BIJVOEGSEL van Zaterdag 6 December 1884. BIJ DE VERGADERING VAN DEN GEMEENTERAAD ZIERIKZEE, ZIERIKZEE8GHE MIHUIT gehouden den 1 December 1884. Voorzitter Mr. J. P. N. Ermerins, Burgemeester. Afwezig zijn de heeren Moolenburgh en Goemans, de eerste met kennisgeving. De notulen van het verhandelde in de vergaderingen van den 24 October, den 4 en den 7 November 1.1. worden voorgelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen: 1°. twee brieven van de Gedep. Staten, houdende terug zending der door hen vastgestelde rekening der dienstdoende Schutterij over 1883 en berigt, dat door hen berust wordt in het subsidie voor 1885 verleend aan het Burgerlijk Armbestuur. Voor kennisgeving aangenomen 2°. van de Commissie voor de Provinciale Bibliotheek ten geschenke, het «Eerste vervolg van den nieuwen catalogus der Provinciale Bibliotheek". De Voorzitter deelt mede, dat Burgem. en Weth. voor dit geschenk hebben dankgezegd en stelt voor, het te plaatsen in de boekerij. Alzoo besloten; 3°. het verslag over het jaar 1883/4 van de Vereeniging »de Ambachtsschool". "Wordt besloten, dit ter inzage van de leden te leggen ter Secretarie. De Voorzitter brengt in behandeling, den brief van de Gedep. Staten, medegedeeld in de vergadering van den 24 October 1.1.waarin zij verzoeken de in art. 43 der ver ordening tot voorkoming en blussching van brand voor komende vrijstelling van de leden van den Raad van den dienst der Brandweer, te doen vervallen, als zijnde die strijdig met de wet. Hij deelt mededat Burgem. en Weth. in overleg met de Commissie voor de strafverordeningen voorstellen, aan het verlangen van Gedep. Staten toe te geven en de vrijstelling uit de verordening te doen wegvallen. De heer Zuurdeeg kan zich met het gevoelen van de Gedep. Staten niet vereenigen. Iiij is van meening, dat de Raad bevoegd is de bedoelde vrijstelling te doen en daarom zal hij tegen het voorstel stemmen. De Voorzitter meent, dat als de Raad niet toegeeft, de bepaling door den Koning zal worden vernietigd. De heer Boeije was bij Burgem. en Weth. in de minder heid en vindt geene aanleiding om toe te geven aan het verlangen van de Gedep. Staten. Het is naar zijn inzien wel mogelijk, dat de bepaling door den Koning zal worden vernietigd, doch evenzeer is het mogelijk, dat de gronden, die de Raad voor de vrijstelling had, door den Koning zullen worden gedeeld. Als deze vrijstelling moet vervallen, bestaat er evenveel grond om ook andere vrijstellingen te laten wegvallen. Iiij zal daarom tegen het voorstel stemmen. De heer S. J. Ochtman zal eveneens tegen het voorstel stemmen. liet motief van Gedep. Staten is, dat aan de leden van den Raad een privilegie zou worden toegekend, in strijd met de wet. Spr. vreest echter, dat juist als de leden van den Raad bij de Brandweer moeten dienst doen de privilegiën zullen worden geschapen. Hoe onpartijdig de directie der Brandweer ook moge handelen, zullen altijd locale of persoonlijke belangen van invloed zijn en zullen er alligt raadsleden zijn, die bij het personeel der Brandweer dienst doen, die door hunne superieuren meer ontzien worden dan anderen. Het middel zou dus erger zijn dan de kwaal. De Voorzitter herinnert, dat deze uitzondering indertijd op zijn voorstel in de verordening is opgenomen en dat hij ook, toen de Gedep. Staten voor de eerste maal tegen deze uitzondering bezwaar maakten, heeft voorgesteld die te handhaven. Hij zegt verder, dat de gronden, die de Raad heeft gehad om bij zijn gevoelen te blijven, aan de Gedep. Staten zijn medegedeeld. Hij meent, dat het in de gegeven omstandigheden raadzaam is aan het herhaald verzoek van de Gedep. Staten te voldoen, omdat zal vernietigd worden. Daar nu die vernietiging bij Kon. besluit moet geschieden en de vaststelling' van zulk een besluit vele formaliteiten vereischt, zal dus het eenig gevolg van de handhaving der bepaling zijn, dat het in werking treden der verordening onnoodig wordt opgehouden. Het voorstel komt daarna in stemming en wordt aan genomen met 6 stemmen tegen 5, die van de heeren Zuurdeeg, Boeije, S. J. Ochtman, de Looze en W. A, Ochtman. De onderdeelen van art. 43 der verordening worden daarna vernummerd. Komt ter tafel: 1°. een brief van de Gedep. Staten, waarbij zij kennis gevendat de Provinciale Staten hebben besloten de aan den heer E. W. Mus voor vijf jaren verleende subsidie voor zijne Ambachts- en Industrieschool, van 1 Januarij -1885 af te verhoogen met hetzelfde bedrag waarmede de gemeente Zierikzee eventueel hare bijdrage zal vermeerderen, mits de subsidie voor de provincie de som van 200 niet te boven ga; en 2U. het vroeger ingekomen adres van den heer E. W. Mus om verhooging van de hem verleende toelage uit de gemeentekas, bedra gende thans f 100 'sjaars. De Voorzitter stelt namens Burgem en Weth. voor, de voor 5 jaren door de gemeente verleende toelage met ingang van den 1 Januarij 1885 met 100 te verhoogen. Do redenen, die tot dit voorstel hebben geleid, zijn: dat de school van den adressant, die thans 22 leerlingen telt, voortdurend bijval blijkt te vinden; dat zij werkelijk nut sticht; dat het offer niet te groot is en de adressant daar door ook in het genot komt van de provinciale toelage; en dat als do verhooging niet wordt toegekend, de adressant vermoedelijk niet in staat zal zijn de school in stand te houden. De heer de Jonge vraagt, of het Dagelijksch Bestuur ooit het oordeel van een deskundige heeft gehoord over de school, b. v. van een Ingenieur of ander technicus, die oordeelen kan of de docent op de hoogte is om onderwijs te geven. De Voorzitter zegt, dat het aan Burgem. en Weth. niet bekend is of de school door een deskundige is onderzocht. Zij weten alleen, dat er vele jongelieden, door den heer Mus onderwezenin verschillende betrekkingen zijn geplaatst. Burgem. en Weth. hebben persoonlijk de school bezocht; het is hun geblekendat er veel jongelieden ook van buiten de stadde school bezoeken en er nut van trekkendoch zij hebben niemand verzocht of opgedragen de school te onderzoeken of het advies van een bepaald deskundige ingeroepen. De heer de Jonge vraagt ook niet of er iemand is aan gesteld om een onderzoek naar de school te doen en daar van rapport uit te brengendoch of het Dagelijksch Bestuur ook toevallig het gevoelen heeft vernomen van een Architect of Ingenieur. De Voorzitter zegt, dat Burgem. en Weth. eenvoudig den feitelijken toestand hebben beoordeeld. Men moet zijne eischen omtrent de school niet te hoog stellen. Zij dient om handwerkslieden en werkbazen te vormen. Er wordt behalve het practisch onderwijs ook aan de leei-lingen gelegenheid gegeven om les te nemen bij bevoegde personen in talen en wiskunde. Wat Burgem. en Weth. er van gezien en gehoord hebbenheeft hun een gunstigen indruk gegeven. Het is niet tegen te spreken, dat de school te verbeteren zou zijndoch ook zooals zij nu iskomt zij aan Burgem. en Weth. nuttig voor. De heer van Manen herinnert, dat hij vroeger zich heeft verzet tegen het verleenen eener subsidie aan de school van de Vereeniging »de Ambachtsschool." Later heeft hij zich verklaard voor eene subsidie aan de school van den heer Mus, omdat die school eenmaal bestond en blijkbaar van nut was. Men moet niet uit het oog verliezen, dat er thans subsidie gegeven wordt aan twee scholen, dat voor de gemeente wel wat roijaal is. Het is gebleken, dat de school der Vereeniging in een kwijnenden staat verkeert en een moeilijk levensbestaan heeft. Als nu de school van den heer Mus ook eens achteruitgaat en ook maar een paar leerlingen meer heeft, zal men dan toch de subsidie nog wensehen te verleenen? Spr. zou wenschen, dat er eene grens was door b. v. te bepalen dat de school 5 of 10 leerlingen moet hebben. De Voorzitter moet opmerken, dat het getal leerlingen op

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1884 | | pagina 5