den zesjarigen leeftijd ongeschikt is en dat, voor liet geval dat voorstel werd aangenomendaarvan wijziging van het personeel een noodwendig gevolg zou zijnhetgeen hun niet wenschelijk voorkomt, omdat die tot eene telkenjare terugkeerende vermeerdering van uitgaven zou leiden. Wat het in de tweede plaats gedaan voorstel betreft, waarvan de strekking is, dat aan het Weeshuis de ver- pligting zou worden opgelegd om aan derden te vergoeden verplegingskosten voor jonge kinderen buiten het Weeshuis verzorgd, tot hun zesde jaar, voeren Regenten aan: dat daardoor de taak, die aan Regenten zei ven is opge dragen, de zorg n.l. dat de kinderen eene goede, godsdienstige, zedelijke en burgerlijke opvoeding genieten, hun wordt ontnomen, terwijl bovendien de vrees gewettigd schijnt, dat de naaste bloedverwanten der kinderen, bij aanname van het voorstel, minder dan te voren zich alleen uit liefde en toewijding met hunne verpleging zullen belasten, hetgeen tot eene te betreuren losmaking der familiebanden zou leiden. Ook om redenen van financiëelen aard achten Regenten het voorstel niet aannemelijk. Volgens den voorsteller verkeert het Weeshuis in zoo- danigen bloei, dat uit de batige sloten in de laatste tien jaren meer dan f 25000 zijn belegd geworden. Regenten geven in hun schrijven eene gedetailleerde opgaaf van afgeloste en belegde kapitalen, waaruit blijkt, dat van 1874 tot '1883, dus in tien jaren, uit de gewone inkomsten is kunnen belegd worden een bedrag van f 10613,245, zijnde ongeveer f 1061 per jaar. Zij erkennen, dat de financiën hunner instelling zich gunstig laten aanzien en dat de inkomsten tengevolge der gedane geldbeleggingen f 500 meer bedragen dan vroeger, doch zij wenschen op het volgende te wijzen: dat in de naaste toekomst eene belangrijke verlaging' is te verwachten van de pachtprijzen der landerijen; dat thans reeds enkele pachters hun verschuldigde niet geheel kunnen betalen en in de eerstvolgende rekening een post zal voorkomen als Achterstallige pachten"; dat in de laatste jaren het aantal der verpleegde kinderen gering was en de prijzen der levensbehoeften en brand stoffen bijzonder voordeelig waren; dat, zoodra daarin verandering mogt komen en of het aantal der verpleegden steegof duurdere tijden aanbraken de thans bestaande batige sloten tot een laag' cijfer zouden dalen. De Commissie heeft de bezwarendoor Regenten tegen het voorstel van den heer de Looze aangevoerd, gewogen en vergeleken met het voordeel, dat naar de meening des voorstellers, voor de gemeentekas uit de aanneming zou voortvloeijen. Dat voordeel zou hierin bestaandat het Burgerlijk Armbestuur, dat door de gemeente wordt gesubsidiëerd, geene verplegingskosten zou hebbeu te besteden voor weezen beneden den leeftijd van zes jaren. Door den voorsteller zijn geene cjfers opgegevenzoodat het niet bekend is hoeveel telkenmale, als een zoodanig geval zich voordeed, die uitgaaf heeft bedragen. Doch aan gezien volgens het bestaande Reglement als regel geene andere kinderen in het Weeshuis worden opgenomen, dan dezulken wier ouders nimmer onderstand van eenig Arm bestuur genoten, kon in deze niet uitgebreide gemeente de uitgaaf nimmer groot zijn geweest. I-Iet kan toch niet in de bedoeling van den voorsteller liggen, om het voorstel ook uit te strekken tot kinderen van bedeelde ouders; dan toch zou de inrigting ten eenemale van aard en strekking veranderen. De Commissie acht bet gevaarljk om ter wille van een zeldzaam voorkomend geval en van een gering geldeljk voordeel voor de gemeentekas, aan het Burger-Weeshuis eene verpligting op te leggen, waarvan de gevolgen niet te voorzien zijn, doch waarvan met reden mag worden vermoed, dat zj een niet onbelangrjkennadeeligen invloed zal hebben op den geldel jken, thans niet ong-un- stigen toestand der instelling, terwijl daarenboven te vreezen is, dat alle belanglooze zorg door de eigen bloedverwanten der betrokken weezen voor hunne opvoeding en verpleging langzamerhand zal ophouden en zelfs enkelen zullen trachten zich voor die zorg zooveel doenlijk te doen uitkeeren. De Commissie acht eene aanneming van het voorstel om de bovenstaande redenen niet wenschelijk; onnoodig daarenboven acht zj die, omdat faj' alinea 4 van Art. 8 van het Reglement, zooals het bj raadsbesluit van 5 De cember 1871 is gewjzigd, aan Regenten is overgelaten, om in buitengewone gevallen van de strengere bepalingen der voorgaande alinea's af te wjken en hun de gelegenheid is gegeven om in het Weeshuis ook op te nemen, kinderen van ouders, die onderstand genoten en dezulken, die beneden den leeftjd zjn van zes jaar. De Commissie adviseert mitsdien tot verwerping van het voorstel zooals het is gedaan. Öp voorstel van den Voorzitter wordt de behandeling van deze zaak aangehouden tot eene volgende vergadering'. De Voorzitter deelt mededat de helpsters bij het onder wijs in de handwerken voor meisjes, Mej. J. Karreman en IC. ICarreman, tegen 1 Sept. e.k. aan Burgem. en Weth. ontslag uit hunne betrekkingen hebben verzocht. Daar de benoeming tot die betrekkingen thans door den Raad moet geschieden, meenen Burgem. en Weth. dat het regelmatiger isdat liet gevraagde ontslag ook door den Raad wordt gegeven en stellen zj voor, dit eervol te verleenen. Dienovereenkomstig wordt besloten. Namens de daartoe benoemde Commissie wordt door den heer W. A. Ochtman verslag uitgebragt 1°. omtrent de rekening over 1884 der Armenbewaar- school. Het advies der Commissie strekt tot goedkeuring dier rekening in ontvang op f 621,4C uitgaaf d 607,27s en alzoo met een goed slot van f 14,18s Dienovereenkomstig' wordt besloten; 2°. omtrent de rekening over hetzelfde jaar van het Harmoniegezelschap «Kunst en Eer". De Commissie merkt op, dat van twee posten van uit gaaf, n.l. «Gratificatie aan de Sociëteit ster Eere van den Koning" f 15" en «Gratificatie aan twee muzikanten f 20" geen kwitantiën zijn overgelegd, maar dat het bestuur daaromtrent in eene Memorie van Toelichting te kennen geeft, dat zj «uit de hand betaald zijn". Ofschoon zij de waarheid dier verklaring geenszins be twijfelt, acht zj' het beter met het oog' op eene regelmatige administratie, dat ook deze posten door bewijsstukken ge staafd werden en adviseert zjhet betrokken bestuur te verzoeken voortaan alle uitgaven door kwitantiën te staven voor zoover daartoe de mogelijkheid bestaat. Overigens heeft de Commissie tegen de rekening geen bezwaar en adviseert zij tot goedkeuring daarvan in ontvang op 663, uitgaaf 718,36s alzoo met een nadeelig saldo van f 55,36s Bj het verzoek van het bestuur van «Kunst en Eer", om eene meerdere subsidie van f 50 voor '1885rjst bj de Commissie de vraag, of in de uitgaven geene bezuini gingen te brengen zouden zijn, speciaal op de kosten van vertering bij gelegenheid der concerten en subsidie aan de Sociëteit «ter Eere van den IConing." Als op de eerstgenoemde post eene bezuiniging werd toegepast en de tweede werd ingetrokken, dan zou het nadeelig saldo spoedig aangezuiverd zjn. liet gaat haars inziens niet aan, dat eene Yereeniging die voor haar bestaan subsidie behoeft, zelfs als subsidi eerend ligchaam optreedt. De overtuiging, dat voor onze gemeente-financiën met het oog op de toenemende behoeften van werkelijk nut, bezuiniging op uitgaven van weelde gebiedende pligt is, leidt de Commissie er toe te adviseren, de gevraagde verhooging van subsidie van f 50 niet toe te staan, maar die subsidie bepaald te houden op f 100, zooals de ge meente-begrooting voor 1885 aangeeft. De Voorzitter brengt in behandeling, het voorstel der Commissie om de rekening goed te keuren. De heer Goemans zou wensohendat in principe werd aangenomen, dat geene rekening werd goedgekeurd als niet al de uitgaven behoorljk door kwitantiën waren gedekt. De posten toch, die de Commissie bedoelt, worden niet anders gedekt dan door de laconieke toelichting «dat zj uit de hand betaald zjn". De Voorzitter moet ontraden wat de heer Goemans in principe wenscht aangenomen te zien. IPj acht het in deze voldoende, het bestuur van «Kunst en Eer" te verzoeken voortaan zooveel mogelijk van eiken post van uitgaaf kwitantiën over te leggen; dat is ook meermalen aan andere Commissiën verzocht en gewoonlijk wordt daaraan voldaan. Ilj twijfelt dan ook niet, of het bestuur van ge noemd gezelschap zal daaraan ook gevolg geven. De rekening wordt daarna onveranderd goedgekeurd. Ten aanzien van het advies der Commissie omtrent do verhooging van subsidiezegt de Voorzitter, dat het bestuur van «Kunst en Eer" die verhooging wenscht over 1886 en niet over 1885, waarom hj voorstelt met de behande ling van dit verzoek te wachten tot bj de behandeling der g-emeente-begrooting voor eerstgenoemd jaar. De heer W. A. Ochtman zeg't, dat de Commissie van meening was, dat de verhooging de subsidie van 1885 gold, omdat er sprake was van dekking van het kwade slot der rekening over 1884. De Commissie kan zich echter met het voorstel van den Yoorzitter vereenigen. Overeenkomstig dat voorstel wordt besloten. De Voorzitter sluit na omvraag de vergadering.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1885 | | pagina 7