4
Buitenland.
Van de 46,044 veroordeelden, die in 4884 in de
opvoedingsgestichten, strafgevangenissen, cellulaire ge
vangenissen, huizen van verzekering en huizen van
arrest aanwezig zijn geweest, konden lezen noch
schrijven 494, dat is bijna 8 percent.
Van de 6460 tot het onderwijs toegelatenen konden
bij hun ontslag of op het einde des jaars goed lezen
en schrijven 3528, gebrekkig 2144, niet 491.
Ongelukken, Kampen, Misdaden, enz.
In een bankinstelling te Rouaan zijn ongeveer
200,000 francs verduisterd door den kassier, een jong-
raensch van 20 jaar, lid van een achtenswaardige familie
uit diezelfde stad en die sedert drie jaren getrouwd en
vader van een kind is. Hij had deze betrekking van
kassier na zijn huwelijk bekomen. De inlichtingen
omtrent zijn persoon waren hoogst gunstig en boven
dien was hij in staat een cautie van 60,000 francs
te stellen. In alle opzichten was hij een employé, in
wien men vertrouwen kon stellen, terwijl hij zeer
nauwkeurig en geregeld werkte. Hij had echter een
ondeugd: hij was namelijk een hartstochtelijk speler.
Dagelijks speculeeren op de beurs was zijn lust, het
geen voor hem gemakkelijk was, daar hij steeds als
kassier over een ruime kas kon beschikken. Ten einde
geen wantrouwen te verwekken, speculeerde hij door
tusschenkomst van verschillende huizen te Rouaan.
Men zegt zelfs, dat hij orders aan huizen te Parijs
toevertrouwde. Hieruit blijkt dat hij eene zekere uitge
breidheid aan zijne speculaties gaf en evenals zoovelen
vóór hem maakte hij, om zijne tekorten te dekken,
gebruik van het geld, dat hem niet toebehoorde, met
het voornemen het terug te geven, wanneer het noodig
was. Vrijdag vroeg de kassier permissie om naar Parijs
te gaan, waar hij familiezaken had te regelen. Dit
verlof werd hem toegestaan en toen hij op den bepaal
den tijd niet terug was, begon de directeur achterdocht
te krijgen en bij een ingesteld onderzoek der boeken
bleek de treurige waarheid.
Met de stoomboot »Werra" van den Norddeutschen
Lloyd, die van Bremen den 31 Juli te New-York
aankwam, arriveerde een jongmensch, die gevankelijk
naar Duitschland teruggezonden moest worden wegens
diefstal in volle zee. De jonge man, vermoedelijk een
Amerikaan, die als John Lohmann stond ingeschreven,
reisde niettegenstaande de belangrijke geldsommen, die
hij bij zich had, als tusschendekspassagier. De wacht
hebbende officieren moeten hem meermalen in de kajuiten
hebben zien rondloopen zonder eenig kwaad te vermoeden.
Op een onbewaakt oogenblik sloop Lohmann in de
kajuit van den betaalmeester Sturmann, die zich even
te voren te slapen had gelegd en reeds vast was inge
slapen. Nog vóór dat de betaalmeester, die wel een
gedruisch vernomen had, weder geheel ontwaakt was,
had Lohmann hem een in chloroform gedrenkte doek
over het hoofd geworpen en hem met het gezicht in
het kussen gedrukt, totdat het verdoovingsmiddel zijn
uitwerking had gedaan. Hierna plunderde hij de zakken
van zijn slachtoffer en maakte zich door middel van
de sleutels, die hij vond, van een aantal diamanten,
ter waarde van 12000 dollars, die aan de zorg van
den betaalmeester waren toevertrouwd, meester. Met
zijn buit begaf Lohmann zich naar het privaat, doch
werd door een der bedienden opgemerkt toen hij iets
wilde wegwerpen. Laatstgenoemde maakte Lohmann
er opmerkzaam op, dat dit niet geoorloofd was en toen
hij nog bezig was met Lohmann hierover te debatteeren,
ontstond er een groot tumult en hoorde men, dat
de betaalmeester vermoord en bestolen was. De bediende,
wien het voorkomen van den passagier verdacht toe
scheen, greep hem onmiddellijk en maakte zich meester
van het kistje met de diamanten. Lohmann werd
daarna door den betaalmeester, toen deze weder tot
bewustzijn gebracht was, herkend en in hechtenis
genomen om zich later voor de Duitsche rechtbank
te verantwoorden.
Men heeft te Rome bij een huiszoeking bij een
gewezen regeeringsambtenaar de ontdekking gedaan
van een uitvoerige correspondentie, waaruit blijkt, dat
er in Italië een breed vertakte vereeniging bestaat,
die te Rome, te Napels en Spoleto haar zetel heeft
en strekt om met Amerika een uitgebreiden handel
in meisjes uit het zuiden van Italië te voeren. De
tusschenpersonen te New-York betalen f 500 a f 1000
voor elk individu. Tien personen, die zich aan dezen
afschuwelijken handel schuldig maakten, zijn deze week
te Rome gearresteerd.
Een aandoenlijk tooneel had voor eenige dagen te
Algiers plaats. De heer Jolivet, kapitein bij het '100ste
linie-regiment, had zijne dochter verloren. De bedroefde
vader woonde de begrafenis te Djidjelli bij. Zijn smart
was onbeschrijfelijk en hij moest de grootste moeite
inspannen om het tot het kerkhof te brengen. Op het
oogenblik, dat de lijkkist in de groeve neerdaalde,
zakte de kapitein ineen en viel ter aarde. Toen men
hem wilde helpen op te staan, hief men slechts een
lijk op.
Eenige dagen geleden is te Genève buiten tegen
woordigheid van eenig publiek een treurig drama
afgespeeld. In den vroegen morgen van Zondag den
40 Augustus werd het hoofd der politie verwittigd
door eenige bewoners der Rue Saint-Germain, dat
men in een woning in die straat de lijken van twee
menschen, een man en eene vrouw, had opgemerkt,
beiden in eene kamer, bewoond door de weduwe
Jentet, een naaister. Het lijk der weduwe laggeheel
met bloed overdekt, languit op den grond uitgestrekt
en vertoonde verschillende wonden, blijkbaar alle met
een scherp voorwerp toegebracht, en waarvan eene,
op zichzelf reeds voldoende om den dood te veroorzaken,
de rechterlong geheel had doorboord. Naast het hare
lag het lijk van een man, omstreeks acht en veertig
jaar oud, zeer net gekleed, dat in de onmiddellijke
nabijheid van het hart eene diepe wonde had, waarin
nog een mes stak, dat er tot aan het heft in door
gedrongen was.
Oogenblikkelijk werden onderzoekingen in 't werk
gesteld, maar men kon niet verder komen dan tot
gissingen, die dan ook vrij gemakkelijk eene juiste
voorstelling geven omtrent het treurig en bloedig tafreel,
dat aldaar vooraf moest hebben plaats gehad.
Het lijk van den man was dat van zekeren Fournier,
ongehuwd, die reeds sinds jaren het hof had gemaakt
aan de weduwe Jentet. In den laatsten tijd had deze
hem herhaaldelijk verzocht, zijne bezoeken en verdere
pogingen tot toenadering te staken, aangezien zij
voornemens was te huwen met een koetsier uit Bellevue.
Toen Fournier daaraan geen gehoor gaf en voortdurend
nog zijne bezoeken bracht, had zij een commissaris
van politie met de zaak in kennis gesteld en hem
verzocht haar te beschermen tegen de overlast, die
zij van Fournier bleef ondervinden. Fournier, door
den sterken arm daartoe gedwongen, beloofde nu van
zijne vervolgingen te zullen afzien, maar kon, naar
't scheen, zich niet over 't verdriet heen zetten, dat
de scheiding hem veroorzaakte. Zondagmorgen begaf
hij zich opnieuw naar de weduwe Jentet; toen hij
daar de deur gesloten vond, heeft hij, zooals door de
buren gezien is, gebruik gemaakt van 't venster, dat
zeer laag was, om binnen te komen. Eenmaal binnen,
zal waarschijnlijk het bloedig tooneel zich niet lang
hebben doen wachtenmen gist, dat Fournier zijn
slachtoffer heeft gegrepen en gedood met hetzelfde
wapen, waarmede hij daarna zelfmoord gepleegd heeft.
Men moet echter aannemen, dat hij niet met voor
bedachten rade gehandeld heeft, althans niet met het
verschrikkelijk voornemen van moord en zelfmoord
naar de woning der weduwe is gegaan, want een
eigen mes of ander wapen was bij hem niet te vinden,
en het moordtuig was blijkbaar weggenomen uit
eene nog openstaande kast, waarin de weduwe Jentet
hare tafel-benoodigdheden geborgen had. Zonder twijfel
heeft Fournier nog eene laatste poging willen doen
om de weduwe voor zich te winnen, en haar daartoe
niet kunnende bewegen, meent men, dat hij door
opgewondenheid en teleurstelling zal gekomen zijn
tot de volvoering van een misdrijf, gevolgd door eene
daad, waardoor hij de menschelijke gerechtigheid heeft
voorkomen.
Mej. Eulodie Ménetret, rentenierster, oud veertig
jaren, kocht voor een paar jaren eene villa te Villemonble,
in den omtrek van Parijs, en vestigde er zich met
Euphrasie Mercier, welke zij meer als gezellin dan
als dienstmeid behandelde.
Nauwelijks woonden zij twee maanden in die woning,
of het gerucht werd verspreid, dat mejuffr. Ménetret
verdwenen was. Euphr. Mercier vertelde, dat hare
meesteres naar een klooster in Luxemburg vertrokken
was en haar met het bestuur harer zaken belast
had. Zij liet weldra haren broeder Alexander en hare
twee zusters Honorine en Sinodie bij haar inwonen.
Intusschen werd ontdekt, dat zij den naam harer
meesteres op quitanties had nagemaakt. Toen nu de
politie een bezoek in de villa bracht, wilden de vier
personen, die er woonden, vluchten, doch alle uitgangen
waren afgesloten.
Men doorzocht al de vertrekken en er werden in
den tuin opgravingen gedaan. Op eene diepte van
vijftig of zestig centimeters vond men eene laag
kalk, waaruit een zeker getal menschelijke overblijfsels
opgehaald werden. Een geneesheer verklaarde, dat het
beenderen waren van eene vrouw.
Alexander Mercier beefde over geheel zijn lichaam.
Zijne twee zusters deden alsof zij zinneloos waren.
Alleen Euphrasie Mercier behield hare koelbloedigheid.
Zij verzekerde, dat hare meesteres in Luxemburg was,
doch weigerde de plaats aan te wijzen. Het verwonderde
haar niet, zeide zij, dat men in den tuin doodsbeenderen
vond, vermits deze vroeger een kerkhof was geweest.
Die bewering werd valsch bevonden.
Van alle kanten in 't nauw gebracht, ontvlamde
Euphr. Mercier eindelijk in woede en riep uit: »Het
lijk eener vrouw, dat gij hier hebt gevonden, is
ongetwijfeld dat van Elisa Boehmer. 't Zal hier zijn,
dat Pel zijne dienstmeid begraven heeft!"
Uit Keulen wordt van den 24sten dezer aan het
Berliner Tcigeblatt gemeld: »Een geheimzinnige zelf
moord houdt de politie alhier bezig. In een groot
restaurant-garni heeft zich hedenmorgen een voornaam
Hollander doodgeschotenhij draagt den naam Legrand
en moet een hoog staatsambt bekleeden. Eene oorzaak
tot die zelfmoord is niet bekend. Ook heeft men in
de laatste dagen geen enkele omstandigheid waar
genomen, die den ongelukkige tot zulk een besluit
aanleiding zou kunnen gegeven hebben. Naar men
zegt moet de treurige daad het gevolg zijn van eene
liefdeszaak. Tusschen de Hollandsche en Keulsche
politie worden nog telegrammen gewisseld om de
indentiteit van den zelfmoordenaar te bewijzen. In
zijn brieventasch vond men o. a. ook eene belangrijke
som gelds."
Dat er te Keulen nog meer huizen zijn, die in een
gevaarlijken toestand verkeeren, is Donderdag gebleken.
Des voormiddags te '14 ure stortten op de kleine
Griechenmarkt weder twee huizen in. De bewoners
waren even te voren door een verdacht geluid gewaar
schuwd, zoodat, behalve de schade aan het huisraad,
geene ongelukken te betreuren zijn.
Een gezin, van huisvesting beroofd, bewoont te
Lithoien sedert eenigen tijd het lijkenhuisje der alge-
gemeene begraafplaats. De familie schijnt zich in deze
eigenaaidige woning goed tehuis te gevoelen, en blijkens
de bijgetimmerten van stroo denkt men nog niet aan
opbreken.
Te Turijn zijn uit het koninklijk paleis kostbaarheden
van groote historische en geldelijke waarde gestolen,
onder anderen ridderorden, door den koning en de
prinsen van het huis van Savooie bij plechtige gelegen
heden gedragen, ook vier halssnoeren van de Annun-
ziata-orde, rijk met diamanten bezet. In het geheel
hebben de dieven, naar men schat, eene waarde van
een millioen frs. gestolen.
Een der bewakers dier kostbaarheden is in ver
zekerde bewaring genomen, als verdacht van mede
plichtigheid.
öuitsohland.
Het decreet, waarbij aan den bekenden diplomaat
Rothan, die vroeger gezant van Frankrijk bij het
Italiaarische hof is geweest, het verblijf op het Duitsche
grondgebied is ontzegd, heeft heel wat pennen in
beweging gebracht en tal van geruchten omtrent de
reden dezer verbanning zijn reeds in omloop. De corres
pondent van de Morning Post heeft met een der
intiemste vrienden van Rothan een conferentie gehad
en deze geeft als de oorzaak van Rothan's verbanning
op, dat men meende dat hij in betrekking stond tot
de Ligue des Patriotes te Parijs, van welke vereeniging
men hem in het voorjaar vice-president wilde maken.
In Juni kwam Rothan met zijne familie naar zijn
kasteel te Luttenbach bij Munster, waar hij ook zijne
Histoire diplomatique de la guerre franco-allemande
geschreven heeft. Toen hij aankwam, bemerkte hij
reeds, dat de plaatselijke autoriteiten hem met wan
trouwen aanzagen. Hij was overtuigd, dat dit wegens
de Ligue was en schreef aan Bismarck, dus
vóór het besluit tot verbanning dat hij hoopte
niet verontrust te worden en dat hij geen lid van be
doelde vereeniging was geweest. Eenige dagen later
ontving hij een zeer beleefd briefje van graaf Hatzfeld,
meldende dat prins Bismarcks gezag zich niet tot den
Elzas uitstrekte, en dat, als de regeering der provincie
zich gestreng betoonde, dit zeker te wijten was aan
zijne vice-presidcntschap. Dit in weerwil dus van Ro
than's verklaring.
Ter gelegenheid van den schietwedstrijd in Zwitser
land werden Paul Deroulède en de Ligue het voorwerp
eener demonstratie, die voor Duitschland zeer beleedi-
gend wasweinige dagen later ontving Rothan bericht,
dat zijn »verlof om in de Elzas te vertoeven," was
ingetrokken.
De Républ. Franc, beschouwt het feit als een deel
uitmakend van de politiek, die de bewuste artikelen
over de cavaleriekorpsen in de Nord. Allg. Zeit. en
de Koln. Zeit. inspireerde.
Het congres voor de hervorming en de codificatie
van het volkenrecht is Vrijdag gesloten, nadat de door
de commissie van redactie in het ontwerp betreffende
het algemeen bevrachtingsrecht voorgestelde verande
ringen door de vergadering goedgekeurd en de afzon
derlijke artikelen in hun geheel aangenomen waren.
Vóór de sluiting had de heer Laeiss voorgesteld,
de gezamenlijke regelen van het vrachtverkeer in stem
ming te brengen, waartegen zich echter de voorzitter
verzette. Namens de kamer van koophandel te Hamburg
werd daarop vóór de eindstemming eene verklaring in
het proces-verbaal opgenomen, volgens welke de alge-
meene aanneming van de regelen omtrent het vracht-
recht niet kon worden aanbevolen, daar de eerste dier
regelen
aan
den