Maandag j.l. werden door de infanterie-bataljons
uit Breda tegen dat uit Geertruidenberg, zoogenaamde
manoeuvres in het vuur gehouden, waarbij de twee
partijen met losse patronen en kardoezen op elkander
vuurden. Dat vuren dient om aan de oefeningen een
schijntje van werkelijkheid te geven en om wat levendig
heid aan de zaak bij te zetten. De oefening is vrij
wel zonder eenig gevaar, zooverre er althans slechts
met los kruit en niet met echte kogels geschoten
wordt. Dat schijnt echter Maandag wel te hebben
plaats gehad. Althans eenige officieren en onderofficieren
moeten verklaard hebben, dat zij herhaaldelijk en duide
lijk het eigenaardige geluid van door do lucht snorrende
kogels vernomen hebben. Men begrijpt dat die ver
klaringen een algemeene ontsteltenis veroorzaakt hebben
en dat er een zeer goed verklaarbare vrees ontstaan
is tegen die oefeningen in het vuur. Vooral is die
vrees gewettigd, omdat, zooals ons door deskundigen
verzekerd werd, er voor het tegenwoordige tegen dat
vuren met scherpe of liever gezegd niet van kogels
voorziene patronen, niets te doen is.
Uit Egmond aan Zee wordt van den 29 April aan
liet Jlbl. gemeld: Gisteren is door Engelsche visschers
weder een brutale zeeroof gepleegd. De Egmonder
schelvischboot EG. No. 29, stuurman W. Prins, had
's nachts te voren haar beug in zee geworpen, be
staande uit '15 bak want op pl.m. 10 vademen water,
in het NW. van Egmond. llij raakte van 6 bak af
handig doch van twee boeien voorzien. Op eenigen
afstand moesten zij gisteren echter waarnemen, dat
door Engelsche visschers niet hunne boot of sloep
de verloren vi'schlijnen opgepakt werden, zonder dat
het hun mogelijk was daarbij te komen, zijnde hierin
door wind en stroom belet. Een Urker vischsehuit U K
22, schipper Willem Hendrik de Vries, die ook van
dien roof der Engelsche visschers bemerkt heeft en
met de arme Egmonders bewogen is, stelt voor, om
met zijne schuit den Engelschen smak, die met zijn
buit wegzeilde, te achtervolgen, daar dit voor eene
lompe bom eene onmogelijkheid was. Ilij nam twee
matrozen van de Egmoncler bom aan boord en ver
volgde zeven uren achtereen dien Engelschen smak.
Toen zij hem inhaalden, bleek het te zijn de smak
YII 412. Een gedeelte van het gestolen vischwant
lag nog in de boot, zij vroegen het terug, maar dat
behoefde niet, men lachte hen uit.
Gepasseerde week is een andere Egmonder bom
door een Engelschen smak bij dag en moedwillig aan
gezeild, waardoor giek en gaffel gebroken en meer
schade aan het tuig en romp veroorzaakt werd. De
Egmonder lag aan zijn vischwant en dus onredbaar
en de Engelschmari zeilende; gelukkig was de bom van
ijzer gebouwd, anders was die misschien in den grond
geloopen. Van een en ander is door den burgemeester
waterschout proces-verbaal opgemaakt.
De vereeniging Volksonderwijs zal 26 Mei a.s. te
Amsterdam hare jaarvergadering houden. Daarin zullen
behandeld worden voorstellen van het hoofdbestuur,
om ten behoeve der voort te zetten uitgave van het
Volksblad ook in 1886 3/4 der contributie van 1
en van 30 cents door de afdeelingen in de algemeene
kas te doen storten en een crediet van '1000 te
bestemmen voor 't maken van propaganda voor de
beginselen der vereeniging door meer algemeene ver
spreiding van voor dit doel opzettelijk geschreven
nommers van het Volksbladvoortsom 300 beschik
baar te stellen, als bewijs van sympathie, ten bate
der door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen op
te richten kweekschool van bewaarschoolhouderessen.
Het hoofdbestuur wenscht verder de vergadering
als haar oordeel te doen uitspreken, dat het weglaten
van de opvoedkunde, als examenvak voor de akte van
hoofdonderwijzer, zoo schadelijk is te achten voor het
volksonderwijs, dat, voor zoover art. 61 der wet op
het lager onderwijs hiertoe aanleiding heeft gegeven,
aenvulling van dat artikel wenschelijk is. Een achttal
vraagpunten zijn verder door eenige departementen
ter bespreking ingezonden.
Ter benoeming van drie leden van het hoofdbestuur,
werden aanbevolen de heerenMr. A. M. de Cock te
Rotterdam; dr. W. B. J. van Eijck te Haarlem;
L. Gerhardt te Utrecht; div H. J. E. van Ploorn te
's Gravenhagedr. Ph. R. Hugenholtz te 's Graven-
hage; mi'. II. P. de Kanter te Brielle; C. H. Koore-
vaar, te Breda; dr. H. A. van der Meulen te Veendam;
mi'. II. J. Smidt te 's Gravenhage.
Mosterdmeel in raapkoekeneen veelvuldig voor
komende vervalsching, door vreemde bijmengselen uit
de mostei'dfabrieken, is niet alleen nadeelig, maar
zij veroorzaakt darmontsteking en diarrhee, en de
dood van niet weinige kalveren moet hieraan geweten
worden. Ook brengt men wel verschimmelde en dan
omgewerkte raapkoeken in den handel, even nadeelig
als de scherpe oliën van den mosterd. Daarom is het
noodzakelijk, de bron te kennen, vanwaar men zijn
yeevoeder bekomt.
Zaterdag j.l. is van Deventer naar Leeuwarden
overgebracht de korporaal K., van het 'le regiment
huzaren, om voor den krijgsraad terecht te staan
wegens het voortdurend weigeren om dienst te doen.
In den zomer van 1884 was hij bij eene manoeuvre
van het paard gevallen, waardoor hij eene lichte
schenkel-verstuiking had gekregen, waarvan hij, naar
het oordeel der militaire geneeskundigen, reeds sedert
lang is genezen. Hij hield evenwel steeds vol, dat
hij niet in staat was dienst te doen; zelfs beweerde
hij. dat hij zijn paard niet kon poetsen. Nadat hij
herhaalde malen, zoowel te Deventer als te Arnhem
en Groningen, gekeurd was, zal hij zich thans voor
den militairen rechter moeten verantwoorden.
Ter algemeene vergadering van aandeelhouders der
stoomvaart-maatschappij «Zeeland" is het bekende
bestuurs-voorstel tot oprichting van een dagdienst bij
den bestaanden nachtdienst voor een tweede post
verbinding mede naar aanleiding van de aanzoeken
van het «Keizerlijke Duitsche Postamt" met alge
meene stemmen '140 goedgekeurd. Evenzoo
werd het bestuur gemachtigd tot het nemen van de
maatregelen daardoor noodig en liet bijeenbrengen der
gelden voor de stoomers.
Dat men bij het Rijk nog al accuraat moet zijn,
vooral wanneer men te doen heeft met de zoo bekende
«algemeene voorwaarden," is in de afgeloopen week
weer gebleken bij het besteden van den onderhoud
der genie-werken te Woudrichem. De heer Chr. Verzijl,
aannemer aldaar, was de laagste inschrijver en het
werd hem toegewezen, doch weldra bleek dat zijn
biljet niet overeenkomstig de voorwaarden was ingevuld,
daar de aannemingssom in cijfers goed was ingevuld,
doch eene kleine vergissing had plaats gehad in de
uitdrukking der som in sein ijfletters, er stond centen
in plaats van guldens. De heer M. van Gooi aldaar
volgde daarop voor 500 meer en deze is het werk
gegund. Een duidelijk bewijs, dat alle nauwlettendheid
geen bezuiniging oplevert.
Het vermoeden dat de brand, die in den nacht van
24 op 25 April de geheele boerderij van K. Zwijnen-
burg te Wijngaarden in de asch legde en al diens
vee een prooi der vlammen maakte, aan moedwil zou
zijn toe te schrijven, schijnt juist te zijn geweest.
Gisteren is door de justitie, onder verdenking van dien
brand te hebben aangestoken, voorloopig aangehouden
de opperman T. N. te Oud-Alblas, en hebben dien-
zelfden dag, naar aanleiding dier aanhouding, de
heeren rechter-commissaris, waarnemend griffier en
substituut-officier van justitie bij de arrondissements
rechtbank te Dordrecht, zich naar Oud-Alblas en
"Wijngaarden begeven, ten einde een plaatselijk onder
zoek in te stellen, tengevolge waarvan N. naar de
cellulaire gevangenis te Dordrecht is overgebracht.
Uit Oud-Alblas wordt nog gemeld, dat zoowel daar
als te Wijngaarden algemeene tevredenheid heerscht
over het in deze krachtdadig optreden der justitie,
vooral met het oog op de menigvuldige branden die
in den laatsten tijd in die beide gemeenten plaats
hadden, en die meermalen het vermoeden van kwaad
willigheid deden rijzen, zonder dat men met eenige
waarschijnlijkheid den dader kon aanwijzen.
Buitenland.
Zweden.
Met het oog op de mogelijkheid van een oorlog
tusschen Engeland en Rusland is er eene eventueele
mobielmaking van troepen aangekondigd. Op het
eiland Gothland luidt deze publicatie aldus: «Tot het
bijeenroepen van de manschappen der nationale militie
alhier zullen de kerkklokken worden geluid, en wel
drie uren aaneen, met eene pauze van vijf minuten
na elk kwartier. AI wie tot de nationale militie
behoort, is alsdan verplicht, binnen 24 uren, gerekend
van 's morgens 2 ure van den volgenden dag, op
de loopplaats zijner compagnie aanwezig te zijn en
alle monteeringstukken mede te brengen." Deze
Gothlandsche militie, indertijd ingesteld ter verdediging
van het eiland, bestaat uit ongeveer 8000 man
infanterie, verdeeld in vier batnillons, benevens drie
batterijen artillerie. Daar de kleeding dezer manschappen
nog naar zeer verouderde voorschriften is geregeld,
heeft de regeering, voor het geval van mobilisatie,
voorloopig 5000 uniformen voor hen afgezonden.
JË ng elantl.
Van de rede van Gladstone in het Lagerhuis deelen
wij het volgende mede. Na de oppositie te hebben
gedankt, dat zij geneigd is op elke wijze de bewilliging
van het crediet te bespoedigen, constateerde hij, dat
allen het eens waren met betrekking tot onze ver
plichtingen tegenover Indië. Men heeft het crediet
van 6l/2 millioen te gering genoemd, doch met
uitzondering van den Krirn-ourlog is deze som
grooter dan eenige andere gedurende de laatste
zeventien jarenen bovendien is eene groote ver
hooging van het budget voor leger en vloot voorgesteld
en is er reeds 4% millioen voor Soedan toegestaan.
«Men moet ook niet vergeten, dat het slechts den
aanvang van militaire toebereidselen geldt, en dat
men diensvolgens eerst de gezamenlijke uitgaven voor
de tegenwoordige uitrustingen en ook de uitgaven
voor de oorlogstoebereidselen in ïndië moet kennen,
om de regeering in staat te stellen, met de tegen
woordige behoeften rekening te houden Men verlangt
ophelderingen over den tegenwoordige» toestand en
de houding der regeering. Wij zijn niet in staat van
oorlog, dat voor ons ligt; evenmin hebben wij een
oogenblikkelijken of wellicht spoedigen oorlog voor
ons. Doch het zou moeilijk zijn den graad van het
gevaar, waarin wij ons bevinden, te bepalen. Wij
hebben aan geene eervolle beslechting door vreedzame
middelen gearbeid en zullen voortgaan met overtuiging
en ernst daaraan te arbeidenik bedoel daarmede
de mogelijkheid van een oorlog of het afbreken der
betrekkingen tusschen twee groote natiën, als Rusland
en Engeland. Wij zullen ons tot taak stellen, dezen
diplomatieke» strijd tot een einde te voeren op zulk
eene wijze, dat, wanneer hij ongelukkigerwijze op
een breuk of in twist mocht eindigen, wij althans
het oordeel der beschaafde wereld kunnen afwachten,
of wij niet al het mogelijke deden, om door recht
matige en eervolle bemoeiingen te verhinderen, dat
beide landen zich in oorlog stortten. Alles wat wij
tegenwoordig doen, bepaald zich tot toebereidselen;
maar het is onze heilige plicht verdere voorbereidingen
te treffen. Een openlegging van den toestand is op
't oogenblik onmogelijk, het vraagstuk is daarvoor
nog niet rijp. Doch zoo wij niet met overdreven
vertrouwen op een te gunstigen uitslag rekenen, wij
willen daarom nog niet er aan wanhopen, dat verstand
en gerechtigheid aan beide kanten de bovenhand
kunnen behouden. De loop van zaken is dus: wij
hebben ons verbonden tegenover den emir van
Afghanistan; onze eer is daarbij betrokken. De
politieke overwegingen, evenzeer als onze verplichtingen
tegenover den Emir, zijn niet onvoorwaardelijkwij
willen niet gehouden zijn hem te verdedigen, wanneer
hij zich aan dwingelandij jegens zijne onderdanen
schuldig maakthet zou tegen onzen plicht in-
druischen hem bij eene dwaze politiek te ondersteunen.
Maar op ons rust de verplichting hem rechtmatige
ondersteuning en bijstand te verleenen, en deze ver
plichting zullen wij zonder eenige beperking vervullen.
Zij wordt alleen bepaald door de wijze, waarop hij
zich gedraagt, door de vraag, of wij zijne houding
oprecht kunnen billijken. De tegen woo rdige houding
van den Emir, zijne uitingen jegens den onderkoning
lord Dufferin, en de door hem verkondigde grond
beginselen, geven hein het onbepaalde recht van ons
te eischen, dat wij hem met raad en daad bijstaan,
opdat hij zijne bezittingen en welverkregen rechten
kunne bandhaven. Tot dit doel weid het plan ont
worpen tot het trekken van een grens tusschen zijn
gebied en dat, wat tot dusver aan de Turkomenen
behoorde, maar thans met bijzondere snelheid Russisch
gebied geworden is. Zij, die onze regeling hebben
doen mislukken, moeten bij hunne eigene regeering
en bij de andere contracteerende mogendheid als
zoodanig bekend gemaakt worden. Tegenwoordig is
Rusland in onmiddellijke aanraking met Afghanistan.
Het plan tot vaststelling eener grens is gestuit op
een hinderpaal, zoodat het nog niet tot uitvoering
kon komen. De ingetreden vertraging is bedenkelijk
en heeft op het betwiste gebied geleid tot militaire
maatregelen, welke ernstig gevaar voor den vrede
en de toekomstige oplossing der grens-quaestie bieden.
Om het gevaar af te wenden, hadden wij op 17 Maart
met Rusland eene overeenkomst getroffen. Het bevatte
een verplichting en een voorbehoud van Ruslands
zijde. Dit voorbehoud heeft bij ons hetzelfde gevoel
te voorschijn geroepen, als in het Lagerhuis, toen
ik het mededeelde. Wij hadden het recht ook van
onze zijde een voorbehoud te maken, doch waren den
weg eener vrijzinnige uitlegging opgegaan. Wij meenden
dat het voorbehoud op eervolle wijze en in goed
vertrouwen was gesteld. Ik betreur niet, het zóó
opgevat te hebben, en zeg niet, dat die opvatting
onjuist was. Wat ook moge geschieden, het zal mij
niet berouwen, gehandeld te hebben, zooals ik deed.
De overeenkomst was in alle vorm geslotenwij
hadden er op gerekend, dat de verplichting met de
volste oprechtheid was aangegaan, als eene tusschen
twee natiën plechtig aanvaarde schikking en dat,
wanneer eene dwaling ontstond, beide mogendheden
zouden wedijveren, de oorzaak weg te nemen en aan
de wereld te toonen, waardoor zij ontstaan was en
wie de verantwoordelijkheid droeg. Een bloedig gevecht
volgde den 30 Maart op onze overeenkomst met
Rusland van den 16en dat beide partijen in hare
positiën zouden blijven. Ik zal niets te veel zeggen;
ik zeg alleen, dat dit gevecht duidelijk heeft bewezen,
dat eene partij of beide partijen, opzettelijk of bij
ongeluk, de overeenkomst niet hadden nagekomen.
Wij meenden, dat het de plicht was van beide landen