er thans slecht uitzien, achten Burgem. en Weth. het
met den Gemeentebouwmeester en de Commissie van Fa
bricage wenschelijk dat zij geverwd worden.
De heer Boeije wijst er opdat de heer van Manen
het niet goed heeft genoemd dat de werken die noodig
zijnworden uitgesteld. Het verwen der deuren nukan
wel is waar dit jaar nog nagelaten worden, maar als men
alles uitstelt, krijgt men eene opeenstapeling van werk,
en begeeft men zich op een verkeerden weg. Het zou
gaan evenals met het verbouwen van de kamer van het
huis bewoond door den Directeur der Hoogere Burgerschool;
dit is reeds sedert jaren uitgesteld. Hu de Baad eenmaal
besloten heeft de deuren te behoudendient men die ook
te onderhoudenevengoed als de gebouwen waartoe zij
behooren.
De heer van Manen zegt, dat de Commissie geen voor
stel zal doennu zij hoort dat de Raad prijs stelt op het
behoud der deuren
3°. of het niet doelmatiger zou zijn het vrij smakelooze
hek aan het einde der Hoofd poortstraat te verwijderen, in
plaats van er nu weder ƒ12 voor het verwen aan te besteden.
De Voorzitter zegt, dat het hier bedoelde bek slechts een
overblijfsel van een hek is. Vroeger, toen er verbruiks
belastingen waren, diende dit tot afsluiting der wandeling.
Burgem. en Weth. zien het wenschehjke niet in om het
weg te nemen, het onttrekt nog eene smakelooze heining
aan het gezig't. Het wegnemen van het hek veroorzaakt
ook weder kosten en zal de wandeling ontsieren.
De heer van Kinschot meent, dat de wegneming van het
hek de wandeling niet ontsieren, doch verfraaijen zal.
De Commissie stelt daarop voor, het hek niet te laten
verwen.
Dit voorstel wordt aangenomen met 7 stemmen tegen 5.
Tegen stemden de H.H. Boeije, de Crane, Houwer,
Goemans en de Jonge;
4°. of het niet beter zou zijn het overtollig klaphuisje
op te ruimenin plaats van ƒ10 ten koste te leggen voor
de verplaatsing.
De Voorzitter antwoordt, dat Burgem. en Weth. het
huisje niet overtollig achten. Vooral met het oog op de
aanlegplaats der stoomboot bij het Luitje, is het bij slecht
weder voor personen en vrachtgoederen zeer nuttig.
De Commissie verklaart na deze verzekering geen voor
stel tot opruiming van het huisje te willen doen;
5°. of het doel van de afsluiting der boomkweekerij bij
de touwbaan niet even goed bereikt wordt door er eene
haag om te planten, waarop geen onderhoudskosten vallen,
als door de geprojecteerde afsluiting, die f 31,44 kosten zal.
De Voorzitter geeft omtrent [die afsluiting eenige inlich
tingen en zegt, dat Burgem. en Weth. de aanplanting van
eene haag niet wenschelijk achten, omdat de toegang tot
de boomkweekerij dan niet behoorlijk afgesloten zal zijn.
De Commissie zegt, dat zij na deze inlichting omtrent
die zaak geen voorstel zal doen.
H. Ill, Afd. IIArt. -1 wordt daarop verminderd met
14,S35, wegens het niet verwen van het hek aan de
Hoofdpoortstraat.
II. Ill, Afd. II, Art. 2 (Onderhoud van haven- en kanaal-
werken) 7178,62.
De Commissie merkt op, dat voor de uitdieping der
buitenhaven wordt uitgetrokken 900. Vroeger werd voor
eene gelijke uitdieping, die niet geholpen schijnt te hebben,
3000 besteed, weshalve gevraagd wordt van waar
het komt, dat dit werk nu voor zooveel minder kan worden
uitgevoerd.
Dit echter daargelaten, werd betwijfeld of de ontworpen
uitdieping wel doel zal treffen en eene duurzame verbetering
tengevolge hebben kan. Men is huiverig om een wederom
niet onaanzienlijk bedrag van 900 voor dat doel te be
stemmen zonder zekerheid te hebben dat die som goed
besteed en niet andermaal weggeworpen zal zijn. Overal,
doch hier in het bijzonder, zijn halve maatregelen duur en
verkeerd en daarom te ontraden.
Aangezien in de Memorie van Toelichting geen enkel
woord ter aanbeveling of toelichting maar van de voor
genomen uitbaggering aangetroffen wordt, vindt de Commissie
geen vrijheid, althans vooralsnog, die goed te keuren en
stelt zij voor den post van art. 2 met 900 te verminderen.
Verder merkt zij op, dat, wordt die som toch gevoteerd,
deze uitgaaf uit haren aard in elk geval eene buitengewone
is en daarom hier niet op de regte plaats staat.
De Voorzitter deelt tot toelichting, de begrooting van
den Gemeentebouwmeester voor het verdiepen der buiten
haven mede, waaruit blijkt, dat het voorgenomen werk
bestaat in het verdiepen der buitenhaven, beginnende op
1 20 M. afstand ten Oosten van de wachterswoning op het
Westhavenhoofd, over eene lengte van 310 Meter, tot op
1,80 M. beneden gewoon laagwaterpeilmet eene bodems
breedte van 10 M.
Deze diepte blijkt, volgens den Gemeentebouwmeester,
bij ondervinding, voor de scheepvaart voldoende te zijn,
immers wanneer het water geen lageren waterstand van
eenige beteekenis verkrijgt, dan die van het gewone laag
waterpeil.
Op vele plaatsen is de haven over die lengte slechts
1,60 M. diep benedenlaagwater, terwijl de haven overigens
over de geheele lengte eene diepte heeft van 1,70 a 1,80 M.
Door de mindere diepte ondervinden de stoombooten en
de schepen dan ook belemmering in hunne vaart.
De Voorzitter zegt, dat de tegenwoordige toestand
onhoudbaar is en dat de Gemeentebouwmeester en de
Commissie van Fabricage van meening zijn, dat door de
voorgenomen verdieping in de onmiddellijke behoefte zal
worden voorzien en deze voor de haven althans gedurende
eenigen tijd, verbetering zal geven. Duurzaam zal de
verbetering niet zijn, doch dit is het geval met alle
andere werken.
In 1878 nog is de haven tot op 2,50 M. verdiept.
De ondiepte echter wordt nu hoe langer hoe erger,
omdat het water zich daarbij eenigen tijd ophoudt, en de
verondieping in de hand werkt.
Burgem. en Weth., zegt hij verder, zijn van meerling,
dat het werk behoort tot de gewone en niet tot de buiten
gewone werken. Het kan vergeleken worden met het
verwen van een gebouw, dat ook van tijd tot tijd geschiedt.
Hij gelooft niet dat Gedep. Staten het zouden goedkeuren
als het onder de buitengewone werken werd gerangschikt.
De heer Ilouwer zegt, dat de Gemeentebouwmeester en
de Commissie van Fabricage tot hun voorstel zijn gekomen
door de vele klagten over de verondieping. Het voorgenomen
werk is alleen om den thans bestaanden hinder weg te
nemenmen is overtuigd, dat het op den duur niet voldoende
zal helpen, doch men kan de haven niet laten zooals zij nu is.
De Voorzitter zegt, dat sedert 1881 meer stoombooten
in de vaart zijn gekomen, waardoor de verondieping
der geul door het afnemen der kanten schijnt te worden
verergerd; het langzaam varen heeft ook niet genoeg gebaat.
Bij eene groote uitdieping vreest men, dat de dijken te
veel zouden benadeeld worden, doch de deskundigen zijn
het daarover nog niet eens. Burgem. en Weth. zijn nu
huiverig om vooralsnog eene groote uitdieping voor te
stellen, gezwegen nog van de omstandigheid of deze uit
dieping zou moeten gepaard gaan met het dempen van een
deel der Oude Haven en het wegbreken van de tweede
houten brug. Door de nu voorgenomen uitdieping evenwel
zal de haven geschikt worden voor het gewoon verkeer,
niet als het water tot beneden gewoon peil daalt.
De heer van Manen meent met duurzaam niet of het
werk geslachten of eeuwen zal voldoen, maar wel of het voor
een geruinien tijd zal helpen. Spr. is geen deskundige, doch
hij meent dit te moeten betwijfelen en wordt daarin ver
sterkt door hetgeen Burgem. en Weth. ten vorigen jare
omtrent den toestand der haven hebben gezegd. Als men
hem dus niet kan verzekeren, dat de voorziening voor eenige
jaren zal kunnen dienen, kan hij zijne stem aan het voorstel
niet geven.
De vergelijking van het werk met het verwen van een
huis zooals de Yoorzitter heeft gedaan, gaat niet op, het
is een buitengewone verondieping, dus ook een buiten
gewoon werk.
De heer Houwer meent, dat men van den duur der
voorziening niet veel zeggen kan, vooral als men nagaat
de groote verdieping in 1878. Later zijn er weder klagten
gekomen en nu is de toestand, zoo erg, dat er maatregelen
genomen moeten worden, al is men overtuigd dat de ver
ondieping zal terugkomen.
De heer W. A. Ochtman heeft zich in de Commissie
ook tegen het voorgenomen werk verklaard. De grond is
te steenachtig om met gewone baggerwerktuigen te kunnen
baggeren, men zou dus een groote baggermachine moeten
nemen. Hij heeft vernomen, dat de kosten daarvan op
'100 per dag gerekend moeten worden en hij vreest dat
negen dagen voor het werk niet voldoende zullen zijn. Hij
acht het daarom beter in eens eene radicale verdieping te
doen, dan over een paar jaren weder voor hetzelfde feit
te staan, doch dan zou de grond ver genoeg buiten het
havenhoofd moeten worden gebragt, opdat zij niet weder
met den vloed terugkomt, zooals men veronderstelt dat
vroeger het geval was.
De Voorzitter herhaalt, dat het thans slechts de bedoeling-
is, de haven overal op dezelfde diepte te brengen. De
Gemeentebouwmeester meent, dat daartoe geen bagger
molen noodig is. De grond kan worden geborgen bj de
Steenbakkerij. Hoelang die voorziening duren zal, is niet
te zeggen, evenmin als men de oorzaken der verondieping-
met juistheid kan aangeven.
De heer van Manen vraagt, of het niet raadzamer zou
zijn bj zulk een onzekeren toestand geen geld te voteren,
doch Burgem. en Weth. te verzoeken een voorstel te
doen om de haven eene radicale verbetering te doen
ondergaan.
De Voorzitter herinnert, dat de groote verdieping in
1872 duizenden heeft gekost. Burgem. eu Weth. zouden
liever met een groote verdieping wachten totdat de kaai
muren en de brug wat slechter zijn. Hij meent, dat de
verdieping voor het gewoon verkeer zal helpen; ook de
verdieping bj de sluizen heeft geholpen.
De heer Boeije zegt, met het voorstel te zjn medegegaan
juist omdat eene groote uitdieping in het verschiet ligt;
de ondiepte op de aangegeven plaats verhaast de aan
slibbing, laat men die zóó, dan verhaast men ook het
tijdstip voor die groote uitdieping. In 1872 zjn er groote
kosten gemaakt, in 1878- weder en nu is men zes jaar
verder en wil nu eene kleinere uitgaaf doen om de aan
slibbing niet te verhaasten.
Het voorstel der Commissie komt daarna in stemming
en wordt verworpen met 9 stemmen tegen 3, die van de
heeren van Manen, de Looze en W. A. Ochtman.
Het art. wordt daarop onveranderd vastgesteld.
De Voorzitter schorst de vergadering tot des avonds 7 uur.
Snelpersdrukkerij van H. LAKENMAN te Zierikzee.