegram uit Servische bron heeft het Servische leger in den veldslag tusschen Adlye en Widdin duizend Bulgaren krijgsgevangen gemaakt. Daarentegen waren de verliezen van de zijde der Serviërs zeer gering. Duitschland, Van het grootste gewicht, zegt de Frankf. Ztg., is de houding van den keizer van Rusland met be trekking tot den Bulgaarsch-Servischen oorlog. Had hij zich niet uit personeele gronden zoo sterk tegen den vorst van Bulgarije verklaard, dan zou de sympathie van het officiëel en het niet officiëel Rusland voor de Bulgaren zich reeds openlijk hebben geuit. De Serviërs zouden dan waarschijnlijk in het geheel niet hebben gewaagd een inval in Bulgarije te doen. Het schijnt dan ook, dat de Russische regeering eenig berouw gevoelt. Hoe slechter het den Bulgaren gaat, des te waarschijnlijker is de tusschenkomst van Rusland. De Serviërs rekenen er op, dat de strijd kort en niet zeer bloedig zal zijn. Dat de diplomatie een einde aan den oorlog kan maken, gelooft zeker niemand, na de ervaring met de conferentie opgedaan. Er blijft derhalve niets anders over dan het resultaat af te wachten van den door Servië zoo lichtzinnig begonnen oorlog en men zal van geluk mogen spreken, als niet de eene of andere groote mogendheid zich gedwongen acht, «voldongen feiten" te scheppen. Na den oorlog kan dan weder de diplomatie aan het werk gaan, die zoo dikwijls heeft bedorven, wat met het zwaard was verworven, b.v. toen zij op het congres van Berlijn de scheiding van Bulgarije en Oost-Rumelië decreteerde. Gemengd Buitenlandsch Nieuws. Omtrent de beroemde pianiste Sophie Menter, die thans eene reis door de noordelijke staten van Europa doet, wordt het volgende geschreven: «Een paar dagen geleden, tijdens mijn verblijf te Kopenhagen, kwam ik in gezelschap met Sophie Menter. Weldra liep het gesprek over concertendie zij bij verschillende hoven van Europa had gegeven, en nu had zij moeite genoeg om te antwoorden op al de vragen, waarmede zij werd bestormd. Ziehier wat ik er van heb opgeteekend." »Ja zeide zij «bij die majesteiten en koninklijke hoogheden ben ik nu op mijn gemak, maar in den beginne, och! wat was ik toen beklemd! En wat heb ik op mijn eerste hof-concert eene domheid begaan Dat was te Berlijn. Kijk, hoe Wagner, Verdi en Liszt er uitzagen, dat wist ik wel, maar de Keizer neen, daar had ik zelfs geen denkbeeld van. Ik was toen nog maar een jong meisje, en terwijl ik te Berlijn woonde, ja gij begrijpt, wanneer men dagelijks twaalf uren moet spelen, heeft men wel iets anders te doen dan langs de winkelramen de portretten te gaan bekijken. Zoo speelde ik dan voor 't eerst aan het Duitsche hof, en toen ik gedaan had, kwam er een bejaarde heer naar mij toe en maakte mij een compliment. Ik dacht dat degene, die dit het eerste deed, de keizer moest zijn, en daarom antwoordde ik hem met »Uwe Majesteit." Hij keek mij verbaasd aan en zei: «neen, mejuffrouw, gij vergist u, ik ben de keizer niet." Meteen ging hij bij anderen een praatje maken, en die heeft hij het zeker verteld, want ik zag dat zij allen begonnen te lachen. Een oogenblik later kwam er weer een oude heer. Nu, zoo dacht ik, is het de eerste niet geweest, dan zal het de tweede zijn: ik noemde hern dus ook »Uwe Majesteit." Maar daar begon hij te glimlachen, en maakte hij zich be kend als prinsja, zijn naam ben ik al vergeten. Ik stond verbluft. Eindelijk kwam een derde oude heer naar mij toe. »Wat hoor ik, juffrouw", zeide hij, »gij kent den keizer niet; welnu, ik ben het." Tegelijk gaf hij mij de hand en lachte mij eens hartelijk toe. 't Was alsof ik aan dat hof altoos ongeluk moest hebben. Op een anderen tijd was ik er namelijk op eene huiselijke soiree, en terwijl ik daar zou beginnen te spelen, kwam er een aardige jongeheer naast mij zitten, ik dacht een adjudant of zoo iets. «Wilt u zoo vriendelijk zijn, den vleugel eens voor mij te openen", vroeg ik, en terstond deed hij het. Na een poosje gespeeld te hebben, fluisterde ik hem toe, dat ik wel trek had in een schoteltje ijs. Dadelijk stond hij op en haalde het voor mij. Nadat we nu nog een poos heel prettig samen hadden zitten keuvelen, zei hij ten laatste: «Mejuffrouw, mag ik het genoegen hebben, mij aan u voor te stellenik ben prins Wilhelm." In Engeland maakte ik ook al rare flaters. Ik zou op een hof-concert in het Buckinghampaleis spelen, maar was daartoe te vermoeid. Op zulk een concert avond houdt de koningin altoos cour, en zoo onder het spelen gaan de heeren en dames naar haar toe en kussen haar de hand. Daartoe was ik echter op dat oogenblik veel te zenuwachtig, en bleef dus achterwege toen het mijne beurt was. Och, och! wat is daarover in de dagbladen te doen geweest! In- tusschen had ik gehoord, dat prinses Louise mij eens wilde hooren spelen, en daarom werd ik genoodigd bij een barer vriendinnen, bij wie zij dan zou komen. Ik kwam daar een beetje te laat, en ging dus ter stond voor het klavier zitten. Eene jonge dame nam plaats naast mij, ongelukkig zoo dicht, dat ik na het eerste nommer zei: «Mag ik u wel verzoeken, een eindje achteruit te gaan, want het geneert mij zoo, wanneer iemand zoo vlak bij mij zit." De dame stond op, schoof haar stoel achteruit, eneenige oogen- blikken later vernam ik, dat het prinses Louise was! Voor den prins van Wales heb ik eens ruim een uur lang enkel Hongaarschevolksmelodiën gespeeld. Hij was bij lady Roseberry-Rothschild, en buiten hem en mijn persoon waren er geene andere genoodigden. Toen ik zou beginnen, zeide hij: «Ja, mejuffrouw, ik ben volstrekt niet muziekaal. Van muziek weet ik al heel weinig, maar ik houd daarom wel van volks melodiën. Wilt gij mij een paar Hongaarsche voor spelen Welnu, ik speelde, ik weet niet hoeveel liederen en dansen, die ik van de Zigeuners te Pesth had geleerd, en telkens verzocht de prins mij, maar weer voort te gaan. En zoo heeft dat ruim een uur geduurd. In Rumenië heeft de toenmalige hofmaarschalk door mij zijn ontslag gekregen. Dit kwam zoo: Toen ik voor het eerst te Bucharest speelde, was de koningin er bij aanwezig. Na het concert werd ik in de konink lijke loge ontboden, en in mijn gesprek met haar zei ik toen ter loops: «jammer dat die vleugelpiano zoo slecht was!" »Ja", antwoordde zij, «ik heb wel bemerkt, dat er iets aan haperde, maar voor het volgende concert zal ik u eene van mijne piano's leenen. Ik heb een paar zeer goede. Als gij morgen bij mij wilt komen, kunt gij er eene uitkiezen." Ik nam dit in dank aan, en toen ik den volgenden dag bij haar was toegelaten, speelden wij samen eenige quatre-mains, waarna ik een vleugelstuk uitkoos. Ver volgens speelde ik nog twee avonden voor het hof, telkens in het bijzijn der koningin. Daarna ging ik op reis. Na verloop van een jaar kwam ik te Bucharest terug, maar de koningin kwam niet meer op mijne concerten. Eene audiëntie kon ik bij haar ook niet meer krijgen. Ik keek vreemd daarvan op, maar er was niets aan te doen. Een paar maanden later kwam ik te Parijs en ontmoette er eene dame uit Bucharest. Zoo onder 't praten vroeg ik haar, waarom toch de koningin niets meer van mij wilde weten. Dat komt doordien gij hare majesteit hebt «beleedigd", kreeg ik ten antwoord. «Beleedigd?" vroeg ik. «Wel zeker, gij hebt haar niet bedankt voor den diamanten arm band", dien zij u ten geschenke heeft gezonden". «Een diamanten armband", riep ik verbaasd, «daar weet ik niets van!" «Jawel", hernam zij, «ik heb hem zelf gezien, toen de koningin hem aan den hof maarschalk gaf, om hem u te bezorgen." Welnu, later is het gebleken dat de hofmaarschalk het kost bare sieraad had gehouden, en daarom kreeg hij zijn ontslag. Naar ik hoorde zeggen, moet hij reeds meermalen zoo iets hebben gedaan. Toen ik in Bucharest speelde, was ik op weg naar Konstantinopel. Daar speelde ik aan het hof, namelijk in den harem. Maar die harem-dames begonnen bij de stukken van Chopin en Liszt zoo vreeselijk te geeuwen, dat ik eindelijk zei: «Neen, dames, gij moet wakker blijvenDaarop begon ik de walsen van Strauss te spelen, die ik mij maar kon herinneren, en dat hielp! In Spanje trachtte ik kamer-musicienne te worden, maar dit wou niet gelukken, eenvoudig omdat die titel was afgeschaft. Koningin Isabella was namelijk te goedhartig geweest om een afwijzend antwoord te geven, wanneer haar iets op eerbiedigen toon werd gevraagd, en destijds waren er verschieden tenoren, die verlangden «kamermusici ten hove" te worden. Gij zult dit dadelijk begrijpen, als gij weet dat er aan dien luidklinkenden titel een jaargeld van 6000 francs verbonden was. Zoo kwam het, dat later de staat, nevens andere erfstukken van Isabella, 44 kamer musici op de lijst der tractementen vond. Men noemde dit wel wat te kras, en daarom was de titel afgeschaft Mijne aangenaamste herinneringen zijn die van het Spaansche en het Deensche hof. Vooral hier op Ama- liënborg (het koninklijk paleis te Kopenhagen) gevoelt men zich te huis, en bovendien, iedereen verstaat er muziek. Evenwel voegde zij er lachend bij men kan niet verlangen, dat alle koningen muziekaal zijn. Er zijn er, die hetzelfde zullen zeggen wat koning Victor Emanuel aan Liszt zeide: «Mij bevalt de regi- mentsmuziek het best De beroemde Rubinstein oefent zich nog dagelijks twee uren op de piano. Onlangs vroeg eene kunste nares hem of iemand, die op zulk een hoogte staat, zich nog wel behoeft te oefenen. Daarop was Rubin steins antwoord: «Wanneer ik mij één dag niet oefen, bemerk i k het, doe ik het twee dagen niet dan zult g ij het bemerken, verzuim ik het echter drie dagen dan bemerkt het publiek het." Hoe men door de couranten zijn geluk kan vinden, leest men in een Duitsch blad. Mejuffrouw G. was tooneelspeelster, wie het niet gelukken wilde uit de kleine rollen te komen. Troosteloos zag zij dan ook eene niet veel belovende toekomst tegemoet. Op een dag las zij - dit is reeds een paar jaren geleden - in de couranten een huwelijksaanvraag. De aanvrager was ver over land en zee, in Siam, gevestigd als hotel houder en zocht zoo snel mogelijk eene levensgezellin. Volgens de voorwaarden in de advertentie vermeld, zond mejuffrouw G. haar portret en had reeds lang den hotelhouder en de huwelijksannonce vergeten, toen de post haar op een goeden dag éen zwaren brief bracht, waarin het noodige reisgeld zich bevond om naar Siam te gaan. Zonder zich lang te bedenken vertrok zij, en thans zijn hare vriendinnen in het vaderland in het bezit van een portret van haar, terwijl zij een kleinen Duitscher-Siamees op de armen heeft. Maandag is te Rome het internationale congres voor de hervorming van het gevangeniswezen geopend door den Italiaanschen minister-president Depretis. De tunnel in de bedding van de Mersey nadert snel zijne voltooiing, zoodat binnenkort de opening van het spoorwegverkeer door den tunnel verwacht wordt. De ventilatie van dezen onderaardschen gang geschiedt door geweldige blaasbalgen, welke een sterken luchtstroom onderhouden, die naar willekeur versterkt en verminderd kan worden. Over de geheele lengte van den tunnel ligt dubbel spoor. Men heeft altijd gemeend, dat de eerste tentoon stelling in 1528 te Neurenberg werd gehouden. Volgens het Engelsche tijdschrift «Iron" is dit onjuist en werd de eerste tentoonstelling ingericht door koning Ahasveros (Xerxes) in het jaar 472 voor onze jaartelling. Men vindt daarvan melding in het vierde vers van het eerste hoofdstuk van het boek Esther, waar wij lezen- dat «hij vertoonde den rijkdom der heerlijkheid zijns rijks en de kostelijkheid des sieraads zijner grootheid vele dagen lang, honderd en tachtig dagen." De duur daarvan komt met dien der onze overeen. Misschien zal een beoefenaar van het Chineesch nu spoedig tot de ontdekking komen, dat reeds vroeger eene tenstoonstelling in het Hemelsche Rijk heeft plaats gehad. «Er is niets nieuws onder de zon", zeide reeds de wijze koning Dat iemand op één dag tweemaal ter dood ver oordeeld wordt, behoort tot de zeldzaamhedenmaar wanneer die man dan tot de gevolgtrekking komt: «dan moet ik tweemaal sterven", en hij dat bij het verlaten der gerechtszaal in woorden lucht geeft, dan moet men wel met een verstokten booswicht te doen hebben. Toch heeft zich volgens de Köln. Ztg. onlangs een dergelijk geval te Brugge voorgedaan. De man was de eerste maal wegens enkelvoudigen en de tweede maal wegens dubbelen moord ter dood veroordeeld. Bij het verlaten van de zaal sprak hij lachende tot de omstanders, terwijl hij twee vingers opstak, de bovenstaande woorden.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1885 | | pagina 3