Burgerschool en daarom is hij vóór het denkbeeld van
Burgem. en Weth. om eene inrigting voor meisjes van
■10 a 11 jaar in het leven te roepen.
Aan het onderwijs in de school C is door den heer
Zuurdeeg lof toegezwaaid, doch spreker meent, dat er op
het lager onderwijs wel wat af te dingen valt en tot die
overtuiging is hij gekomen, doordien hij het laatste toe-
latings-examen voor de Burger-Avondschool heeft bijgewoond.
De heer Schneiders verdedigt nader het denkbeeld der
Commissie en zegt in tegenspraak met de bewering van
den heer van Kinschot bij ondervinding te weten, dat het
onderwijs op de hoogste klasse van school C goed is.
Die klasse is wel degelijk dienstbaar te maken voor de
opleiding van meisjes, evengoed als voor die van jongens.
Voor die klasse zijn twee zeer geschikte onderwijzers en
zij is eene zuivere voorbereiding voor de nieuwe meisjesschool.
Spreker meent, dat niets belet om ook in die klasse,
als het noodig niogt zijn, de meisjes handwerken te doen
onderwijzen, daartoe behoeft de Raad eenvoudig te be
sluiten.
De heer Moolenburgh wil de denkbeelden van het Dage-
lijksch Bestuur en van de Commissie eenigszins tot elkander
brengen. Hij meent, dat men te veel hecht aan den leeftijd
en waarom zou de bevattelijkheid van een kind van den
leeftijd afhangen? Er zjjn kinderen van 10 en 11 jaar, die
verder zijn dan die van 12. Hij zou eene bepaling willen
in het leven roepen, om op de nieuwe school meisjes toe
te laten, die de school C hebben afgeloopen of die hebben
doen blijken, dat zij met vrucht de lessen op de nieuwe
school kunnen volgen. Daarom zou hij voor die school een
soort van toelatings-examen wenschen.
De Voorzitter geeft te kennen, den normalen leeftijd,
dat is 10 a 11 jaar, zooveel mogelijk te willen volgen.
Hij zegt verder, dat het uit een paedagogisch oogpunt niet
is tegen te spreken, dat de hoogste klasse van school O
geen zuivere aansluiting is voor eene meisjesschool. Deze
klasse heeft een eigen karakter en wel opleiding voor de
Hoogere Burgerschool.
Als die klasse ook bestemd wordt voor meisjes, en als
dus de meisjes niet meer, zooals nu, daar bij uitzondering
worden toegelaten, dan moet zij daarvoor ook geheel
ingerigt worden en dan zal daarop ook onderwijs moeten
worden gegeven in de handwerken voor meisjeshetgeen
nu niet geschiedt. En als daar ook in dat vak onderwijs
moet worden gegeven, moeten de daarvoor bestemde les
uren afgenomen worden van de uren voor het andere
onderwijs bestemdof men moet het geven op uren buiten
den gewonen schooltijd. In het eerste geval zal het overige
onderwijs daardoor lijden en in het andere zullen de meisjes
te veel lesuren krijgen en zich te veel moeten inspannen.
School C moge goed zijn, maar wat de heer van Kinschot
omtrent het examen van eenige leerlingen voor de Burger-
Avondschool heeft gezegdis op eigen ervaring gegrond.
De heer Boeije zegt, naar aanleiding van het door den
heer Zuurdeeg gesprokene, dat ook hij de hoogste klasse
van school C goed vindt, doch om er mede ingenomen te zijn
als voorbereiding voor de Meisjesschool, acht bij verkeerd.
Een feit is het, dat er onder de ouders wier kinderen daar
zijnsommige gevonden worden die bezwaren hebben tegen
de gemengde scholen, vooral voor meisjes boven de 10 jaar en
die dus aan eene andere inrigting, uitsluitend voor meisjes,
de voorkeur geven. Spreker wenscht dat er ook rekening
worde gehouden met die ouders.
Wanneer hij nagaat, dat iedere leerling van de Meisjes
school f 55 en van de Hoogere Burgerschool 150 aan
de gemeente kost, dan meent hij, dat men over de kost
baarheid der Meisjesschool niet kan klagen. Verder zegt
hij, dat het verschil in de kosten van het plan van Burgem.
en Weth. met dat der Commissie niet groot is. Het ver
schil bepaalt zich tot 500. Wanneer men daar nu aftrekt
de 30 °/0 vergoeding van het Rijk en het schoolgeld dat
van de meisjes in de laagste klassen zal worden ontvangen,
dan mag het geldelijk bezwaar tegen het voorstel van het
Dagelijkseh Bestuur toch niet overwegend zijn.
Eindelijk meent hij, dat het denkbeeld van den heer
Moolenburgh om de plannen van Burgem. en Weth. en
de Commissie te zamen te brengenniet kan opgaan.
De heer Schneiders zou zich met het denkbeeld van
den heer Moolenburgh wel kunnen vereenigen en verdedigt
nader het voorstel der Commissie.
Het elementair onderwijs in de klasse van de onder
wijzers Krenser en Dikschei moet de meisjes zeer te stade
komen voor het toelatings-examen op de nieuwe Meisjes
school. Hij wil voornamelijk eene school meer bepaald voor
meer uitgebreid lager onderwijs, anders komt men vanzelf
weder tot eene school voor gewoon lager onderwijs, hetgeen
hij vermijden wil.
De Voorzitter zegt, dat het gevaar, waarvoor de heer
Schneiders vreest, niet bestaat, daar de hoogste klassen
der Meisjesschool altijd talrijker zullen zijn dan de laagste.
Ook hij toont aandat het verschil in kosten onbeduidend is.
De heer Goemans zegt, het geheel eens te zijn met den
heer Boeije, waar deze zegt dat er ouders zijn die geene
gemengde school, maar uitsluitend eene meisjesschool ver
langen. Spreker is persoonlijk ook voor dit laatste en
wanneer het voorstel van de Commissie nu wordt aan
genomen, verkeert men te dien opzigte in nog ongunstiger
toestanddaar het gemengd onderwijs dan nog langer zou
moeten duren. Hij gaat daarom mede met het voorstel
van Burgem. en Weth., om de school in te rigten voor
meisjes van 10 jaar af.
De heer Zuurdeeg geeft in 'tkort nog het denkbeeld
der Commissie aan. Naar zijne meening zijn er niet zooveel
menschen tegen het gemengd onderwijs; er zijn er wel,
maar toch niet zooveel als men wel voorstelt. Ook merkt
hij den heer Boeije opdat bij de Commissie de financiëele
kwestie niet op den voorgrond heeft gezeten. Hij blijft bij
het voorstel der Commissie, daar hij eene flinke school
wenscht.
De heer Moolenburgh noemt het een gebrekkig denk
beeld, dat meisjes anders opgeleid zouden moeten worden
dan de jongens. Ilij ziet er juist een voordeel in, dat tot
op zekeren leeftijd het onderwijs voor beide volkomen gelijk
is en grondt die meening op zijn eigen ervaring en op het
oordeel van ter zake kundigen. Hij heeft eerbied voor de
zienswijze, ook van hen die het gemengd onderwijs afkeuren,
doch spreker zou het betreuren, dat ter wille van die
enkelen zijns inziens een ongezonde toestand zou worden
in het leven geroepen.
De heer de Looze zegt, dat het adres van ingezetenen
om de Meisjesschool te behoudenz. i. weinig heeft te be-
teekenen. Indien iemand zich de moeite had willen getroosten
waren er wel meer dan honderd handteekeningen te krijgen
op een contra-adres om de tegenwoordige Meisjesschool
geheel op te heffen. Spreker heeft gemeend dit te moeten
tegenhoudenomdat hij bij nader inzien van de zaak meende
dat hij ook moet vertegenwoordigen niet alleen de belangen
van de mingegoeden, maar ook die van de meergegoeden,
die overtuigd zijn, dat eene Meisjesschool in deze gemeente
in eene bepaalde behoefte voorziet. Overigens kan hij zich
geheel vereenigen met het door den heer Zuurdeeg gesprokene.
De Voorzitter hoort met genoegen van den heer Zuurdeeg,
dat de financiëele kwestie bij de Commissie niet op den
voorgrond heeft gezetenen zegtals dat het geval is
dat dan het voorstel van Burgem. en Weth. behoort te
worden aangenomen, dat paedagogisch en wettelijk beter is.
Tot den heer Moolenburgh zegt sprekerdat het niet
iets anders is dat de meisjes op eene afzonderlijke school
leerenmaar dat men daar bij de regeling der vakken let
op hetgeen voor meisjes voornamelijk van belang is te
weten.
De heer Boeije wil, evenals de heer Zuurdeeg, eene
flinke school, en die is te verkrijgen, als het voorstel van
Burgem. en Weth. wordt aangenomen. Hij grondt dit op
het gevoelen van school-autoriteitendie de gegevens
hebben verstrekt en blijft bij zijne eenmaal geuite meening.
De heer Moolenburgh zegt, dat men zich beroept op de
paedagogen, maar wat hebben die eigenlijk gezegd? Zij
hebben niet gezegd dat het denkbeeld der Raadscommissie
niet goed zou zijn; de Districts-Schoolopziener keurt dat
ook niet onvoorwaardelijk af.
De beraadslagingen worden daarna gesloten en het
voorstel van Burgem. en Weth. in stemming gebragt.
Dit wordt verworpen met 7 tegen 5 stemmen.
Vóór stemden de heeren Boeije, Houwer, de Jonge,
Goemans en van Kinschot.
Daarna wordt in stemming gebragt het voorstel der
Raadscommissie, dat aangenomen wordt met 11 stemmen
tegen 1die van den heer Goemans.
De Voorzitter stelt vervolgens voor, eene oproeping te
doen voor een hoofd der op te rigten Meisjesschool, op
eene jaarwedde van 1400 met vrije woning, welke
onderwijzeres behalve de wettelijke vereischten, bevoegdheid
bezit voor het Pransch en het Iloogduitsch en verder eene
onderwijzeres aan de school te verbinden op eene jaarwedde
van 800 (met f 100 verhooging bij bezit of verkrijging
der acte van hoofdonderwijzeres of van een of meer acten voor
Middelb. Onderwijs)den leeraar in het Engelsch op de
Hoogere Burgerschool aan die school te verbinden op eene
jaarwedde van f 300 en den leeraar in het teekenen op
de tegenwoordige jaarwedde van f 200.
Dit voorstel wordt met algemeene stemmen aangenomen.
Zullende de aldus gereorganiseerde inrigting in werking-
komen den '1 Januarij 1886, met welk tijdstip de tegen
woordige gesloten wordt.
Bij monde van den heer de Jonge wordt namens de
daartoe benoemde Commissie verslag uitgebragt omtrent
de rekeningen over '1884 van het Burger-Weeshuis en van
de dienstdoende Schutterij, strekkende tot goedkeuring dei-
eerste rekening in ontvang op 13332,63, in uitgaaf op
11783,905 en met een goed slot van 1548,725, en tot
voorloopige vaststelling der tweede rekening in ontvang op
ƒ1028, in uitgaaf op ƒ1021,47, met een goed slot van 6,53.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
Bij de eerste rekening werd door de Commissie de aan
dacht van den Raad gevestigd op de netheid en naauw-
keurigheid aan de zamenstelling van dat stuk besteed,
waarvoor den Boekhouder alle lof toekomt.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een verzoek
schrift van Wouter van den Bergoesterhandelaar te
Bruinisse, waarbij hij verzoekt om de door hem met de gemeente
aangegane pacht der slikken of vooroevers ten Zuiden van
den Zuidelijken zeedijk van Schouwen en het door hem
verkregen regt van gebruik op eene oppervlakte grond
aan »de Val" in den Zuidhoek met vergunning om daarop
eene oesterput te maken, te mogen inbrengen in eene op
te rigten naamlooze Vennootschap voor den tijd en op de
voorwaarden, waarvoor hij pachter en gebruiker is.
De Voorzitter zegt, dat eene dergelijke vergunning, volgens
de conditiën van verpachting der overige gemeente-eigen
dommen, door Burgem. en Weth. zou kunnen worden
gegevendoch dat in deze zaak de toestemming van den
Raad wordt vereischt.
Namens Burgem. en Weth. stelt hij voor, de vergunning
te verleenenbehoudens goedkeuring van de Gedeputeerde
-Staten.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
De Voorzitter deelt nog mede, dat hij tot zijn leedwezen,
tengevolge van de onlangs plaats gehad hebbende baldadig
heden in de gemeente, verpligt is geweest tot het nemen van
maatregelen ter handhaving der openbare orde, n.l. dooi
de schutterij op te roepen en een verbod tot zamenscholing
uit te vaardigen. Hij stelt voor, dat de Raad dit verbod
zal bekrachtigen.
Ilij geeft nog te kennen, dat hij van de Rijks-politie
alle hulp en flinke bezadigdheid om de orde te helpen
handhaven heeft mogen ondervinden.
De heer Moolenburgh wenscht den Voorzitter geluk, dat
het hem gelukt is om door krachtig optreden verdere rust
verstoring te voorkomen, waarna het genoemde verbod met
algemeene stemmen wordt bekrachtigd.
Wegens het vergevorderde uur wordt de behandeling der
overige op de agenda voorkomende zaken aangehouden tot
eene volgende vergadering en deze zitting na omvraag door
den Voorzitter gesloten.
Snelpersdrukkerij van H. ÏjAKENMAN te Zierikzee.