1°. het is wenschehjk, dat de thans hier bestaande Meisjesschool worde opgehevenen vervangen door eene Meisjesschool met zesjarigen cursus, bestemd voor meisjes van '10 a 11, tot 16 a 17 jaar, die met vrucht het onder wijs hebben genoten hetzij school- hetzij huisonderwijs dat in de 4 laagste klassen eener goed ingerigte volksschool behoort te worden gegeven 2°. het onderwijs aan deze school met zesjarigen cursus behoort te omvatten al de vakken, genoemd in art. 2 dei- wet op het lager onderwijs, met uitzondering der land bouwkunde 3°. aan deze school behooren verbonden te worden: a. eene hoofdonderwijzeres als hoofd der schoolmet akten voor ten minste twee moderne talen; b. twee onderwijzeressenieder mot akte voor ten minste één moderne taal c. twee of meer leeraren aan de Hoogere Burgerschool, voor het geval en voor zoover de aan de school verbonden of te verbinden onderwijzeressen niet voldoende kunnen voorzien in het onderwijs in één der moderne talenin de wis- en natuurkundige vakkenhet teekenen en de gymnastiek. Burgem. en Weth. hebben dien brief medegedeeld aan de Plaatselijke Schoolcommissiehebben daarna de zaak in eene met die Commissie gehouden bijeenkomst besproken en overwogen (waarbij al de leden der Commissie op één na tegenwoordig waren) en kunnen als het eenstemmig gevoelen van de leden van het Dageljksch Bestuur en van de aanwezige leden der Schoolcommissie, het volgende mede- deelen. In deze gemeente bestaat werkelijk behoefte aan eene afzonderlijke meisjesschool en wel zoodanig' ingerigt, dat daarop ook meisjes van 6 jaren kunnen worden toegelaten. Hoe goed ook de school van den onderwijzer Bastmejer moge zijn er blijven vele ingezetenen die voor hunne meisjes eene afzonderlijke meisjesschool verlangen en die er prijs op stellen, dat daarop gelegenheid zij, ook do eerste begin selen van het lager onderwijs te leeren. Die behoefte achten zij zoo grootdat het de taak is van de gemeente daarin te voorzien. In dat opzigt wordt het gevoelen niet gedeeld van den Districts-Schoolopzienerdie zou wenschen dat de laagste klassen der school kwamen te vervallen en dat de meisjes niet voor haar 10' of 11" jaar op de school worden toe gelaten. Bene andere vraag is evenwel: of de school, zooals zj nu is ingerigt, aan de eischen eener meisjesschool, zooals voor deze gemeente kan worden verlangdvoldoet. Die vraag nu kunnen zj niet in bevestigenden zin beantwoorden. Doch tevens moeten zj verklaren, dat naar hun inzien zeer goed verbetering kan worden verkregen door eene wijziging der tegenwoordige inrigting en dat het daartoe niet noodig is, zooals de Districts-Schoolopziener aangeeft, de bestaande Meisjesschool op te heffen en die te vervangen door eene Meisjesschool met zesjarigen cursus. Haar hunne meening moet de laagste afdeeling bijven van de andere klassen evenwel zou de hoogste (of de hoogste twee) moeten vervallen. Het aantal schooljaren, nu tien bedragende, zou moeten worden ingekrompen tot acht. De inrigting der school zou aldus moeten zjn: vier klassen, zoo noodig elk verdeeld in twee afdeelingen de i' of laagste klasse, voor leerlingen van 68 jaar; de tweede, voor leerlingen van 8'10 jaar; de derde, voor leerlingen van 1012 jaar; do vierde klassevoor leerlingen van 12'14 jaar of ouder. Yoor den overgang der klassen moet men echter niet al te zeer bijven hechten aan den leeftjd, daar de opge geven jaren zjn, wat men noemt den normalen leeft jd. Zijdie na die klassen te hebben doorloopenmeer opleiding zouden wenschenkunnen die vinden op de Hoogere Burgerschool. Het onderwijs zou moeten worden gegeven door drie onderwjzeressen, zijnde eene hoofdonderwjzeres met be voegdheid tot het geven van onderwjs in het Fransch en Hoogduitsch, staande aan het hoofd der school, en twee onderwjzeressen, waarvan in elk geval één bevoegd moet zjn tot het geven van onderwjs in het Fransch; het onderwjs in het Engelsch zou moeten worden op gedragen aan den leeraar in het Engelsch aan de Hoogere Burgerschool het onderwjs in het teekenen zou moeten worden gegeven door den leeraar in dat vak aan genoemde school terwjl wiskunde en kennis der natuur zouden moeten worden onderwezen door de leeraars in die vakken aan de Hoogere Burgerschool. Ten aanzien der kosten wordt het volgende opgemerkt: De jaarwedde van het hoofd der school (nu bedragende f 1600 met vrije woning) kan worden gebragt op 1400 met vrje woning, waarvoor bljkens do elders verkregen ondervinding ruimschoots geschikt personeel is te verkrjgen. (De jaarwedde van het nu ontslagen hoofd is op f 1600 vastgesteld, omdat bj de nieuwe regeling der jaarwedden van onderwijzers volgens de wet van 1878, ook het veranderlijk inkomen voor het bedrag dier jaarwedden in aanmerking moest komen en dit toen voor haar nog al eene aanzienlijke som uitmaakte). De jaarwedde vau één onderwjzeres zou moeten worden gesteld op f 700. Zoolang echter de tegenwoordige onder wjzeres in dienst blijft, behoort de nu bepaalde jaarwedde van 900 te bijven. De jaarwedde der andere onderwjzeres zou kunnen be dragen f 600. Aan de leeraars zou gezamenlijk hoogstens f 1000 moeten worden toegekend. Alles te zamenzouden de jaarwedden dus op f 3700 a f 3900 komen, terwjl zj nu f 3300 bedragen. Burgem. en "VVeth. stellen alsnu den Raad voor, de Meisjesschool naar dit plan in te rigten. De Voorzitter doet het voorstel, de stukken voor de leden ter inzage te leggen. Hj geeft te kennen, dat hj deze zaak binnen een niet al te lang tjdsverloop zou wenschen te behandelen en dat de Raadzonder dat nog in b jzonder- heden behoeft te worden getreden omtrent de te veranderen inrigting der Meisjesschool, met het oog op de te doene oproeping, afzonderlijk uitspraak dient te doen omtrent de jaarwedde van het hoofd der school. De heer Zuurdeeg zou wenschen, dat do stukken nog tot onderzoek werden gesteld in handen eener Commissie uit den Raad, en doet daartoe een voorstel. De heer Boeije heeft hiertegen wel eenig bezwaar, omdat dit te veel oponthoud zal geven. De heer Zuurdeeg handhaaft evenwel zjn voorsteldat daarop door den Voorzitter in stemming gebragt wordt. Daar 5 leden zich vóór en 5 zich tegen dit voorstel verklaren, staken de stemmen, zoodat de beslissing tot eene volgende vergadering moet worden aangehouden. Vóór het voorstel stemden de H.H. 8. J. Ochtman, de Looze, Houwer, W. A. Ochtman en Zuurdeeg. Tegen, de H.H. de Jonge, Goemans, van Manen, Schneiders en Boe je. De lieer Schneiders geeft te kennendat hj liefst van de eventueel te benoemen Commissie geen deel zou uitmaken, daar h j het als Arrondissements-Schoolopziener meer gepast vindt om over het plan van den Districts-Schoolopziener niet te oordeelen. Op voorstel van Burgem. en Weth. besluit de RaacI: 1°. af te schrjven van H. X, Art 1 (Onvoorziene Uit gaven), begrooting 1885, op II. VII, Afd. III, Art. '10 (Kosten van de vergel jkende examens) ƒ18, te betalen wegens bjstand door een deskundige bij het vergeljkend examen voor hoofd van school B 2°. tengevolge van gedane kennisgevingen van verande ring van woonplaats, afschrijving van hoofdeijken omslag over het loopende jaar te verleenen aan J. Spujman voor 3,73" en aan J. de Glopper voor 4,20; 3°. de Wagenaars- en Slepersvereeniging alhier, die feiteljk reeds heeft opgehouden te bestaan, op te heffen en het Reglement en Tarief voor die Vereeniging, vastgesteld door den Raad den 30 Maart 1858, in te trekken. Wordt overgegaan tot de benoeming van een collecteur aan de vischmarkt, ter voorziening in de vacature, ontstaan door het overlijden van den heer P. Tujtel. Door Commissarissen van de vischmarkt worden aan bevolen: '1°. A. Tujtel, thans afslager en keurmeester aan de vischmarkt 2°. A. de Klerk, particulier. Met algemeene stemmen wordt daarop tot collecteur benoemd A. Tujtel. Voor de door deze benoeming openkomende betrekking van afslager en de nog open zijnde betrekking van keur meester, zal door Burgem. en Weth. eene oproeping van sollicitanten worden gedaan. Bj monde van den heer Schneiders wordt namens de daartoe benoemde Commissie verslag uitgebragt over het voorstel van het Raadslid de Looze, tot wjziging van Art. 8 van het Reglement voor het Bestuur van het Burger-Weeshuis, met het daarover uitgebragt advies van cle Regenten dier instelling. De Commissie merkt op, dat het voorstel van den heel de Looze is alternatief. De voorsteller wonscht n.l. of uit Art. 8 van het Regle ment te doen vervallen het verbodom kinderen in het Weeshuis op te nemen beneden den leeftijd van 6 jaar, óf om aan het artikel eene slotbepaling toe te voegen, krachtens welke door het Weeshuis de verplegingskosten van kinderen beneden de zes jaren zullen worden vergoed aan Armbe- besturen of anderen, die zich met hunne verzorging belasten. Omtrent het eerste merken Regenten in hun advies op, dat hun Gesticht voor de opname van kinderen beneden

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1885 | | pagina 6