Z1ËR1KZEËSCHE COURANT.
voor het arrondis- sernent Xierikzee.
1884. No. 59. Zaterdag 2 Augustus. 87ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
Deze Courant verschijnt DINSDAG- en VRIJ DAG-A VOND
uitgezonderd op FEESTDAGEN.
Prijs per drie maanden ƒ1,Franco per post ƒ1,
Afzonderlijke nommers 5 Cent, met Bijblad 10 Cent.
PRIJS DER ADVERTENTIE N:
Per gewone regel '10 Cent. H u w e 1 ij k s -Geboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 Cent.
Dienstaanbiedingen van 1-5 regels, mits contant betaald, 25 Ct.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag' voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKENMAN.
Bij deze Courant behoort een Bijvoegsel.
Binnenland.
ZIERIKZEE, 1 Augustus 1 88 4.
Een ongelooflijk sprookje weet de vindingrijke Haag-
sche Correspondent der N. Gr. Ct. te verhalen. Den
dag na 's Konings terugkeer uit het buitenland, moet
een van Zr. Ms. trouwste dienaren, de kamerdienaar
G., op staanden voet weggejaagd zijn, omdat hij zich
verstout had dreigend met gebalde vuisten voor Zr. Ms.
bed te verschijnen. Ieder is overtuigd, dat Z. M. ge
droomd heeft, maar niemand durft het den Koning
te zeggen, en de kamerdienaar, die rustig lei te slapen
toen men hem kwam zeggen dat hij weggejaagd werd,
wordt het slachtoffer van een Koningsdroom.
Iemand te Amsterdam, die veel haast scheen te
hebben, wilde spoedig van de Westerkade naar de
Lijnbaansgracht komen. Daar er echter op dat punt
ongelukkigerwijze geen brug te vinden was, nam hij
het kloekmoedige, doch wel eenigszins roekelooze be
sluit, de gracht over te zwemmen, welk plan hij vlug
en netjes ten uitvoer bracht. Met een nat pak en
onder het gelach der omstanders ging hij daarna heel
bedaard verder.
Men verneemt uit goede bron, dat er gegrond ver
moeden bestaat, dat de gebroeders Tobias zich in
Buenos Ayres (Argent. Republiek) zouden ophouden;
naar wij meenen bestaat er tusschen Nederland en
genoemde republiek geen uitleveringsverdrag, zoodat
thans hun arrestatie onmogelijk zou zijn gemaakt.
Quitantiën voor bedragen van meer dan 10 op
gezegelde declaratiën moeten voorloopig tot nader
order vóór de voldaanteekening van plakzegel voorzien
worden. Wordt in eene ten behoeve van verschillende
personen opgemaakte declaratie ieders aandeel afzon
derlijk aangewezen, dan is het quitantie-zegel ver
schuldigd voor elk zoodanig aandeel dat meer dan
10 bedraagt.
Bij de fortoefeningen rondom Asperen, werden ook
krijgsgevangenen gemaakt. Een korporaal viel dit lot
bijna ten deel. Yan vijanden omringd, werd hem gezegd,
dat hij een gevangen man was. Dit was geheel in
overeenstemming met de vastgestelde regelen. Onze
krijgsman had echter niet den minsten lust om in
handen des vijands te vallen. Met de noodige of
liever onnoodige soldatentermen roept hij uit:
»Wat? mij overgeven? dat nooit!" Vlug springt hij
den Lingendijk af, werpt zich in de rivier en zwemt
naar de overzijde.
De 65jarige emer. predikant J. J. L., onlangs op
het plegen van onzedelijke handelingen in het Vondels
park te Amsterdam door de opzichters Goossens en
Van Leeuwen betrapt, heeft zich sedert drie dagen
uit de voeten gemaakt. Heeft zoo iemand daar dan
gelegenheid toe?
De heer A. Van Stolk Jz., lid van het bestuur der
Rotterdamsche Diergaarde, heeft aan die inrichting
ten geschenke gegeven een jong leeuwtje en drie jonge
leeuwinnen, aangekocht van »Artis" te Amsterdam.
Zij zijn daar geboren en nu ongeveer 14 maanden oud.
In de guano-fabriek van den heer M. II. Salomonson
te Kralingscheveer is het den arbeiders verboden, on
gekookt Maaswater te drinkente allen tijde is in de
fabriek eene voldoende hoeveelheid koude thee aan
wezig, die door de werklieden gaarne gedronken wordt.
Naar aanleiding van de verwijten, die de heer
Jorissen tegen de regeering van den Transvaal inbrengt,
schrijft het Handelsblad net volgende: »Nu de heer
Jorissen nog niet schijnt te weten welke grieven men
tegen hem heeft en zij, die den staat van zaken niet
kennen, op een dwaalspoor zouden kunnen worden
gebracht, kan het zijn nut hebben het volgende aan
te teekenenWat het vroegere betreft, had men o. a.
den heer Jorissen zeer euvel genomen, dat hij her
haaldelijk op verlof van afwezigheid aandrong op zeer
ongelegen tijdstippen, o. a. 1°. toen het land in een
uitputtenden oorlog was, die alle beschikbare krachten
eischte, op tijden, dat een enkele misslag op het punt
van volkenrecht voor Engeland een voorwendsel tot
interventie zou opleveren. Dit groote gevaar werd toen
alleen afgewend, doordien men de welwillende adviezen
krijgen kon van den hoofdrechter2°. toen destaats-
president zijn ambtseed moest afleggen en de hulp
van den staatsprocureur volstrekt behoefde; 3°. toen
de regeering volgens opdracht van de wetgeving ver
schillende wetsontwerpen, b.v. over den krijgsdienst,
moest voorleggen en verdedigen; 4°. toen de wetgeving
zelve voorlichting behoefde op allerbelangrijkste concept-
wetten, die haar onvolledig werden voorgelegd. Deze
grieven, om van andere, nog ernstigere, nu niet te
gewagen, bestonden reeds, toen de heer Jorissen op
zeer aanhoudend dringen nogmaals verlof kreeg voor
een buitenlandsche reis. Dit was eenvoudig een verlof;
maar desniettemin moest de president herhaaldelijk
in den volksraad verklaren, dat de heer Jorissen geen
opdracht of instructie hoegenaamd had van de regee
ring en bloot op verlof afwezig was. De aanleiding
tot die verklaringen gaf de heer Jorissen zelf, daar
hij bijna elkeen, met wien hij in aanraking kwam,
onder den indruk bracht en hield, dat hij een half-
officiëele machtiging had om voor de regeering te
handelen. Dit was toen te bedenkelijker, omdat te
gelijk met den lieer Jorissen op reis ging een wel
bekend speculant in bank-concessiën en deze specula-
tiereis het krediet van den staat in groot gevaar bracht.
Men zag geen ander middel om dit gevaar te ont
komen, dan den staatsprocureur te ontslaan.
De slaapwaggons uit Parijs mogen ons land met
het oog op de cholera niet meer binnenkomen. De
reizigers moeten te Antwerpen van waggon veranderen.
Naar wij vernemen, heeft het »Verein der Gartner
und Gartenfreunde" te Hietzing (bij Weenen) dezer
dagen aan het hoofdbestuur der Algemeene Vereeniging
voor Bloembollencultuur te Haarlem aangeboden »een
gouden, een verguldzilveren en een zilveren medaille",
om als prijzen te dienen voor de in Maart 1885 door
de Vereeniging te houden groote tentoonstelling van
bloeiende voorjaarsbolgewassen enz. Deze prijzen worden
aangeboden als een blijk van waardeering van de
medewerking, door de Nederlandsche bloemkweekers
verleend bij gelegenheid der hyacinten-tentoonstellingen,
in de laatste jaren door het Verein te Hietzing gehouden.
Haarl. Ct.
In de Dinsdag te Amsterdam gehouden vergadering
van stemgerechtigde aandeelhouders in de Nederlandsche
Handelmaatschappij werd de heer J. E. Teixeira de
Mattos aldaar tot commissaris-plaatsvervanger gekozen.
De Grondwet voorziet niet in het geval, dat eene
Regentes, Koningin-moeder, zonder goedkeuring van
de Staten-Generaal hertrouwt. Zeer eenvoudig heeft
de wet op het regentschap daarin trachten te voorzien
door te bepalen, dat de Koningin benoemd wordt tot
Regentes gedurende haren »weduwlijken staat". Het
volledig wetsontwerp, dat wellicht deze week geheel
zal afgehandeld worden, luidt:
Wij Willem III, enz.
Alzoo Wij in overweging genomen hebben dat, ter
voldoening aan art 41 der Grondwet, nog bij ons
leven moet worden overgegaan tot de benoeming van
een Regent voor het geval der minderjarigheid van
onzen troonopvolger op het tijdstip zijner komst op
den troon; zoo is het, dat wij den Raad van State
gehoord en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan bij deze
Eenig artikel. Voor het geval van minderjarigheid
van onzen troonopvolger op het tijdstip zijner komst
op den troon, wordt tot Regentes van het Koninkrijk
benoemd onze beminde gemalin, Hare Majesteit Adel-
heid Emma Wilhelmina Theresia, Koningin der Neder
landen, geboren Prinses van Waldeck en Pyrmont,
gedurende haren weduwlijken staat.
Lasten en bevelen, enz.
De Regeering voegt er als toelichting bij overtuigd
te zijn, dat deze benoeming overeenstemt met de
wenschen van het Nederlandsche volk, hetwelk bereid
zal zijn op de geërbiedigde koningin de trouw en de
gehechtheid over te brengen, welke het sedert eeuwen
heeft betoond aan het vorstelijk geslacht, waaraan zij
door haar huwelijk is verbonden. Het volk van Neder
land, zijne taal, zeden en grondwettige instellingen
zijn haar reeds thans dierbaar geworden.
Eindelijk heeft de regeering eenige stukken betreffende
de »Nisero" overgelegd.
Daaruit blijkt, dat de eisch tot invrijheidstelling der
gevangenen vergezeld gaat van de volgende belofte:
»Als de Radjah" toestemt en zich aan de Neder
landsche regeering onderwerpt, zal deze de blokkade
zijner havens opheffen, die dan weer voor den handel
geopend zullen zijn, tenzij hij opnieuw in opstand komt.
»De Nederlandsche regeering wil bovendien betalen
bij de vrijlating der gevangenen, aan den persoon die
hen uitlevert, de som die reeds vroeger door den
gouverneur van Atjeh aangeboden was, namelijk hon
derdduizend ropijen."
Bovendien volgt er deze bedreiging:
»Als de Radjah weigert, zullen de Britsche en
Nederlandsche machten zich onmiddellijk vereenigen
om hem en zijn volk te straffen".
Van belang is voorts de volgende overweging in
den brief van jhr. van der Does de Willebois aan
den Engelschen gezant:
»Het voorstel eoner gemeenschappelijke handeling,
door de Britsche regeering aan de Nederlandsche ge
daan, liet niet na ernstige bezwaren te wekken in
den boezem van het kabinet te 's Hage, maar het
scheen ons bij slot van rekening, in de gegeven om
standigheden, dat deze handeling aannemelijk was en
dat zij, met volkomen overeenstemming ondernomen,
door de beide koloniale mogendheden, die te waken
hebben voor de belangen van het Rijk en den Indischen
Archipel, een gunstigen invloed op die belangen kan
uitoefenen". Verder bevatten deze stukken niets dat
onze lezers niet reeds weten.
't Is aangenaamdat er toch nog iemand is, die
een hoogen dunk heeft van ons'diplomatiek beleid,
als is het dan ook maar de Radja van Tenom. Deze
schreef aan het Britsch gouvernement een brief, waarin
hij verklaarde, dat de Engelschen niet opgewassen
zijn tegen de Hollanders bij onderhandelingen of in
ieder ander geval en dat als de Nederlanders hen
zouden ranselen of in boeien slaan, zij geen andere
keuze zouden hebben dan zich te onderwerpen. Nu
zijn er sommigen, die willen beweren, dat de Radjah
dit alleen zeide, om de Engelschen te verbitteren, ten
einde hen tot krachtiger pressie op Nederland te
prikkelen; maar dat zijn natuurlijk Engelschen, die
ons de streelende gedachte niet gunnen, dat er wezen
lijk daar ginds, ver in het Oosten, nog iemand is,
die aan Nederlands beteekenis gelooft. Wij geven ons
geloof in de zuivere oprechtheid van den Radjah van