ZIMIKZEËSC 1884. No. 90. Woensdag 19 November. 87ste jaargang. BANKROET IE 11S. STATEN-GENERAAL. We hebben steeds beweerd, dat men uit goede familieromans meer kan leereu aangaande den geest des tijds en de gelegenheid des lands, dan uit de diitste boeken over geschiedenis eii aardrijkskunde, ja zelfs dan uit de meest officiëele verslagen van de wereld. Wanneer we nu de romans uit het laatst der vorige en het begin der tegenwoordige eeuw nagaandan vinden we daarin als de grootste ramp die eene familie lean treffen, dat een lid der familie „bankroet slaat". Indien het waar is, dat we zedelijk achteruitgaan, dan is het zeer zeker niet in de opzichtenwaarin men dat gewoonlijk noemt; we zullen daarover later spreken. Wanneer het waar is, dat we zedelijk achter uitgaan, dan is het in het tinanoiëele. Men gaat niet meer bankroetMen failleert men liquideertmen vraagt surséance van be taling, treft eene schikking met zijne crediteuren of wel men verwijdert zich zonder orde op zijne zaken te stellen. Dat zijn de mode woorden van onzen tijd. Een enkele maal beproeft zoo iemand, zich van het leven te berooven, maar gewoonlijk doet hij dat zoo voorzichtig, dat het niet helpt. De ware beteeken is van al die mooie woorden is eenvoudig men belaalt zijn schulden niet, laat zijn sehuldeiscbers toekijken, plaatst zich onder de bescherming der wet en begint weer van voren af aan. Voor een handigen kerel is het niet moeielijk driemaal failliet te gaan en telkens er af te komen met één derde of één vierde van zijn schulden te betalen. In zulke gevallen spreekt men van „een net faillis sement"; wat men al niet net noemt! Hoe «et het daarbij toegaat, blijkt bijv. nit een zeer onlangs voorgekomen zaak, waar een firma over 350,000 gulden crediet ging beschikken weinige uren vóór de aanvraag om failliet verklaring! We weten wel, dat er vroeger ook zonder ling met geld werd omgesprongen en dat o. a. uit de Zeeuivscbe archieven blijkt, dat bewind- hebberen der Oost-Indisclie Compagnie bij zekere gelegenheid de tekorten aanzuiverden uit de landskast. Maar dat waren uitzonderingen. „BimkroetierszoonDat was de vreeselj'jkste naam, dien men iemand kon geven en Vader Cats zag af van liet huwelijk met het mooie meisje, dat hij in de Fransche kerk had gezien, toen hij boorde, dat haar vaders zaken slecht stonden. Maar ook al is men geen koopman, dan nog helpt de wet aan uitkomst van vervolging van solinldeischers. Er zijn gevallen bekend van personen, die zesmaal meer uitgaven dan hun inkomen en die, als eindelijk de schuldenlast zoo groot was, dat zij er niet meer nit kouden komeneen voudig de pen door de rekeningen zagen balen, door dat ze door de rechtbank werden verklaard te zijn in staal van kennelijk onver mogen. Waar niets is, verliest' de Keizer zelfs zijn recht, hoeveel te meer de al te liehtge- loovige leveranciers. Maar tot straf voor den liohtzinnigen kooper en tot afschrikkend voor beeld voor anderen moest zulk eene verklaring steeds vergezeld gaan van eene veroordeeling tot celstraf of tuchthuisstraf wegens oplichterij escroquerieof welke andere naam dau ook. Laat de wet dat niet toodan moet ze gewij zigd worden. Ieder burger heeft in de plaats zijner inwoning allicht crediet tot twee- of drie maal zijn inkomen en hoe nn als hij oneerlijk is? Juist de speculatie op crediet is oorzaak van handelsspeculatie en oneerlijkheid. Men woont mooi, men leeft goed, men gaat veel uit, men kleed vrouw en dochters boven zijn stand, want dat geeft crediet. Onze oudjes wisten dat ai: Een wijnvlek in een tafellaken geeft crediet bij den bleeker 1 Daarom werden in eene stad in den achterhoek hij dezen en gene 's morgens beenen buiten de deur gelegd en 's avonds werden ze weer binnengehaald, zoo doende deed men liet publiek geloovendat men vleesch at! De oorzaak van onze financiëele rampen is, dat het regel is geworden kal in den zak te koopen. Men koopt loterijloten en spoorweg- aandeelen, waarvan men de waarde niet kent, men koopt olie of petroleum die niet bestaat en die men weet niet te ontvangen en men verkoopt dezelfde zaken, hoewel men er geen oogenhlik aan denktze ooit te leveren. Men leeft op grooten voet om crediet te hebben en speculeert als een razende om zijn „stand" op te houden, dat is geen stand, men staat niet, maar men zweeft en verdiende eigenlijk te hangen. In vroeger tijd werden de menscben voor heel wat minder diefstal (want het is doodeenvoudig diefstal) zonder meer „gehangen dat er de dood aan volgt". Wanneer men nu ziet, dat tal van maatschappijen en vereenigin- gendat zelfs enkele gemeenten in Nederland datzelfde stelsel huldigen, dan is o. i. naast den strijd tegeu domheid en kerkelijke over- heerschiug, geen onderwerp van meer belang dan de strijd tegen de bij de wet beschermde en door den handel aangenomen oneerlijkheid. Vereenigde zitting der beide Kamers, tot opening van cle Buitengewone Vergadering, op Maandag 17 November '1884. De heer F. J. J. van Eysinga, die den voorzitters- stoel bekleedt, opent, nadat de leden der beide Kamers zich in de zaal, bestemd voor de zittingen der Tweede Kamer, vereenigd hebben, tegen half één de vergade ring en laat een Koninklijk besluit van deh i 1 Nov. 1884 No. 23, luidende zijne benoeming tot voorzitter der Eerste Kamer, gedurende de buitengewone ver gadering der Staten-Generaal, die zal aanvangen op 17 November 1884, door den griffier dier Kamer voorlezen. De Voorzitter, aan wien dientengevolge overeen komstig het voorschrift van art, 103 der Grondwet, de leiding der vergadering is opgedragen, benoemt eene commissie, die Zijne Majesteit den Koning bij Hoogstdeszelfs aankomst in het gebouw der Staten- Generaal zal ontvangen. De Ministers, hoofden van Ministeriëele Departe menten, de Kanselier der beide orden en de leden van den Raad van S.tate, vervoegen zich te één ure mede in de vergaderzaal. Zijne Majesteit de Koning, die zich op de in het programma voor de opening van de vergadering om schreven wijze naar het gebouw van de Tweede Kamer begeven heeft, wordt, na een kort tijdsverloop aldaar aangekomen, in de vergaderzaal binnengeleid. Zijne Majesteit de Koning plaatst zich op den troon, en houdt de volgende openingsrede: Mijne Heer en! Het is Mij hoogst aangenaam de vertegenwoordigers van het Nederlandsche volk weder om Mijnen Troon vergaderd te zien. Nadat ter oorzake van de wijziging van één artikel der Grondwet de ontbinding der beide Kamers van de Staten-Generaal noodig was geworden, hebben zoo spoedig mogelijk de verkiezingen voor de nieuwe Kamer plaats gehad. Bij die handeling werd eene groote mate van belangstelling waargenomen, maar tevens kenmerkte zij zich door de zeer ordelijke uit oefening van de rechten dei' kiezers. Ik koester het vertrouwen, dat, dank zij de ijverige samenwerking der gekozen afgevaardigden met Mijne Regeering, 's lands belangen geen schade zullen lijden door de onvermijdelijke stoornis, die de gewone par lementaire arbeid heeft ondergaan. In de eerste plaats wordt U het voorstel onder worpen om de in de onlangs geslotene zitting aan genomen verandering der Grondwet te bekrachtigen. Daarna zal de verzekering van den dienst van het volgende jaar voor Nederland en Oost- en West-lndiö, aanspraak op uwe zorgen maken. Velen van de onderwerpen van wetgeving, die in deze zitting zullen worden overwogen, zijn U reeds bekend of althans in Uwe vorige bijeenkomst aan gekondigd. Zij zullen nog met enkele worden ver meerderd, waaronder een voorstel van wet, door de Grondwet voorgeschreven, tot regeling der voogdij van Mijne beminde Dochter. Onder aanroeping van Gods on misbaren zegen op Mijne en Uwe werkzaamheden, verklaar Ik deze buitengewone zitting der Staten-Generaal te zijn geopend." Zijne Majesteit de Koning verlaat, na het uitspreken dezer rede, begeleid door de commissie, de vergaderzaal om zich op de bepaalde wijze naar het koninklijk paleis terug te begeven. De Voorzitter sluit, nadat de commissie is terug gekeerd, de vereenigde zitting. Binnenland. ZIERIKZEE, 18 November 188 4. In een artikel over Caeao-vervaischtng in het Maand blad tegen de vervalsching van Levensmiddelen en Handelsartikelenonder redactie van Dr. P. F. van Hamel Roos te Amsterdam, wordt gewezen op het feit dat er Cacao-poeder in den handel voorkomt, gefabri ceerd met toevoeging van potasch, om het oplosbaar te makener wordt evenwel niet bij vermeld, dat zulke Oacao als geheel zuivere oplosbare Cacao wordt verkocht, ja, zelfs met attesten geschraagd. Zouden die attesten soms verstrekt zijn, omdat er destijds geen betere middelen om Cacao-poeder oplosbaar te maken, bekend waren en consumenten uit gemak zucht zulks verlangen Deze vraag stelden wij ons, toen ons een circulaire onder de oogen kwam, waaruit blijkt, dat Cacao-poeder wel degelijk zonder toevoeging van potasch oplosbaar kan gemaakt worden. Het gemakkelijk bereidbaar Cacao-poeder A. Driessen nu, heeft die toevoeging niet ondergaan, en is zeer gemakkelijk bereidbaar of, zooals men het ook noemt, oplosbaar en verdient voorts, volgens verklaringen van bevoegde doctoren, de voorkeur boven de niet potasch bereide Cacao-poeders. De fabrikaten van het zoowel hier te lande als in het buitenland alom bekende huis A. Driessen, zijn te gunstig bekend, dan dat wij haar nieuw product, dooi- de wetenschap gesteund, niet gerust naast hare andere producten zouden durven aanbevelen. Naar men verneemt zal de beer Keuchenius, die in Gorkum en in Middelburg als lid der Tweede Kamer gekozen is, voor Middelburg zitting nemen, terwijl bij de anti-revolutionaire partij het voornemen bestaat in zijne plaats als candidaat voor Gorkum te stellen, den heer A. baron Schimmelpenninck van der -Oye, die in Arnhem zijn zetel voor den heer Roosenboorn heeft moeten ruimen. Als een merkwaardige bijzonderheid deelt men ons- van zeer betrouwbare zijde het volgende mede Eenigen tijd geleden was het niet herkozen lid der Tweede Kamer Van Eek met eenige heeren aan 't disputeeren over het nut van orthodoxe dominé's en pastoors. De tegenpartij beweerde, dat die heeren meer kwaads stichten dan goeds tot stand brachten, doch de heer Van Eek trok voor hen het harnas aan en verdedigde hen met vuur. En nu hebben juist de door den heer Van Eek verdedigde pastoors en orthodoxe dominé's dien waaf- digen afgevaardigde doen vallen en voor hem iemand in de plaats gebracht, die wel geen Zeeuw is, geen Zeeuwsclie toestanden kent, maar daarentegen een strijder te vuur en te zwaarde zal zijn voor de vrijheid - om zonder vaccine-bewijs de scholen te mogen bezoeken. Als een staaltje van nauwgezette plichtsbetrachting" van het gemeentebestuur van Wonseradeel (Friesland) wordt het volgende medegedeeld Door den raad dier gemeente werd besloten tot opheffing van de openb. school te Wons. Gedep. Staten moeten echter nog hunne toestemming in deze zaak geven. De hoofdonderwijzer vertrok onlangs naar elders, met hem verdwenen de vier laatste leerlingen. Niet tegenstaande dit oordeelt het bestuur, dat er toch school moet gehouden worden (zelfs zonder leerlingen), en dat een kachel in dit barre jaargetij onmisbaar is.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1884 | | pagina 1