houdende den titel der afgekondigde verordening en den
dag der afkondiging; en
2°. eene door Burgem. en "VVeth. onderteekende ver
klaring, dat en wanneer de afkondiging op de wijze bij
art. '1 bepaaldheeft plaats gehadbinnen tweemaal 24
uur na de aanplakking te vermelden in een daartoe inge-
rigtter secretarie berustenddoorloopend register.
De heer Schneiders, lid der Commissie van onderzoek,
meent bij nader inzien, dat het soms tot moeijelijkheden
aanleiding zou kunnen geven als men bepaalt, dat de
bekendmakingen van gedane afkondiging zullen worden
geplaatst in het eerste na de aanplakking verschijnende
nommer van den Nieuwsbode; het geval kon zich voordoen,
dat eerst na den middag werd afgekondigd _en er geen tijd
overbleef om de bekendmaking in dat blad op te nemen.
Hij stelt daarom voor, dat de opneming zal worden gedaan
in het tweede na de aanplakking verschijnende nommer.
De Voorzitter zegt, dat Burgem. en Weth. geen bezwaar
hebben tegen de door de Commissie eerst voorgestelde
wijziging, doch wel tegen de tweede. De aanplakking ge
schiedt niet door Burgem. en Weth. zelf en nu is het
rationeel dat hij, die de aanplakking doet, daarvan eene
verklaring opmaakt. Als zulk eene verklaring nog door
Burgem. en Weth. in een register moet worden geschreven,
dan geschiedt zij dubbel, want de bekendmaking, die zij
doen en die in het archief blijft berustenvermeldt hetzelfde.
Zij moeten er dan ook op aandringendat de Baad de
door de Commissie voorgestelde wijziging niet zal aan
nemen en stellen voor art. 2 te lezen als volgt:
«Van de afkondiging zal blijken door:
»1°. eene verklaring, welke de ambtenaar, door Burgem.
en Weth. met de aanplakking belast, onmiddellijk nadat
hij de aanplakking heeft verrigt, in een doorloopend, ter
secretarie berustend, register inschrijft en onderteekent;"
ï2°. eene door Burgem. en Weth. opgemaakte in het
eerste na de aanplakking verschijnende nummer van den
Zierikzeesehen Nieuwsbode geplaatste bekendmaking, inhou
dende den titel der afgekondigde verordening en den dag
der afkondiging."
De heer van Manen verklaart, naar aanleiding van
hetgeen de heer Schneiders heeft gezegd, dat hij niet kan
veronderstellen dat de afkondigingen zoo laat op den dag
zullen geschieden dat zij niet meer in den Nieuwsbode
kunnen worden opgenomen; evenwel zou dit toch kunnen
gebeuren en om aan dit bezwaar tegemoet te komen,
wenseht liij in het voorstel der Commissie in plaats van
de woorden >ma de aanplakking" te lezen )>na den dag
der aanplakking."
Spr. is door hetgeen de Voorzitter heeft gezegd niet
overtuigd. Men verlieze toch niet uit het oog, dat het
ongerijmd is dat een College, waar het belast is met de
afkondiging, van het volvoeren zijner taak zal doen blijken
door de verklaring van een ondergeschikt ambtenaar. De
taak is aan Burgem. en Weth. opgedragen en zij zelf
moeten van het volvoeren daarvan doen blijken, anders
zou men nog verder kunnen gaan en de bekendmaking
eveneens kunnen doen uitgaan van dengene, die de aan
plakking doet. Spr. licht deze argumenten nog nader toe.
De heer Zuurdeeg verlaat de vergadering.
De Voorzitter geeft toe, dat Burgem. en Weth. met de
afkondiging belast zijn en die niet aan anderen mogen
overdragen, doch zij moeten de aanplakking toch niet zelf
doen en nu willen zij van het feit der aanplakking doen
blijken door eene verklaring, onderteekend door den beambte
die die aanplakking heeft gedaan; dat is dan het bewijs
dat zij werkelijk is geschied.
Burgem. en Weth. hebben die bepaling voorgesteld in
navolging van de verordening van Amsterdamomdat zij
die zeer geschikt vonden en omdat zij meenden daardoor
een voldoend bewijs van de aanplakking te verkrijgen.
Het is toch niet doenlijk, dat zij telkens en college bij de
aanplakking tegenwoordig zijn.
De heer Boeije is het ook eens met den heer van Manen
dat het Dagelijksch Bestuur met de afkondiging is belast
en die taak niet op een ander kan overdragendoch dit
is ook de bedoeling niet. Burgem. en Weth. doen de
afkondiging en naast hunne verklaring daarvanzijnde de
bekendmaking in do courant, willen zij eene verklaring
van den persoondie de aanplakking heeft gedaan. Hier
tegen kan zijns inziens toch wel geen bezwaar bestaan.
De heer van Manen zegt, dat Burgem. en Weth. wen-
schen te doen blijken van de aanplakking, doch waarom
willen zij dit doen op de verklaring van een ondergeschikt
ambtenaar? Als men er waarde aan hecht, het bewijs van
de aanplakking te bezittendan gaat het niet aan dit
middel te gebruiken en als men er geen waarde aan hecht
kan men de bepaling wel schrappen.
Het amendement dor Commissie, in stemming gebragt,
wordt daarna aangenomen met 6 stemmen tegen 3.
Tegen stemden de heeren Boeijede Crane en Houwer.
Het amendement van Burgem. en Weth. is daardoor
vervallen.
Art. 3 luidt: De verordeningen worden met de verkla
ring der gedane afkondiging in het gemeenteblad opgenomen.
De Commissie merkt op, dat de opneming in het gemeente
blad niet is een middel van afkondiging, daar het anders
in art. 1 had moeten zijn opgenomen. Tegen de opneming
der afkondigingen in dat blad heeft zij geen bezwaar,
doch zij meent, dat de bepaling niet in deze verordening
tehuis behoort en stelt daarom voor, het artikel te doen
vervallen.
De Voorzitter zegt, dat Burgem. en Weth. het wenschelijk
achten, het artikel te behouden. De verordeningen worden
steeds in het gemeenteblad opgenomener kan dus geen
bezwaar tegen de bepaling zijn; het is bovendien een
waarborg, dat de opneming werkelijk zal geschieden.
Nadat de heer van Manen het voorstel der Commissie
cn de heer Boeije dat van Burgem. en Weth. nog nader
had verdedigdwordt het voorstel van de Commissie ver
worpen met 7 stemmen tegen 2die van de heeren
Schneiders en van Manen.
Art. 3 blijft onveranderd.
Art. 4, bepalende dat Burgem. en Weth., als zij het
noodig achten, door andere dan de in art. 1 genoemde
middelen de verordeningen ter openbare kennis kunnen
brengenwordt door het Dagelijksch Bestuur ingetrokken.
Art. 5thans art, 4 gewordenhoudende intrekking
der vroegere verordening op de afkondiging, wordt aan
genomen met algemeene stemmen.
De verordening in haar geheel wordt eveneens met
algemeene stemmen aangenomen.
Op voorstel van Burgem. en Weth. wordt besloten, af
te schrijven van IT. X, Art. 1 (Onv. Uitg.) begrooting 1884
en over te schrijven op
a. II. IIAfd. IIArt. 1 (Aandeel der gemeente in
de verevende uitgaven voor kwade posten op de grond
en personele belasting, voor zooveel de gemeente-opcenten
betreft) f 45,825
b. IT. IIAfd. IIArt. 2 (Aandeel der gemeente in
de verevende uitgaven voor kwade posten op de personele
belasting, voor zooveel betreft de uitkeering door het Bijk
der "/s gedeelten van de opbrengst dier belasting) f 85,77.
De heer de Looze brengt namens de daartoe benoemde
Commissie verslag uit van haar onderzoek omtrent de
rekening der dienstdoende schutterij over 1883.
Het advies strekt tot goedkeuring dier rekening zooals
zij is ingediend, in ontvang opf 1023,
in uitgaaf op1011,
met een goed slot vanf 12,
Dienovereenkomstig wordt besloten.
Na omvraag sluit de Voorzitter de vergadering.
Snelpersdrukkerij van H. LAIIENMAN te Zierikzee.