Buitenland.
liet perron staan, en bracht hem onder 't oog, dat
hij met dien trein mede had moeten gaan, waarop
het boertje antwoordde: »nee, nee, meneer, ge hebt
gezegd ik moest met den trein van tienen en dit
was die van zeven, ik heb ze goed geteld".
Naar aanleiding der laatste berichten uit Atjeh,
die melding maken van een verraderlijken aanval op
een officier en zijne manschappen, door een naar zij
dachten bevriend hoofd en zijne volgelingen, schrijft
een der lezers van het Hbl. het volgende:
»Zulke voorvallen hebben vaak plaats gehad, ook
nog kort geleden met de roeiers, die een hoofd en
zijne volgelingen aan boord moesten brengen, en bijna
allen vermoord werden. Dat overdenkende, kwam bij
mij de vraag op, zijn die manschappen wel voorzien
geweest van revolver-pistolen? Me dunkt, hadden ze
die gehad, dan hadden die droevige gebeurtenissen
anders kunnen afloopenik moet dus denken, dat die
wapens niet in hun bezit waren. En toch -meen ik,
dat in een oorlog, als in Atjeh gevoerd wordt, ieder
militair daarvan voorzien moest zijn. Het zou hun
meer vertrouwen geven in zich zeiven, als zij in een
holster aan hun zijde steeds een wapen hadden, dat
zij elk oogenblik kunnen gebruiken. Bij dusdanige
aanvallen, als het man tegen man is, wat dienst
geeft dan het geweer? Dat kan later dienst doen als
het pistool zijn dienst heeft gedaan, en de vijand wat
verder verwijderd is.
»Dat de revolver bij zulk een oorlog uitmuntende
diensten kan bewijzen, is indertijd ruimschoots bewezen
in den strijd van de Amerikanen tegen Mexico, vooral
door het vertrouwen, dat het geeft aan de manschappen.
»De Atjehers zijn nu eenmaal een volk, dat hoege
naamd niet te vertrouwen is: de vele jaren van re-
geeringloosheid hebben daartoe veel bijgedragen, ter
wijl de zucht tot rooven hun aangeboren schijnt te zijn.
«Hoeveel jarèn heeft het niet geduurd, dat ze de
onder onze bescherming staande eilanden, bij Sumatra
gelegen, afliepen en menschen en vee roofden of ver-
moorden? Meermalen hebben ze daarvoor tuchtiging
ontvangen door onze oorlogsschepen doch wat hielp
het? zoodat het wel op een oorlog met hen moest
uitloopen, wilden we ons prestige bewaren.
«Maar nu we met de verraderlijke en roofzuchtige
inborst der Atjehers bekend zijn, wapene men de
militairen zoodanig, dat zij voorbereid kunnen zijn
tegen zulke vijanden."
Ongelukken, SSampen, Misdaden, enz.
Uit Krakau wordt bericht: Toen de trein van
Sosnovice den lOen te Kattovitz aankwam, hoorde
men in een waggon 3e klasse een schot. De conduc
teurs schoten toe en vonden een jongmensch badende
in zijn bloed. Men bracht hem naar het hospitaal,
waar men er in slaagde hem bij te brengen. Hij
verklaarde, dat hij door nihilisten was gezonden om
een aanslag te plegen, dat hem de moed was ont
zonken en dat hij zich van het leven had willen
berooven, om aan de wraak zijner partij verwanten te
ontkomen.
Te Oran ging zekere Vialar na een lievigen twist
met zijn vrouw, te bed liggen, dat hij vooraf met
petroleum had besmeerd. Daarna stak hij het bed in
brand. Men vond zijn verkoold lijk.
Te Fourmies, in het Fransche departement Avesnes,
is bijna het geheele gezin van zekeren Ilardy, opzichter
over de straatwerkers aldaar, ten gevolge van het
gebruik van giftige paddenstoelen overleden. Zaterdag
avond 30 Aug. stierf een jong meisje van 9 jaren,
Zondagochtend haar zusje van 7 en Maandag de moeder.
Hardy zelf en een dochtertje van 12 jaren zijn zwaar
ziek geweest, maar nu buiten gevaar. De vader van
Ilardy, een kenner der bedoelde planten, had zijn zoon
voor verschillende soorten gewaarschuwd, maar deze
had niet naar hem geluisterd.
Zaterdagavond ontstond in den Duitschen Schouwburg
te Praag, waar de Dame aux Camélias werd opge
voerd, een paniek. Door de al te realistische voorstelling
van de sterf-scène in het laatste bedrijf viel een vrouw,
op de hoogste gaanderij gezeten, in onmacht, en toen
een brandweerman met water kwam om de bewuste-
looze weder bij haar kennis te brengen meende men,
dat er brand was. Daarop volgde een algemeene vlucht,
met achterlating van hoed, mantel enz. Verscheidene
dames vielen van schrik ook in onmacht. De voor
stelling kon niet geëindigd worden. De régisseur, de
administrateur en het geheele personeel, verschenen
op het tooneel om het publiek gerust te stellen, doch
alles was te vergeefs.
Een treurig ongeval had dezer dagen te Tralee
plaats bij gelegenheid van het bezoek van den onder
koning van Ierland, lord Spencer, aan die plaats. De
aannemers der uitgestrekte havenwerken hadden in
vereeniging met de voornaamste ingezetenen besloten
Zijne Excellentie bij aankomst met saluutschoten te
verwelkomen, ten einde de zwarte en beleedigende
vlaggen der nationalisten in de schaduw te stellen.
Daar geen geschut voorhanden was, zouden dertien
hoopen kruit tegelijk ontbrand worden bij aankomst
van den trein, waarin de onderkoning was gezeten.
Een hoop kruit wilde niet ontbranden en toen een
jongmensch, onder wiens toezicht de saluutschoten
plaats vonden, voorover bukte om te zien wat er aan
haperde, volgde eensklaps de ontploffing, waardoor de
ongelukkige geheel verminkt werd. Den volgenden dag
overleed hij.
Volgens ontvangen telegram bij de Royal Mail
Company is het stoomschip «Dart" in den nacht van
11 dezer bij het eiland St. Sebastian totaal verongelukt;
al de opvarenden zijn gered.
De Groninger hoogleeraar P. C. Plugge, die onlangs
het geneeskundig congres te Kopenhage bijwoonde en
vervolgens_ eene reis door Noorwegen deed, heeft onder
weg zijn been gebroken en wordt thans te Christiania
verpleegd.
Naar wordt gemeld, heeft het te Ymuiden binnen
komende Nederlandsche stoomschip «Rhenania" in den
nacht van Zaterdag op Zondag j.l. een Urker visschers-
schuit in den grond gevaren, waarbij een 14-jarige
zoon van den schipper verdronken moet zijn.
Op den Theiss te Varos Nameny is een vlot, waar
mede een groot aantal Russische pelgrims naar de
overzijde gebracht werden, gezonken, doordat zij te
zwaar belast was. Twintig menschen moeten verdronken
zijn. Een gerechtelijk onderzoek is ingesteld.
In Winterswijk worden door het groote aantal rupsen
bijna alle te veld staande vruchten geheel afgevreten.
De plaag is daar onrustbarend.
Belgie.
De zitting van den gemeenteraad van Brussel,
waarin de manifestatie van 7 September en hare
betreurenswaardige gevolgen zouden besproken worden,
had Maandag een, groote menigte in de stad Brussel
op de been gebracht en onmiddellijk na het openen
van de deuren der raadszaal waren alle plaatsen,
voor het publiek bestemd, ingenomen, en hielden zich
honderden personen op de binnenplaats van het stad
huis op.
De burgemeester gaf een uitvoerig overzicht van
alle stukken, met de ministers en den gouverneur
gewisseld, en van alle maatregelen ten opzichte van
de manifestation genomen. Hij trachtte voornamelijk
uit die stukken te bewijzen, dat de bedoelde maat
regelen, vooral die op 7 Sept., zoo volledig waren als
maar eenigszins mogelijk was, om de orde te hand
haven. Hij aarzelde echter niet te erkennen, dat de
wanordelijkheden op 7 Sept. betreurenswaardig moesten
genoemd worden; doch de verantwoordelijkheid rustte
niet enkel op de bevolking en de politie der hoofdstad.
De houding der clericalen, die aan den optocht deel
namen, verontwaardigde de bevolking; vele der op
schriften op de vaandels waren beleedigend. De clericale
pers belasterde de liberalen, terwijl de liberale bladen
tot kalmte aanmaanden. «Waren de genomen voor
zorgsmaatregelen ontoereikend geweest", aldus ging
de burgemeester voort, «dan zou mij niets anders zijn
overgebleven dan de manifestatiën te verbieden. Geen
enkele maatregel ware bij machte geweest, om de
algemeene, plotselinge opwelling van het gevoel der
bevolking te beteugelen. De tusschenkomst der troepen
zou daarin geene verandering hoegenaamd gebracht
hebben, en het doet mij genoegen daartoe niet te zijn
overgegaan. Ik ben bescherming verschuldigd aan al
mijne mede-ingezetenen, maar daarom behoef ik van
mijne eigene opiniën geen afstand te doen. Ondanks
alle kuiperijen zal ik de gemeentelijke rechten weten
te doen eerbiedigen." Ten slotte kwam hij nadrukkelijk
op tegen de onwaardige verwijten, tegen de burger
wacht gericht.
Herhaaldelijk was het voorlezen van het rapport
afgebroken door de uitbundigste toejuichingen, die den
burgemeester van de zijde van het publiek ten deel
vielen, zoodat de burgemeester zelfs verplicht was tot
stilte aan te manen.
Door verschillende gemeenteraadsleden werd het
woord gevoerd om te betoogen, dat de burgemeester,
de burgerwacht en de politie bij de wanordelijkheden
hun plicht hadden gedaan, aan wie met algemeene
stemmen dank werd gebracht.
Bij het verlaten van het stadhuis werd den burge
meester een warme ovatie gebracht. Ook des avonds
heeft het den heer Buis aan bijvalsbetuigingen niet
ontbroken. In de Wauxhall zou des avonds een concert
plaats hebben ter eere van den heer Buis, waarvoor
hij de uitnoodiging reeds had aangenomen. Op den
I dag zag hij echter van zijn voornemen af, daar hij
gehoord had van een manifestatie der clericalen en
daar hij niet wilde, dat zijne tegenwoordigheid aan
leiding zou geven tot een conflict, schreef hij aan den
president der concertgevende vereeniging, dat hij niet
zou komen. Hierover waren zijne politieke vrienden
niet tevreden en wetende, dat hij bij den heer Olin,
oud-minister van openbare werken, dineerde, begaf
men zich per rijtuig naar het hotel van den oud
minister en ondanks zijne verontschuldigingen moest
de heer Buis instijgen. Dat het verder niet aan ovaties
heeft ontbroken, behoeft niet gezegd te worden.
Woensdag heeft de Koning een delegatie van 15
burgemeesters, waaronder ook de heer Buis, ontvangen,
tot overhandiging van het compromis der gemeenten.
De audiëntie, door koning Leopold aan een deputatie
van het Verbond der Gemeenten toegezegd, heeft
Woensdagmorgen plaatsgehad. Deze deputatie, bestaande
uit 16 burgemeesters, met de burgemeesters van
Brussel en Antwerpen aan het hoofd, kwam om tien
uur op het raadhuis te Brussel bijeen, vanwaar zij
in vijf rijtuigen, door liet gemeentebestuur van Brussel
beschikbaar gesteld, en gevolgd door een groote menigte,
die hoofdzakelijk den heer Buis herhaalde ovaties bracht,
naar het koninklijk paleis reed. Onmiddellijk tot den
koning toegelaten, overhandigde de heer Buis den
tekst van het compromis, den 9 Augustus op het
stadhuis geteekend, benevens het proces-verbaal van
de laatste gemeenteraadszitting en hield hierbij tot
den koning een rede, waarin hij zeide het woord te
voeren in naam van de vertegenwoordigers van 820
gemeenten, te zamen met een hevolking van 2,732,659
zielen, om eerbiedig aan Z. M. de wenschen over te
brengen van alle groote steden des lands, van alle
groote centra van bevolking, waar het intellectuëele
leven het krachtigst ontwikkeld is, waar wetenschap
pen, kunsten en letteren bloeien, waar de handel de
meeste welvaart verspreidt en de nijverheid het meest
ontwikkeld is.
Op deze redevoering antwoordde de koning het
volgende
«Ik beschouw uw petitie als de uitdrukking der
wenschen van een groot aantal burgers, maar doe u
opmerken, dat mij ook verscheidene verzoekschriften
in tegengestelden zin werden aangeboden. Tegenover
deze zoo uiteenloopende meeningen moet ik mij dus
nederleggen bij den wil van het volk, zooals die zijn
uitdrukking vindt in de tegenwoordige samenstelling
der vertegenwoordiging.
«Gij waart zeker te welwillend, waar gij mijne
wijsheid preest, maar gaarne neem ik aan, wat gij
zeidet over mijne nauwgezette naleving der plichten,
die aan de constitutioneele souvereiniteit zijn ver
bonden. Ik zal steeds getrouw blijven aan mijn eed
en zal bij voortduring trachten den geleidelijken gang
van zaken, zooals die zich voordoen in het parlemen
taire stelsel, te verzekeren. Nooit zal ik onderscheid
maken tusschen Belgen. Ik zal doen voor den een
wat ik deed voor den ander en wensch thans dezelfde
gedragslijn te volgen als ik deed in 1879, n.l. mijn
prerogatief aan te wenden in den geest, die in de
grondwet is neergelegd.
«Ik dien België, onze twee groote partijen en de
edele zaak der vrijheid, die ik met hart en ziel ben
toegedaan. Ik dank de heeren burgemeesters voor hun
gevoelen jegens mijn persoon uitgesproken."
Na dit antwoord, waaruit duidelijk blijkt dat de
koning de wet zal teekenen, zooals vooraf reeds te
begrijpen was, onderhield de koning zich met ver
schillende leden der deputatie, die hem niet verbloemden,
dat de toepassing der wet hun een ramp toescheen.
De burgemeester van Luik zeidë ronduit, dat de
financiëele queastie de geringste was, daar te Luik
steeds mannen te vinden zouden zijn, die ziph geldelijke
opofferingen zouden willen getroosten, doch dat het
ergerlijke karakter der wet was, dat zij toelaat, dat
vreemde onderwijzers in de school komen, terwijl men
de gediplomeerde Belgische onderwijzers er uitjaagt.
Op uitdrukkelijk verzoek van den heer Lippens,
burgemeester van Gent, heeft de koning beloofd nog
eenige dagen met de afkondiging der wet-te zullen
wachten.
Op den terugtocht naar het stadhuis werd de
deputatie weder door een talrijke menigte begeleid en
toen een der toeschouwers den moed had de deputatie
te beleedigen, werd hij te midden van de bedreigingen
van de zijde der bevolking door de politie in verzekerde
bewaring genomen.
Spoedig was in de stad bekend, dat de koning de
wet zou bekrachtigen, welk bericht een algemeene
verslagenheid teweegbracht.
Den 2 October zullen de burgemeesters weder te
Brussel bijeenkomen.
I_> ui t s cli 1 a. n d
Te Berlijn is Maandag een deputatie van Engelsche
arbeiders uit verschillende vakken aangekomen, om
opheffing van premiën op den uitvoer van suiker en
terzijdestelling betreffende de internationale overeen
komst van suikerbelasting te bewerken. De prijs der
suiker is door de uitvöerpremie dikwijls lager dan