edoch niet door U onderteekende »Erklarung", waarvan
ik ten uwen gevalle thans niets anders zeggen wil,
clan dat ik dat curieuse stuk in mijn bezit en ge
lezen heb.
Ik zou naar mijne meening tekort doen aan de
belangrijke openbare rijks-betrekking, die gij hier te
lande bekleedt, indien ik vóór en aleer van de
noodige inlichting te dienen, die U niet zal meevallen,
en ter kenschetsing van uwe persoonlijkheid uwe
uErklarung" bekend te maken U geen gelegenheid
gaf om het hierboven aangehaalde artikel alsnog
openlijk in te trekken en gezegde »Erklarung", mede
openlijk, terug te verzoeken.
Indien daaraan voor den 15en dezer door U onver
hoopt niet mocht voldaan en daarvan aan mij geen
bericht gegeven zijn, zal ik daartoe door U ge
provoceerd tot mijn oprecht leedwezen het bewijs
moeten leveren, niet geheel onbekend te zijn met de
wijze, waarop een op Neêrland's vrijen bodem sinds
'1847 welig tierend, door een zoo groot aantal des
kundige meêwerkers gesteund, onafhankelijk landbouw-
orgaan en zijn redacteur, zich in deze en dergelijke
gevallen naar eer en plicht behooren te gedragen".
Den Haag,
5 Maart 1885.
Dr. L. Mulder.
De Arnh. CU. voegt bij deze mededeeling de volgende
opmerking»Wij zullen hier geen woord bijvoegen,
alleen zal het misschien den lezers interesseeren, dat
het gewraakte artikel in de Nieuwe Landbouw
courant betrof kunstboter.
»01ie moge dan al eene stillend vermogen op de
golven der zee uitoefenen, van boter, althans van
kunstboter, schijnt deze heilzame werking niet te ver
wachten op de baren van 't verbolgen gemoed".
Ongelukkeu, Kampen, Misdaden, enz.
In den vroegen ochtend van den 11 Maart is in
de gemeente Zwollerkerspel een bejaard man, komende
uit Nieuwendam en gaande naar Assen, bij een boom
zittende, plotseling dood gebleven, naar 't schijnt
tengevolge eener bloedstorting in de hersens; zijn
naam is nog onbekend, wijl hij geene papieren bij
zich had.
Toen de Engelsche barge Masonic", gezagvoerder
Fance, dezer dagen van Vlissingen naar Dordrecht
het kanaal van Zuid-Beveland langs voer, werd door
een 15tal opgeschoten knapen dat vaartuig met groote
keisteenen gebombardeerd, zoodat de equipage voort
durend zich achter den mast of achter de verschansing
moest verschuilen, wilde zij niet ernstige kwetsuren
oploopen. Veldwachters of gewone rijkspolitie waren
er niet te ontdekken om het schandaal tegen te gaan,
terwijl de vriendelijke waarschuwingen van particuliere
personen door de jeugdige deugnieten werden in den
wind geslagen. Zoolang het mogelijk was bleven de
jongens het vaartuig vervolgen.
Te Karwin, in de nabijheid van Tescher, in Ooste-
rijksch Silezië, heeft eene verschrikkelijke ontploffing
plaats gehad in eene mijn, waar een honderdtal mijn
werkers bezig was; tot dusver zijn 65 lijken gevonden.
De meeste mijnwerkers waren gehuwd, zoodat een
veertigtal gezinnen plotseling hun kostwinners hebben
verloren. Van het lot der andere mijnwerkers is nog
niets bekend. Men hoopt, dat nog velen bij tijds kunnen
gered worden, maar men vermoedt, dat allen, die zich
op het oogenblik der ontploffing in de mijn bevonden,
door verstikking het leven hebben verloren.
Volgens een nader bericht zijn bij de ontploffing
in de mijn van Karwin (Silezië) van de 147 werk
lieden, die in de mijn waren, '123 omgekomen;
47 lijken zijn reeds te voorschijn gebracht. Het te
voorschijn brengen der lijken is zeer bezwaarlijk
door de zware steenmassa's, die in de diepte zijn
gestort. Men zal nog wel veertien dagen noodig
hebben om alle lijken te vinden. De ramp ontstond
doordien, tegen het bestaande verbod, op een met
mijngas gevulde plek een zwerm werd afgestoken.
Volgens een der berichten omtrent de ramp zijn
5 personen, die zich in de mijn bevonden, nog gered.
Uit Gennep wordt geschreven
Op allerlei wijze wordt de smokkelhandel in dit
Noordelijk gedeelte van Limburg gedreven. Zoo rijdt
er sedert eenigen tijd een koopman in lompen met
zijn bondekar langs de grenzen. De te Heijen ge-
stationneerde rijks-commiezen dachten goed te doen
den man eens te laten uitpakken en bevonden dat
zijn net voertuigje voorzien was van twee bodems,
waarvan de onderste geheel beladen met blikken
bussen, voorzien 'van-spiritus. Na de aanhaling ging
de koopman op de vlucht, doch werd door de amb
tenaren achterhaald en in verzekerde bewaring gebracht.
Dinsdagmiddag geraakte er even buiten het dorp
Blerik bij Venlo een paard met geladen kar op hol;
in het dorp gekomen, waar juist de school uitging,
begonnen jongens het paard te jagen, waarop het
dier een sprong nam, bij welke manoeuvre er een vat
jenever van de kar viel. Het vat was stuk, de jenever
stroomde over den weg en een poosje later kon men
eenige kinderen zien loopen, die vergunning genomen
hadden. Enkelen bekwamen de vergunning zoo slecht,
dat zij brakende te huis kwamen.
Te Cork is in een onbewoond huis een helsche
machine gevonden, welke in den schoorsteen was
opgehangen. De machine bestond uit twee afdeelingen,
waarvan de grootste met ontplofbare stoffen en stukken
ijzer was gevuld, terwijl de andere een soort van
horloge bevatte. Aan den kant was eene opening,
welke bestemd was voor den sleutel om bet werktuig
op te winden. De machine was volmaakt in orde en
in staat een groote verwoesting aan te richten.
Een kassiersbediende uit een magazijn in de Rue
de Rivoli te Parijs, zekere Louis Sar ret, reed de vorige
week Donderdagavond in een tramwagen met een zak
bij zich, waarin zich 12,800 francs bevonden. Twee
heeren kwamen er bij en het drietal bleef eenigen
tijd alleen. Onderweg verhaalde een der laatstaange-
komenen, dat hij een- fleschje rozenolie gekocht had
voor 10 francs. De andere lachte hem uit en zeide
dat men hem beetgenomen had, want dat rozenolie
veel meer kostte. De man hield echter vol dat het
rozenolie was, rook aan het fleschje, liet ook den
ander er aan ruiken en ten slotte werd Sarret aan
gesproken om te beslissen of de parfumerie niet echt
was. Deze bracht het fleschje onergdenkend aan den
neus en was terstond bewusteloos. De gauwdieven
namen bem het geld af en verlieten den wagen,
zonder dat de conducteur iets vermoedde. Maar bij
het afstappen struikelde de man, die het geld droeg
en viel dit laatste uit den zak op straat. De conducteur,
die nu begreep wat er gebeurd was, greep den dief
vast en riep de politie, die weldra verscheen om de
zaak verder in handen te nemen.
Buitenland.
Belgie.
Over het verzoekschrift der werklieden zonder werk,
heeft de burgemeester van Brussel in de gemeenteraads
zitting van. 2 Maart een rapport uitgebracht. Het
begint met de vermelding der verschillende openbare
werken, welke door de gemeente ondernomen zijn,
of nog in den loop van dit jaar ondernomen zullen
wordente zamen vertegenwoordigen zij eene uitgave
van fr, 5,800,667, waarvoor, zooals de burgemeester
met voldoening opmerkt, aan de bevolking geene
verhooging van lasten behoefde te worden opgelegd.
Vervolgens worden er nog een aantal openbare werken
opgenoemd, die binnen betrekkelijk korten tijd onder
nomen zullen moeten worden, maar tot welker uitvoering
nog niet is overgegaan, omdat óf het oogenblik moet
worden afgewacht, waarop de daarmede samenhangende
vraagstukken, zooals b.v. van onteigening, op de voor
de gemeente voordeeligste wijze, kunnen worden
opgelost, öf het niet raadzaam is, ook met 't oog op
de draagkracht der burgerij, te veel tegelijk overhoop
te halen, en de inwoners naar de omliggende voor
steden te verjagen. Vervolgens brengt de burgemeester
in herinnering wat er, ten bate vooral ook van de
arbeidende klasse, van gemeentewege voortdurend ge
schiedt tot verbetering en uitbreiding van liet onderwijs,
om daarna meer uitvoerig stil te staan bij drie
wenschen, door de werklieden in hun adres kenbaar
gemaakt: 1. het toelaten van coöperatieve vakvereeni-
gingen bij de inschrijvingen voor het uitvoeren van
openbare werken2. het verhoogen van het minimum
loon in het cahier des charges voor gemeentelijke
aanbestedingen, en 3. het belasten van het inkomen
en de weelde-artikelen. Wat het eerste betreft, merkt
de burgemeester op, dat het bestaan van zulke
vereenigingen te Brussel hem niet bekend is; maar
zoodra die in 't leven geroepen worden en zij aan
het gemeentebestuur voldoenden waarborg bieden, is
er geen enkele reden, waarom ook zij niet tot de
openbare inschrijvingen zouden worden toegelaten.
Ten aanzien van de vaststelling van het minimum-loon,
dat bij werken ten behoeve van de gemeente door
de aannemers moet worden betaald, herinnert de
burgemeester, dat inderdaad in '1854 door zijn voor
ganger, De Brouckère, in overleg met verschillende
werkbazen, een minimum-tarief is vastgesteld, maar
dat van gemeentewege nooit gewaakt is voor de
handhaving dezer bepaling in de aannemingsvoor waarden,
eenvoudig, omdat dit niet mogelijk zou zijn. In de
ten vorigen jare door den gemeenteraad vastgestelde
aannemingsvoorwaarden komt dan ook zulk eene
bepaling niet meer voor. En eindelijk: de belasting-
op het inkomen en op de weelde-artikelen, uit welker
opbrengst de kosten der door de adressanten ge-
wenschte openbare werken, zouden gedekt kunnen
worden. Eene belasting op het inkomen is, zegt de
burgemeester, bij de commissie voor de financiën in
overweging, echter met het doel, niet om, zooals de
adressanten wenschen, de lasten der burgerij te
verhoogen, maar om die gelijkmatiger en meer over
eenkomstig ieders draagkracht te verdeelen. »Zooals
ik den adressanten reeds gezegd heb, toen ik ben
ten stadhuize ontving, gaat de burgemeester
woordelijk voort, »zou het belasten der weelde een
maatregel zijn, die zich het eerst keeren zou tegen
hen, welke dien vragen. Of zouden daardoor niet
tegelijkertijd honderden, ja misschien duizenden werk
lieden getroffen worden, die hun brood vinden in de
nijverheid van weelde-artikelen? Zouden niet daardoor
de rijken uit de hoofdstad verjaagd worden, die er
thans hun geld komen verteeren? En wat eene over
eenkomst betreft met de besturen der voorsteden,
om tot eene proportioneele verdeeling der opbrengst
van belastingen te geraken, ten einde te voorkomen,
dat de gegoeden wegens de belastingen van Brussel
naar de voorsteden verhuizen, dit acht ik een droom
beeld, waarnaar het dwaas zou zijn te streven."
Verleden week had de heer Frère Orban in de
Kamer van Volksvertegenwoordigers der regeering
inlichtingen verzocht omtrent het verhandelde op de
Congo-Conferentie te Berlijn. Dinsdag werden deze
inlichtingen door den minister-president, den heer
Beernaert, verstrekt. Bij het indienen van een wets
ontwerp tot ratificatie van het Berlijnsche verdrag
zette hij de voordeelen, welke uit dit verdrag voor
België voortspruiten, uiteen, waarna hij zijne mede-
deelingen aldus eindigde:
»Het werk is nog niet geëindigd; de nieuwe Staat
moet nog voor goed geregeld worden, en dat is nog
eene moeielijke en zware onderneming, hoewel zij
gemakkelijk wordt gemaakt door de welwillendheid
van alle mogendheden en door het groote voordeel
van eene van te voren verzekerde onzijdigheid. Ik
heb op dit oogenblik hierover de Kamer nog niets
mede te deelen. Moge van heden af de Congo aan
onze overvloedige arbeidzaamheid, aan onze hoe langer
hoe meer in het nauw gebrachte nijverheid, een
afzet aanbieden, waarvan zij voordeel weten te be
halen. Moge de ondernemingslust van den Koning
onze landgenooten aanmoedigen om, zelf in verre
landen, nieuwe bronnen te zoeken voor de grootheid
en welvaart van het dierbaar vaderland."
De heer Thibaut, gewezen voorzitter der Kamer,
prees den Koning zeer, en stelde voor hem een adres
van gelukwensching aan te bieden. Dit voorstel,
door den heer Nothomb ondersteund, werd met
algemeene stemmen aangenomen. De Commissie voor
het opstellen van het adres bestaat uit de heeren
Malou, Frère, Simons, Bara, Thibaut en Pirmez.
I talie-
De Osservatore Romano meldt, dat Bismarck dezer
dagen tot een lid van het Pruisische Heerenhuis zou
hebben gezegdHet liberale Italië bevindt zich op den
weg, die tot zelfmoord leidt. Het vergeet onder welke
voorwaarden, onder welke omstandigheden, het zijn
nationaal bestaan verworven heeft. Het vergeet dat de
welwillendheid van Europa, toen dit Italië's eenheid
dulde, slechts een proef heeft willen nemen, welke nu
ongunstig dreigt uit te vallen. Het liberale Italië is bijna
het Ierland van het vasteland geworden".
Frankrijk.
De République Frangaise zegt, dat het Britsche
kabinet niet alleen de traditiën der Engelsche fierheid,
maar ook de reclitmatigste eischen der nationale
waardigheid uit het oog heeft verloren. Zelden heeft
de minister van een grooten staat zoo volkomen het
hoofd gebogen voor den vertegenwoordiger eener mede
dingende mogendheid. Bismarck zal zoo wreed niet
wezen om dit alles onbeloond te latende betrekkingen
tusschen Engeland en Duitschland zullen weder vreed
zaam worden, mits Engeland bereid is tot degelijke
concessiën, hetzij in Nieuw-Guinea, hetzij aan de
St. Lucia-baai. Deze zullen den alvermogenden staats
man wel niet geweigerd worden, die slechts eene
barsche stem behoeft op te zetten om de fiere bewind
voerders van het Britsche rijk tot een verdrag -te
nopen. Frankrijk, aldus eindigt het blad, kan zich
over deze vreedzame beslechting van het geschil niet
beklagen, het kan er slechts bij winnen. Alleen bij de
handhaving van den vrede heeft het in dezen belang.
Slechts uit liet oogpunt van het schilderachtige zouden
sommigen het kunnen betreuren, dat lord Granville's
ootmoedige taal voor het trotsche »Rule, Britania",
in de plaats is gekomen. De Rappel constateert, dat
Frankrijk, trotsch op den steun van den heer von
Bismarck en door hem aangezet, sedert twee jaren
niet had opgehouden Engeland voor het hoofd te
stooten en zich vijandig te maken. Thans neemt de
heer von Bismarck de hand aan, hem door Engeland
zoo nederig toegestoken. Nooit, zegt de Rappel, is
ons isolement grooter en gevaarlijker geweest dan het
nu worden zal en wij zijn gevangen in den valstrik
van China. Welke de uitkomst van het debat tusschen
Engeland en Duitschland moge zijn", zegt de Frangais,
»een feit schijnt ons op grond van lord Granville's
verklaring vast te staan, namelijk dat de Rijkskanselier,