Z1ERIKZEESCHE COURANT.
1885. No. 19.
Zaterdag 7 Maart.
88ste jaargang.
BRBDEROO.
Een Engelsch spreekwoord zegt, dat het een
slechte wind moet zijn, die niemand iets goeds
toewaait en onwillekeurig- denken wij daaraan
als we in verschillende bladen met grooten
ophef over de Brederoo-feesten zien spreken.
Het begin van zulk een feest is gewoonlijk,
dat iemand in de herdenking van een groot
man eene geschikte gelegenheid vindt om een
mooi figuur te maken, d. i. iemand, die zich te
klein voelt, gaat op een doodkist staan, dan
toont hij grooter.
Zoo ontstond het plan tot de Brederoo-feesten.
Maar nu ze eenmaal, het doet ei- niet toe op
welke wijze, tot stand komen, is het eenvoudig
de vraag: hebben we daaraan nu mede te doen
of niet?
Dat antwoord kan niet twijfelachtig zijn. Tal
van mannen, die eene dergelijke gelegenheid
niet noodig hebben om naam te maken of
bekendheid te krijgen, tal van ernstige, degelijke -
ten deele beroemde mannen, hebben met de
levendigste belangstelling en met opoffering van
veel tijd de zaak helpen tot stand brengen;
dat voorbeeld alleen moest voldoende zijn, om
ons tot deelneming aan te sporen.
Maar voor denkende menschen is toch nog
een andere aanleiding noodig en deze is gelegen
in de wenschelijkheid, dat Brederoo en zijne
tijdgenooten beter gekend en meer gelezen worden
en wel tot behoud van ons nationaal karakter
en wering van vreemde invloeden en als bijdrage
tot bevordering van zelfkennis.
De roem der Vereenigde Nederlanden, waarop
we sedert een tiental jaren weer zoo verbazend
trotsch zijn, is door het thans levende geslacht
inderdaad slecht gehandhaafd en hoewel we
met voldoening kunnen wijzen op enkele groote
dingen door ons tot stand gebracht, zeker is
het, dat we nog oneindig meer hadden kunnen
doen, als we niet langzamerhand onze eer waren
gaan stellen in het nabootsen van vreemden. We
moesten onze geleerdheid uit Duitschland, onze
handelsoperatiën uit Amerika en onze zeden
en manieren, onze modes en onze letterkunde
uit Parijs halen. Onze wetten en onze munt
biljetten moesten naar Duitsch model gemaakt
worden, we moesten ons onderwijs hervormen
naar Duitsche wijze, kortom, niets was meer
oudbakken en bekrompen dan Nederlander te
zijn. Eerst toen Duitschland zijn oud-Duitschen
en bastaard-Gothischen stijl mooi ging vinden,
herinnerde men zich dat er een Nederlandsche
bouwstijl was, die daarop geleek en men leerde
die mocfi te vinden tot in alle dwaze over
drijving toe.
Hoe meer men nu ernstig en met nadenken
de mannen uit den bloeitijd leest, hoe meer
men zal inzien, welke de eigenschappen waren
van die Nederlanders, die de republiek groot
hebben gemaakt en half Europa beheerschten,
de Nederlanders, die woonhuizen bouwden, zóo
groot, dat wij er hoogere burgerscholen en
bibliotheken en museums van maakten, we zullen,
al bljjven we alleen bij Brederoo, wel tot de
ervaring komen, dat de zeventiende-eeuwers
niet deugdzamer waren dan wij, dat er toen
gespeeld, gezwendeld, gedronken en meer der
gelijks gedaan werd, maar waar men ons dat
vertelt wordt het ons als iets berispelijks voor
gesteld en als hij begint is Brederoo niet malseh
in het kiezen van zijn woorden. Niet alleen
hevige berispingen, maar zelfs geduchte scheld
woorden worden den bedrijvers dier verkeerde
dingen naar het hoofd geslingerd. Ziedaar het
verschil. Zwendelarij in spoorwegaandeelen wordt
ons als een klucht vertoond, overspel in allerlei
vormen met geldverkwisting en dergelijke als
iets zeer geestigs en iets inderdaad heel goed
verdedigbaars en verklaarbaars voorgetooverd
en kleingeestig heet het, nog een goede les uit
een boek of een tooneelstuk te putten. Brederoo
is niet zoo dwaas zich te houden, als wist hij
niet, dat het kwaad in de wereld was, hij noemt
het, hij beschrijft het in geuren en kleuren, hij
zegt meer dan éen Pranschman nog op het
tooneel heeft durven brengen, maar hij stelt al
dat kwaad voor als belachelijk, als dom en in
allen gevalle als zeer afkeurenswaardig. Zijne
woorden, zijne zinspelingen, ze zijn geheel en
al Nederlandsch en dat zou reeds voldoende
zijn, om de aandacht op dezen merkwaardigen
Nederlander uit den bloeitijd te vestigen.
Maar de Breederoo-feesten zullen meer uit
werken. "We spreken met luid geschetter over
de gouden eeuw, alsof we die kenden en de
meesten onzer weten er niets meer van dan de
toasten, die we er op de schoolbanken op hooren
slaan. Verschillende tentoonstellingen, zoowel
als de feesten voor Hooft en Vondel gevierd,
hebben ons een kijkje in die dagen gegund,
maar lang niet genoeg is van de gelegenheid
gebruik gemaakt, om een blik te slaan in het
kleurig en krachtig huiselijk leven onzer vaderen.
Wel aapte men toen als nu de Eranschen in
hun kleeding na, maar meer dan ooit bleven
we Hollanders. Heeft men thans vaak voor het
eerst uit Huet's Land van Rembrand
geleerd, dat vrouwengunst grootendeels de repu
bliek bestuurde, althans van zeer grooten invloed
was, men zal op de tentoonstelling en bij de
tooneelvoorstelling onze voorvaderen in hun
eigen leven kunnen bespieden. De keuze van
Het Moortje moge minder gelukkig zijn,
waar de Spaansche Brabander èn
om den strijd tegen Pransche invloeden èn om
het meer omvattende beeld van den geest der
beide Nederlanden verreweg de voorkeur ver
diende, in allen gevalle zal de opvoering van
dit stuk we weten het door de opvoering van
de Leeuwendalers en den Warenar
ons een hoogst zeldzaam kunstgenot te smaken
geven. In het laatste deel van Maart moeten
de feesten plaats hebben en het moge niemand
verwonderen, dat we eene warme opwekking
zenden aan allen, die eenigszins mogelijkheid
daartoe zien, deze feesten te bezoeken. Zoo
ergens, dan zal men in Zeeland, dat zijn volks
karakter zoo goed bewaarde, hoogen prijs moeten
stellen op deze wederverschijning van een stukje
zeventiende eeuw en wel uit den besten tijd.
Wekke het alles Nederland tot nieuw leven,
tot het bewustzijn, dat we ook waarde hebben
in ons zeiven en tot de overtuiging, dat het
kwaad kwaad is, hoe het zich vertoone, dat
het schandelijk is het kwaad onder behagelijke
vormen te vertoonen en te vergoelijken of te
verdedigen.
Binnenland.
ZIERIKZEE, 6 Maart 188 5.
Het wetsontwerp tot verlegging van de uitmonding
der rivier de Maas naar den Amer is opnieuw, breed
voerig toegelicht, aan de Staten-Generaal ingediend,
vergezeld van een gedetailleerde uiteenzetting van het
plan voor dat werk en een nota omtrent de afmetingen
der uitmonding. Het tegenwoordige ontwerp betreft
alleen de vorming der nieuwe uitmonding met de aan
grenzende scheepvaart- en uitwateringskanalen, alsmede
de normaliseering van den Amer. Voor de werken,
die het gevolg zijn van de verlegging van den Maas
mond, zullen later de onteigeningsvoorstellen worden
ingediend. Volgens de Regeering beantwoordt het plan
zoo volledig mogelijk aan het doel. Op enkele plaatsen
wordt de aanvankelijk aangenomen richting gewijzigd.
De voornaamste afwijking geldt de richting der rivier
tusschen Haagoort en Keizersveer, daar zij thans het
Oude Maasje niet volgt en polders ten zuiden der rivier
brengt in plaats van ten Noorden. De nieuwe uit
monding zal worden gevormd door de vereeniging van
de Maas bij Hedikhuizen met den Amer bij den over
gang in het Oude Maasje.
De nieuwe monding brengt geen beteekenende ver
laging in de waterstanden boven Lithe, die echter
wel ver-kregen wordt door de dichting der Heeren-
waardsche overlaten. De werken tot verruiming van
den Amer en die tot vorming van het nieuwe riviervak
zullen de opening der gemeenschap tusschen de Maas
en de nieuwe uitmonding voorafgaan. De ten Noorden
der monding gelegen plaatsen zullen nagenoeg in on
middellijke gemeenschap met de nieuwe rivier komen
en de gemeenschap over de rivier zal geschieden met
stoombootveren te Heusden en Keizersveer en pont veren
te Waalwijk en te Capelle.
De Kamer van Koophandel en Fabrieken te Tilburg
heeft onder meer besloten
'1 Een zelfstandig adres te richten aan den Minister
van Financiën om hem te verzoeken zijn wetsontwerp
van belasting op de tabak in te trekken;
2°. Een zelfde adres te zenden aan den Minister
van Buitenlandsche Zaken, om hem aan te sporen bij
de Fransche regeering aan te dringen op spoedige
behandeling van het aanhangige handelstractaat tusschen
Frankrijk en Nederland.
Ook de Kamer van Koophandel en Fabrieken te
Oosterhout heeft, naar aanleiding van het wetsontwerp
tot heffing van accijns op tabak, als hare bezwaren
daartegen den Minister van Financiën aangegeven, dat
de 3 bronaderen van ons volksbestaanhandel, industrie
en landbouw gezamenlijk daardoor ten zeèrste zouden
worden getroffen. De Kamer sluit haar advies met
den wensch, dat de Minister, het resultaat dier be
lastingen in België en Duitschland voor oogen hebbende,
zijn wetsontwerp zal intrekken, om niet nog een
laatsten tak van handel en nijverheid, die zich tot
hiertoe staande hield, ja zelfs ontwikkelde, een wissen
doodsteek toe te brengen.
Omtrent de aanhouding te Brussel van den voorma-
ligen directeur der Brood- en Meelfabriek te 's Hage
deelen de Brusselsche bladen mede, dat die arrestatie
heeft plaats gehad Maandagochtend in het Hotel de
Saxe", rue Neuve aldaar en dat de uitleveringsaanvraag
van de Nederlandsche Regeering is gegrond op de
tenlastelegging der misdrijven van misbruik van ver
trouwen en valschheid.
Naar het Berliner Tageblatt verneemt, zal het
huwelijk van prins Albert van Saksen-Altenburg met
prinses Hendrik der Nederlanden reeds in het midden
van de volgende maand te Berlijn voltrokken worden.
Voorts verneemt genoemd blad, dat de prins voornemens
is zich te Munchen metterwoon te vestigen.
Door de »Dagbladvereeniging Holtz en Co.", te
Amsterdam, is een circulaire verspreid, waarin een
beroep wordt gedaan op de medewerking der vrienden
in het belang bovenal van het openbare leven, maar
ook in dat van de onderneming. Het geldt n.l. de
instandhouding van »De AmsterdammerDagblad
voor Nederland", wiens geldmiddelen ontoereikend zijn
om aan de financiëele bezwaren het hoofd te bieden,
waarmede elk groot nieuwsblad in de eerste jaren
onvermijdelijk te kampen heeft. Vindt de roepstem
geen gehoor, dan zal eerlang het laatste nummer
verschenen zijn.
Te Bolsward is opgericht een maatschappij tot
onderlinge verzekering bij besmettelijke ziekten. Doel
dezer maatschappij is de goede werking der wet op
de besmettelijke ziekte te helpen bevorderen door
personen, welke bij ontduiking dier wet belang zouden
kunnen hebben, schadeloos te stellen voor het nadeel
dat zij door die ontduiking trachten te ontkomen.
Bijv. een winkelier ziet zijn bestaan bedreigd, wanneer
het bekende briefje «besmettelijke ziekten" voor zijne
deur geplaatst moet worden. Welnu, voor een zeer
klein bedrag f 0,42 per jaar kan hij zich bij
deze maatschappij, die »De Philantroop" heet, een
wekelijksche uitkeering van f 20 verzekeren, ingeval
hem een besmettelijke ziekte treft, wat kan opklimmen
tot eene uitkeering van f 75 per week, naar gelang
der premie. Iemand, die zich aldus verzekerd heeft,
zal geen reden hebben om het briefje te vreezen en
dus de ziekte niet geheim houden, van welke geheim
houding niet slechts hij maar honderden zijner klanten
de slachtoffers kunnen worden.
Blijkens de Staats-Courant schreven Newton Brothers
(de onduidelijke voorlezing van den naam deed dien