5°. dat een getal van drie brugwachters, eigenlijk
brugophaaldersnoodig is; dat Burgem. en Weth. zelfs
hadden gedacht aan de aanstelling van een vierdenomdat
de buitenbrug bij hoog water moeilijk op te halen is
hetgeen tegenwoordig dikwijls moet geschieden om de vele
schepen met suikerbieten door te laten. Het loon der
brugophaalders is niet te hoog en men dient personen te
hebben, die in de nabijheid wonen;
6°. dat de opzigter der begraafplaats belast is met
administratieve werkzaamheden, die niet door een grafdelver
verrigt kunnen worden. Vroeger is reeds de betrekking
van ontvanger der begrafenisregten opgeheven, doch de
betrekking van opzigter op te heffen, zou eene -verkeerde
bezuiniging zijn;
7°. dat de bode van het Burgerlijk Armbestuur dezelfde
is als die der Brandweer en dat op zijne belooning geene
bezuiniging zal zijn te maken, daar zij eenigen tijd geleden
op voordragt van de beide colleg'iën is moeten worden
verhoogd. De bode van den Schuttersraad doet dienst bij
dat Collegie, hij moet dagvaarden en stukken beteekenen
en andere werkzaamheden doen. Aan die betrekking is
slechts eene jaarwedde van f i 0 verbonden en zij wordt
bekleed door een tamboer der schutterij.
De Voorzitter zegt ten slotte, dat Burgem. en "Weth.
er steeds op uit zijn om zooveel mogelijk bezuiniging aan
te brengen, waar liet zonder nadeel voor de gemeente kan
geschieden.
De heer van Manen zal de beraadslagingen niet langer
rekken dan noodig is. Hij is den Voorzitter erkentelijk
voor de gegeven antwoorden en voor de pogingen om den
te somberen indruk, welligt door de Commissie teweeg-
gebragtweg te nemendoch hij meent dat de gemaakte
bedenkingen niet voldoende zijn wederlegd.
Wat het prelevement op het batig slot van 1883 betreft,
dit laat zich tot zekere hoogte wel verklaren, doch het
staat toch vast, dat de gemeente later zooveel minder trekt.
Dat het onderhoud der werken alleen gewoonlijk geregeld
wordt naar de beschikbare fondsen en niet naar de behoefte,
gelooft Spr.doch men zal toch moeten toegeven, dat
het wenschelijk is uit te voeren wat noodig is, en nu
moge het waar zijn, dat de kosten in de laatste 20 jaar
afwisselend zijn, doch zeker zijn zij in de laatste vier
jaren gestegen.
Men beweert wel, dat de aankoop van Inschrijving buiten
aanmerking moet worden gelaten, doch de financiën drijven
er toch op. De Commissie zegt niet, dat het Dagelijksch
Bestuur verkeerd heeft gedaan door dien post te brengen
al kan men die niet beleggen, maar daarom zou men toch
kunnen zeggen, dat de begrooting ietwat geflatteerd is.
Dat het aantal schutters thans groot is, verklaart niet
de oorzaak waarom de toelage voor de Schutterij voort
durend grooter moet worden.
Dat het Armbestuur vroeger nog hooger subsidie had,
gelooft Spr. gaarnedoch nu heeft menbij de laatste 3 jaren
vergeleken, eene verhooging van f 1200, waarvoor geen
redenen worden opgegeven.
Wat de achteruitgang van de bezittingen aangaat,
heeft de Commissie alleen gewezen op den post voor op
brengst van tienden, cijnsen en erfpachten.
Ten aanzien der vermindering van inkomsten is door de
Commissie nog gewezen op een paar punten, die door
den Voorzitter niet zijn genoemd, o. a. de vermindering-
van rente op het Grootboek, de schoolgelden van het
gymnasium en de vermindering van de opbrengst der
zelkasch.
Alles wel beschouwd, moet Spr. daarom persisteren bij
de meening der Commissiedat het betrachten van de
meest mogelijke zuinigheid gebiedende pligt is en het
verheugt hem, dat Burgem. en Weth. dit met haar eens is.
Wat het invoeren van bezuinigingen betreft, verschilt
Spr. in gevoelen met den Voorzitter, dat vermindering
van personeel tot verwarring leidt. Vermindering van
personeel, gepaard met verhooging van bezoldiging, zooals
bij het Rijk geschiedt, leidt tot verbetering van werk.
Overigens zal hij die bezuinigingen niet bespreken.
Alleen moet Spr. nog opmerken, dat de Voorzitter
spreekt van de aanstelling van een vierden brugophaalder,
doch vroeger is gezegd, dat de verbetering van het wind
werk der buitenbrug de aanstelling van een vierden brug
ophaalder onnoodig zou maken.
De Voorzitter zegt ten opzigte van het renteverlies, dat
dit een gevolg is van verkoop van kapitaal voor verschil
lende belangrijke werken, n.l. de demping der Oude Haven,
het uitdiepen der Nieuwe Haven, de stichting der Hoogere
Burgerschool, der nieuwe Tusschenschool, de verbouwing
der Meisjesschool en de stichting der school in de Nieuwe
Boogerdstraat.
De heer Boeije geeft daarop te kennendat de voorname
reden, waarom het nieuwe toestel aan de buitenbrug is
aangebragt, is geweest in het belang dier brug en niet
om de aanstelling van een nieuwen brugophaalder te
coupeeren.
De heer Houwer zegt, dat vroeger is medegedeeld, dat
het nieuwe toestel noodig was om het doorlaten van zee
schepen gemakkelijk te maken zonder vermeerdering van
personeel, daar het doorlaten van die schepen alleen bij hoog
water geschiedde en het ophalen dan moeilijker valt. In
den laatsten tijd echter gebeurt het veel, dat bij hoog
water schepen met suikerbiet moeten worden doorgelaten,
waardoor de bezigheid der brugophaalders zeer is ver
meerderd.
Niemand meer het woord vragendeworden de algemeene
beraadslagingen door den Voorzitter gesloten en wordt
overgegaan tot de behandeling der verschillende artikelen.
De opmerkingen door de Commissie gemaakt, worden
vermeld bij de artikelen waartoe zij betrekking hebben.
De volgende posten zijn gewijzigd of hebben aanleiding-
gegeven tot bespreking, in 't kort hier vermeld.
UITGAVEN.
II. I, Afd. II, Art. 0 (Kosten van schrijfloonen en be
hoeften) f 150.
De Commissie stelt voor, dit art. te brengen op f 100.
Daar in 1882 daarop 94,40 is uitgegeven, komt haar
100 ruim genoeg voor.
Met de toelichting van den Voorzitter van hetgeen op
dezen post gewoonlijk wordt uitgegeven en de verzekering,
dat te dien opzigte de meest mogelijke zuinigheid zal
worden betracht, stelt de Commissie zich tevreden en ziet
zij van haar voorstel af.
De post wordt onveranderd vastgesteld.
II. JI, Afd. II, Art. 7 (Kosten van boek-, druk- en
bindwerken) 950.
Ter bevordering van de meest mogelijke spaarzaamheid
stelt de commissie voor, dit artikel op 900 te brengen,
eene som die haar alleszins voldoende voorkomt.
Gaarne zou de Commissie vernemen waarom de gemeente
verslagen over 1881 en '1882 nog niet verschenen zijn.
De Voorzitter licht dezen post nader toe. De raming is
geschied naar het resultaat van verschillende jarenin het
eene jaar is meer drukwerk dan in het andere en de uitgaaf
hangt ook af van de aanneming van het gemeenteblad.
Het is goed de raming eenigszins ruim te nemen om af-
en overschrijving te voorkomen.
De Commissie trekt haar voorstel in, waarna de post
onveranderd wordt vastgesteld.
De Voorzitter deelt nog mede, dat het verslag over 1881
geheel en dat over 1882 gedeeltelijk is afgedrukt en dat
beide verslagen tegelijk aan de leden zullen worden ver
zonden.
H. I, Afd. II, Art. 13. (Kosten van het archief) f 50.
De Commissie stelt voor, dien post op f 30 te brengen.
De Voorzitter zegt, dat Burgem. en "Weth. het uitgetrokken
bedrag wenschen te behouden. Uit dien post worden ook
de uitgaven bestreden als er aankoop van boeken of
manuscripten, belangrijk voor het archief, plaats heeft.
Ook moeten er in 1885 enkele herstellingen aan het
archief geschieden.
De Commissie stelt zich met deze inlichtingen tevreden.
Het art. blijft onveranderd.
H. II, Afd. II, Art. 4 (Administratiekosten der plaat
selijke belastingen) f 70.
De Commissie verzoekt ingelicht te wordenwaaraan die
kosten besteed worden en waarom zij f 20 hooger zijn
dan de uitgaaf in 1883 daarvoor gedaan.
De Voorzitter zegt, dat tot grondslag der raming zijn
genomen de uitkomsten van 1882 en 1883 en dat, te
oordeelen naar de behoeften, men niet minder dan 70
durft ramen. Uit dit artikel worden o. a. bestreden, de
justeerloonen der gewigten, de kosten van manden voor
de vischmarkt, de aanslagbiljetten van den hoofdelijken
omslag, de schrijfbehoeften van den Gemeente-Ontvanger,
de registers van bruggeldenhavengelden en waaggelden
die van openbare vermakelijkheden enz.
Het art. wordt onveranderd vastgesteld.
II. Ill, Afd. I, Art. 2 (Jaarwedde van den klokkenist
en klokluider) f 200.
De Commissie zou gaarne vernemen welke diensten dooi
den titularis der gemeente gepraesteerd worden voor de
jaarwedde van f 200.
De Voorzitter deelt mede, dat de klokkenist verpligt is
het carillon in orde te houden, dit eenmaal 's weeks en
bovendien bij feestelijke gelegenheden te bespelen en er
van tijd tot tijd eene nieuwe melodie op te zetten. Als
het op tijd niet wordt bespeeld, is dit tengevolge van een
bevel of eene vergunning van het Dagelijksch Bestuur.
Meermalen wordt bevel gegeven om niet te spelen als er
ernstige zieken in de buurt van de klok zijnde vergun
ning om het bespelen na te laten wordt vooral bij guur
weder in den winter verleend, omdat de zitplaats voor het
bespelen van het carillon zeer onherbergzaam is.
Het woord «klokluider", dat in de begrooting achter
klokkenist voorkomt, is blijven staan, omdat het zoo in
de model-begrooting staat, doch de klokkenist is geen
klokluider.
De Commissie zegt dank voor deze inlichtingen.
II. Ill, Afd. I, Art. 5 (Jaarwedde van den Haven
meester) f 150.
De Commissie zegt, dat van verschillende kanten klagten
rezen over de wijze waarop de Havenmeester zijne bediening
waarneemt. Zij wenscht te weten of er geen termen ge
vonden zijn om hem door een ander te doen vervangen.
De Voorzitter deelt mede, dat er somtijds wel klagten
tegen den Havenmeester zijn ingebrag-t, doch dat sommigen
daarvan geheel ongegrond zijn bevonden en dat Burgem.
en Weth. dan ook geen voorstel kunnen of mogen doen
tot ontslag.
De heer van Manen zegt, dat de Commissie zich hier
over verheugt.
II. Ill, Afd. II, Art. 1 (Onderhoud van de openbare
gebouwen enz.) f 3581,61.
De Commissie vraagt
1 of op de gemeente de verpligting rust om de Luther-
sche kerk te verwen, waarvoor uitgetrokken wordt ƒ33,30.
De Voorzitter antwoordt, dat het onderhoud van het
uitwendige van de Luthersche kerk, reeds volgens een
contract van 1754, op de gemeente rust. In 1815 is dit
contract weder vernieuwd. Als de kerk niet meer noodig
is, komt zij volgens die overeenkomst aan de gemeente.
De Commissie zegt dank voor deze inlichting;
2°. of het verwen der poortdeurenwaarvoor f 24
wordt bestemdniet kan worden nagelatenalthans uit
gesteld.
De Voorzitter zegt, dat er een paar jaren geleden van
opruiming dier deuren sprake geweest is, doch dat de
Raad toen besloten heeft de deuren te behouden. Daar zij