bod, BIJVOEGSEL I van Donderdag 15 November 1884. 1 I f 7'50- BIJ DEM VERGADERING VAN REN GEMEENTERAAD n 1M llls des Netlerland- Nprong tot dozen egante deelen met uitgebreid werk, ehjkheid. Buiicnl U.oO voor si. f 4,95. flandscbe dichters tiende eeuw. Deze tten een keur van vroegeren datum. ^ts f 1,60. r r Poëtische en 1 NeerI, Legenden, pgelpoëzie) in de nde blauwe ver- d versierd f i 7,50. Jsje Zevenster, de hoogst prachtvol ||jpjk met goud ver- Voorouders, de hoogst prachtvol "jk met goud f 7,50. j 'ouwe van Waar- in blauwe rijk r slechts f -1,50. L Herinneringen, afereelen, opge- Tnaar het Oosten Wap, 4 dln., 'ts f 2,75. Venis en Volhs- 1 'achtvolle Staal- ïrlcen van onze Iers en uitmun- |por Van Lennep, prachtwerk in 2 1 gebonden, voor f '12,50. J en Plaatwerk: ederlanden. De l de 17 Pro vin- ai, opgehelderd •en, vervaardigd Geb. in 3 klein 50, si. 13,85. Consulat et de f 7,90. [inde voor den met 266 fig. in prachtband f 1,60. Boeken, zoo verken, opstellen en ■aten bij dc "g gedichten pe prachtige rtlioekc» ji'aaie uitgave 'eskeu op ™n '1.90. PPOgr. kaart PREMIE L. PREMIE M. ■ur. Maatsch. e gekleurde BIENTJES. eus. dat diverse 'ntvangst van én A.—H. onmiddellijk pr Snelpers- te> alsmede WEZING, dt overeen- a genezing, r patiënten i breuken. rerikaee. ZIERIKZEESGHEN NI TE ZIERIKZEE, gehouden den 4 November 1S84, des avonds te *7 uur. Voorzitter Mr. J. P. N. Ermerins, Burgemeester. Afwezig is de heer W. A. Ochtman. De Voorzitter stelt voor, over te gaan tot de verdere behandeling der gemeentebegrooting voor 1885, waartoe besloten wordt. H. Ill, Afd. II, Art. 3 (Onderhoud van bruggen) ƒ963,02. De Commissie begrijpt niet hoe het mogelijk was, dat op de begrooting van den Gemeentebouwmeester, bij de raming van kosten voor de te onderhouden bruggen, nog voorkomt de brug over de Karnemelksvaart, waarover al een jaar geleden het doodvonnis geveld is. De som van 963,02 dient dus te worden verminderd met een zeker bedrag, voor het onderhoud dier brug benoodigd. De Voorzitter deelt mede, dat het opnoemen van die brug, onder de bruggen begrepen in de begrooting van den Gemeentebouwmeester, het gevolg is van eene schrijf fout. In die begrooting zelve is evenwel voor die brug niets geraamd, daarom behoeft van het artikel niets te worden afgetrokken. Het art. wordt onveranderd vastgesteld. II. Ill, Afd. II, Art. 4 Onderhoud van riolen, sloten, putten, waterleidingen enz.) 821,165. Herhaald werd waargenomendat de Brakkegrachfc vooral digt bj de Hoofdpoortstraat afschuweljk stinkt. De Com missie vermeent, dat dit hoofdzakeljk hieraan toe te schrijven is, dat er minder streng toegezien wordt op de doorspoelingen met versch water, waartoe de gelegenheid bestaat. Zj vraagt of die waterververschingen geregeld plaats vinden. De Voorzitter zegt, dat het Burgem. en Weth. leed doet, dat de Commissie begint met aan te nemen, dat in deze eenig verzuim heeft plaats gehad. Hij kan verklaren, dat naauwkeurig is toegezien op de doorspoeling der grachten en dat de waterverversching geregeld heeft plaats gehad. Men dient evenwel te bedenken, dat dit alleen gedurende een deel van het jaar geschiedt, en alleen zoolang de Brakkegraeht afgedamd is. Onlangs nu zijn de dammen in de gracht weder weggenomen en nu kan alzoo niet gespuid worden. Dat de gracht digt bj de Hoofdpoortstraat leeljke uitwasemingen geeft, laat zich begrjpen als men weet, dat daar twee uitmondingen van twee groote riolen zijnwaar door ook verzanding in de gracht ontstaat. Daarom moet daar van tjd tot tjd uitbaggering geschieden. Burgem. en "Weth. zullen ook verder zorgen, dat die uitbaggering geregeld plaats heeft. De heer de Crane vestigt er de aandacht op, dat de Oude Haven tengevolge van het verlagen van den dam bj de eerste houten binnenbrug ook zeer veel stank geeft. De Voorzitter antwoordt, dat de dam binnenkort weder op de gewone hoegte zal worden gebragt. De heer de Crane meent, dat men in het volgende jaar weder in hetzelfde geval zal verkeeren. De heer Schneiders heeft vroeger geprotesteerd tegen het wegnemen van den dam. Hj meent, dat die wegneming niet zoo noodzakelijk was; de bewoners der Oude Haven hebben nu veel last van den stank. De heer Houwer en de Voorzitter geven te kennen, dat de wegneming van den dam noodig is, om de schepen met suikerbiet geladen, door te laten. De heer van Kinschot zegt, dat vroeger is besloten den dam bj de tweede houten binnenbrug voor goed weg te nemen, omdat zj niet meer noodig was, daar er aan de eerste brug ook een dam was. Thans, nu ook die dam is weggenomenstinkt ook het gedeelte tusschen de tweede brug éB den ringmuur. Hj vraagt daar om of het voornemen bestaat bj" ~3ó tweede brug weder een dam te leggen anders doet hj daartoe het voorstel. De heer Boeije meent, dat zulk een voorstel bj dit artikel eigenljk niet tehuis behoort. "Wat echter den dam bj de tweede brug betreft, deze is weggenomen omdat men meende dat het behoud onnoodig was. Bljkt nu, dat die dam wel noodig is, tengevolge van de vergunning aan den heer van der Yliet om den dam bj de eerste binnen brug jaarlijks gedurende eenigen tjd op te ruimen, dan zou het beter zjn terug te komen op de vergunning aan den heer van der Vliet verleend. He voorwaarde aan de vergunning verbonden, is, dat de gemeente geen nadeel zal ljden. He Voorzitter herinnert, wat aanleiding heeft gegeven tot opruiming van den dam bj de tweede brug. Wat de heer Boeje aangeeft, n.l. om terug te komen op de ver gunning aan den heer van der Yliet verleend, vindt hij nog al bezwarend. De heer Boeije merkt op, dat vroeger, toen de heer Schneiders bezwaar maakte tegen het verleenen der ver gunning, gezegd is, dat de vergunning telkens slechts voor een jaar werd verleend. De Voorzitter meent, dat de vergunning stilzwjgend doorloopt en dat de Raad die uitdrukkehjk zou moeten intrekken. De heer van Kinschot is van oordeel, dat er geen be hoefte is aan een dam bij de tweede brug als de vergunning aan den heer van der Vliet in het volgende jaar wordt ingetrokken. Het bljkt nu bj ondervinding, dat het weg nemen van den dam bj de eerste brug veel stank veroor zaakt, niet alleen in het eerste, maar ook in het tweede gedeelte der Oude Haven; gedurende een groot deel van het jaar was die stank meer dan erg. De Voorzitter moet opmerken, dat, als het waar is dat de Btank gedurende een groot gedeelte van het jaar was waar te nemen, dit niet alleen kan worden toegeschreven aan het gemis van den dam onder de eerste binnenbrug, daar die dam slechts een korten tjd wordt weggenomen. Hj meent, dat het herstellen van den dam alleen niet helpen kan maar dat men ter wegneming van den stank een gedeelte der slikken zal moeten wegnemen. De heer Moolenburgh meent, dat men zich niet langer in deze zaak verdiepen moet. Wanneer het vervoer der suikerbieten is afgeloopen hetgeen welhaast liet geval zal zjn, kan de dam weder gelegd worden. De heer van Kinschot zal, juist nu men het er over eens is dat zuinig heid moet worden betracht, zeker wel niet aandringen op het leggen van een dam bj de tweede binnenbrug. Als in het volgende jaar de heer van der Vliet weder tot de opruiming van den dam zou wenschen over te gaan, zou het Dagehjksch Bestuur wel kunnen mededeelendat daar tegen bezwaar bestaat in het belang der gezondheid, en dat liij daarom alleen dan den dam aan de eerste brug mag wegbreken als hj genegen is, voor zjne rekening aan de tweede houten binnenbrug een dam te leggen. Spr. stelt zich voor, dat belanghebbende dit gaarne doen zal en zou wenschen dat dit denkbeeld door Burgem. en Weth. werd overwogen. De Voorzitter meent, ,dat toch ook tot wegneming der- slikken zal moeten worden overgegaan, want in dit jaar had men reeds voordat de dam was weggebroken, veel hinder van den stank, tengevolge van het bloot komen der slikken De heer van Kinschot zegt, thans geen voorstel te zullen doen. De Voorzitter geeft toezegging, dat Burgem, en Weth. het denkbeeld van den heer Moolenburgh zullen overwegen. Het art. bljft onveranderd. H. Ill, Afd. II, Art. 6 (Onderhoud van straten, pleinen, markten enz.) 4355. De Commissie is niet overtuigd van de wensoheljkheid, laat staan van de noodzakelijkheid om op den Dam de klinkers op te breken en die door beste kejen te vervangen. Zj vraagt hoeveel de kosten daarvan zouden zjn en stelt voor, het artikel daarmede te verminderen. De Voorzitter herinnert, dat eenige jaren geleden op den Dam do kei-bestrating geheel vervangen is door klin- kert, voornamehjk in het belang der voetgangers, die daardoor zeer zjn gehaat, omdat de Dam te smal is voor een afzonderlijk voetpad van klinkert. Die verandering had plaats kort na het dempen van een gedeelte der Oude Haven, dat o. a. tengevolge had, dat een gedeelte der voer- en rijtuigen niet meer zooals vroeger over den Dam van en naar de Schuithaven reden, maar langs het Havenplein. Over den Dam bleef evenwel een druk verkeer van vrachtwagens en sleden, dat veel sljtage der bestrating veroorzaakte en herhaalde vernieuwing of herstelling nood zakelijk maakte. Die omstandigheid heeft bj den Gemeentebouwmeester en de Commissie van Fabricage geleid tot het denkbeeld om de klinkert te vervangen door behakte of effen keijen (zoogenoemde trottoir-kejen), zooals op sommige plaatsen in andere gemeenten worden gevonden, o. a. in de Gort straat in Middelburg. De kosten van klinkerbestrating worden gerekend op 2 per M2.die met trottoir-kejen op ƒ6, doch die meerdere kosten wegen op tegen den langeren duur der bestrating. De klinkert, die thans op den Dam ligt, is gedeeltelijk afkomstig van den vroegeren straatweg bj de Zelke. Als de Raad de uitgaaf voor deze zaak in een jaar te hoog acht, zou men kunnen beginnen met slechts de helft uit te voeren, doch Burgem. en Weth. zouden wen schen het artikel op hetzelfde bedrag te behouden en in elk geval die som voor de bestrating in het algemeen te bezigen, omdat er nog vele andere straten zijn, die ver betering behoeven. De heer Goemans neemt deze gelegenheid waar, om te wijzen op de liooge sommen, die jaarlijks als werkloon voor de bestratingen worden uitbetaald. Toch is de bestra ting op verscheidene plaatsen zeer slecht, zelfs daar waai de straat niet lang geleden is verlegd. Hij wjt dit aan den persoon, die met het maken der straten is belast, die naar zijn inzien geen behoorlijk werk levert. Hij vestigt daarop de aandacht van het Dagel. Bestuur. De Voorzitter meent, dat de slechte bestrating, die op veel plaatsen in de gemeente wordt aangetroffen, niet is te wijten aan slecht werk van den straatmaker, maar aan de slechte hoedanigheid der kejen. e; tt h d g w D n: ai te 01 o- w h, di VI ei di Zf 3€ n w 16 II- n ik J n n le )G 'E ii ia. ie ii jt it v e zie a e e h I

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1884 | | pagina 5