Z1EWRZEESCHE COURANT.
i
1884. No. 53.
Zaterdag 12 Juli.
jaargang.
fwT
deelen
DE AVOND VAN 10 JOU 1884.
Binnenland.
ze bevattelijk
en Historische
H&)EL enz. enz.,
r Scheikunde,
Premie
Gratis
oorouders, de
Igst prachtvol
Ik met goud
f 7,50.
■ve van Waar-
■n blauwe rijk
lechts f 1,50.
ïerinneringen,
ireelen, opge-
ar het Oosten
Wap, 4 dln.
f 2,75.
■e vei'zameling
les, bestaande
ken van An-
catha, Meijer,
gelijke boeken
Frs, in plaats
f 6,75.
g mis en Voiks-
IhtvoIIe Staal-
cen van onze
1 |rs en uitmun-
>or v. Lennep,
L acht werk in 2
ebonden, voor
f '12,50.
werken (Ferd.
I~~I lisab. Musch
eeste waarde-
Prachtbanden
f 5,90.
Ische Geschie-
ezin, door den
0 prachtvolle
Jljfot quarto fraai
f 40.
mn Plaatwerk:
■herlanden. De
de 17 Provin-
n, opgehelderd
■bi, vervaardigd
Beb. in 3 klein
'0, sl. f 13,85.
jonsulat et de
f 7,90.
and Dramatic
■chlband, flinke
■slechts f 2,40.
nde voor den
met 266 fig.
in prachtband,
f 1,60
- spotgoedkoop
tijdelijk,
iet uitgezochte
ïOHEHV,
firma's
Bolle te
le prijzen
ierikzee.
VTSEN.
r
laven,
otterdam
's m.
11.— u.
11—
I 9
12—
11—»
S
11—»
1
12—
11—
5
11—»
8
12—
0 i
11—
m, J. A. v. d.
ek Pauwensteeg;
recteur
B A S T E L.
te Zierikzee.
Donderdag-avond werd in de Nieuwe kerk
op plechtige wijze de sterfdag van Willem I
herdacht. Ben groote schare uit alle standen
vulde liet ruime gebouw en wel zoo, dat er
voor velen geen zitplaatsen meer te vinden
waren. Op het orgel bevonden zich de leden
van het Mannenkoor „Luctor et Emergo", zoo
wel als die van het Muziekgezelschap „Kunst
en Eer" om door hun medewerking het indruk
wekkende van de bijéénkomst te verhoogen.
Er trad slechts één spreker op. Slechts één.
Er waren pogingen aangewend om bij deze
gelegenheid door twee personen, die in gods
dienstige en staatkundige zienswijze verschilden,
het woord te doen voeren. Men meende dat op
die wijze het best zou worden uitgedrukt, wat
immers de waarheid is, dat heel Nederland
dankbaarheid behoort te gevoelen voor den
grooten man, die nimmer aan eenige partij
uitsluitend heeft behoord, maar zich met zijn
machtigen geest ver boven de geschilpunten,
die in zijne dagen de menscheu verdeelden,
verhief en voor het gansehe volk heeft geleefd.
Dit plan was evenwel niet verwezenlijkt kunnen
worden. En das ook niet dat, zooals de vvensch
was, door leeken zou gezegd zijn, wat heden
uitgesproken worden moest.
Zoo deelde de heer W. Bas mede, die, zich
bereidvaardig hebbende belast met de taak om
in dezen plechtiger! stond voor te gaan, zich
van zijne niet gemakkelijke taak op eene voor
treffelijke wijze heeft gekweten. Hij schetste
ons wie en wat de Prins van Oranje is ge
weest. Willem, Vorst van Duitschen bloede,
maar allengs Nederlander geworden, eerst, onder
Karei V, een doorluchtig dienaar van bet
Spaansche bewindlater, door de omstandig
heden en door zijn edel hart gedreven, in verzet
gekomen tegen de dwingelandij van Eilips II
en zijne handlangers; balling straks, wanneer
hij zich hier niet meer veilig gevoelt; weldra
algemeen erkend hoofd en raadsman van het
volk in noodeindeljjk martelaar voor de vrij
heid en het zuivere geloof. Hij, die, zoo hij het
gewild bad, van Paus en Koning de schitte
rendste voordeelen had kunnen verwerven, ver
koos liever met de natie, waartoe hij voortaan
onafscheidelijk behoorde, te lijden. De schitte
rende, levenslustige edelman was in weinige
1 jaren geworden de grootste staatsman van zijn
tijd en een algemeen bemind volksheld. De
Vader des Vaderlands! Die man is aller hulde
waardig. Het is geen sehepsel-vergoding, die
wij hier plegenwij leggen slechts een wel
verdiende krans op het graf van een edele,
wiens lijden en sterven zoowel als zijn groot-
sche arbeid ons tot gewin is geweest. Zijn
daden ons te herinneren is onze dure plicht.
Zijn geest ons eigen te maken niet minder.
De beste hulde, zoo werd ons toegeroepen,
die wij aan den Zwijger kunnen brengen, is,
dat wij van hem loeren, verdraagzaam jegens
andersdenkenden, tronw aan eigen inzicht, voor
het vaderland te leven.
Was het de spreker, die door eene duidelijke
en opgewekte voordracht krachtig medehielp
om op 10 Julij 1884 te doen beseffen wat we
„Willem van Nassauwen" te danken hebben, het
gezelschap „Kunst en Eer" bracht niet weinig
hij tot verhooging der geestdrift toen het, waar
de spreker zijne rede een oogenblik staakte,
het oude, echt nationale volkslied ter eeve van
grondlegger onzer vrijheid aanhief en de schare
trachtte uit te lokken om hun stem te paren
I aan den klank der instrumenten. Dat dergelijke
muziek ook in een kerkgebouw, bij sommige
gelegenheden, een verheffenden indruk kan
maken, daarvan konden we ons opnieuw over
tuigen. En dat een flink koor evenzeer uitne
mende diensten bewijst, deden ons de leden
van „Luctor et Emergo" hooren. Schoon klonk
eerst het 16e der Evangelische gezangen en
daarna het meer bekende, ofschoon minder
kernachtige, volkslied, ons Wien Neêrlands bloed,
door het heiligdom en gaf uitdrukking aan wat
er op dat oogenblik in de harten leefde. De
aanwezigen, die beurtelings medezongen, gaven
vooral aan het slot, toen zij een der verzen
van het genoemde lied staande aanhievenhet
bewijs dat zoowel de gehoorde zang als het
woord van den redenaar weerklank had gevon
den in de harten.
Hartelijk dank aan allen, die iets hebben
toegebracht tot het welslagen der plechtige
herdenking van Vader Willems sterfdag.
ZIERIKZEE, 11 Juli 188 4.
PROGRAMMA, onder de hooge goedkeuring des
Konings vastgesteldvoor de plechtige begra
fenis van wijlen Z. IC. II. Willem Alexander
Karei Hendrik FrederikPrins van Oranje,
Schout bij Nacht en Generaal-Majoor, Groot
kruis der Orde van den Nederlandschen
Leeuw en der Groot-Hertogelijk Luxem-
burgsche Orde van de Eikekroon, Ridder
Ie kl. van den Gouden Leeuw van het
Huis van Nassauenz., enz., enz.,
op Donderdag den lïen Juli 1881,
in de Nieuwe Kerk te Delft, des voor
middags te 9 ure.
EERSTE AFDEELING.
Betreffende de beschikkingen bin
nenshuis.
A. Op den dag, bestemd voor de begrafenis, zal
het Vorstelijk Lijk, behoorlijk gekist, staan op eene
estrade in eene der zalen van het Paleis van wijlen
Z. K. h. den Prins van Oranje
B. De dienst bij het Vorstelijk Lijk zal verricht
worden door: 1°. den opper-ceremoniemeester2°. de
navolgende heeren, bestemd tot het dragen der slippen
van het lijkkleed: gepensionneerd kolonel jhr. Hooft,
adjudant des Konings in buitengewonen dienst, kolonel
Hojel, adjudant van wijlen Z. K. H. den Prins van
Oranje, majoor Beyerman, adjudant van wijlen Z. K. H.
den Prins van Oranje, kapitein baron Sirtema van
Grovestins, adjudant van Z. M. den Koning; 3°. zes
tien kamerheeren, bestemd tot liet dragen van het lijk.
Op de nader aan te wijzen plaats zullen zich be
vinden zestien onderofficieren der zeemacht, der dienst
doende schutterij van 's Gravenhage en van Delft, en
der landmacht, die de kamerheeren zullen behulpzaam
zijn bij het dragen van het lijk, gaande zij alsdan
aan de binnen- en de kamerheeren aan de buitenzijde.
TWEEDE AFDEELING.
Betreffende den Stoet.
Een uur vóór den optocht der begrafenis, zullen
alle personen, tot denzelven behoorende, zich bevinden
ten paleize van wijlen Z. IC. H. den Prins van Oranje,
in de daartoe bestemde lokalen.
De groot-officieren en kamerheeren zullen aldaar
voorzien worden van de noodige rouwmantels en hand
schoenen.
Aan de hofbeambten en officieren zal worden be
kend gemaakt waar zij zich van het bovengenoemde
zullen kunnen voorzien. De lijkstoet zal zijn als volgt:
A. Drie escadrons van het 3e reg. huzaren met
den staf en den standaard tot opening van den trein.
B. Een bataillon van de schutterij der residentie,
gevolgd door het le en 3e bataillon van het regiment
grenadiers en jagers, met den staf en het vaandel
van het regiment.
De Haagsche schutterij zal deelnemen aan den
optocht tot bij de Barrière op den Rijswijkscben weg;
te Delft zal een gelijk korps Delftsche schutterij zich
op dezelfde plaats in den stoet aansluiten.
C. Een hoffourier en twee rijknechts te paard.
D. De kamerheer-ceremoniemeester des Konings,
gezeten in eene koets, bespannen met twee paarden,
gaande naast elk portier een lakei.
E. De hofbeambten en officianten van het Huis
van wijlen Z. K. H. den Prins van Oranje, alsmede
de livereibedienden van den overleden Vorst, allen
in diepen rouw, met lamfers aan de hoeden, gaande
twee aan twee, de jongsten in rang vooruit.
F. Vijf hofkoetsen, elk bespannen met twee paarden,
bestemd voor de kamerheeren-dragers van het Vorste
lijk Lijk, en voor de dragers der slippen van het I
rouwkleed, gaande naast elk portier een lakei.
G. De heeren dr. H. J. Vinkhuyzen en dr. G. J.
Van Wieringhen Borski, geneesheeren van wijlen I
Z. K. II., gezeten in eene koets, bespannen met twee I
paarden, gaande naast elk portier een lakei.
H. De O]ïper-ceremoniemeester des Konings, gezeten I
in eene koets, bespannen met twee paarden, gaande
naast elk portier een lakei.
I. De Koninklijke rouwwagen, bespannen met zes I
paarden, door evenveel stal bedienden geleid.
De Koninklijke Kroon, gehecht op een rood fïuweelen I
kussen, benevens de ordeteekens van wijlen Z. K. H., I
zullen op het i'ouwkleed, dekkende de kist, geplaatst
en bevestigd worden.
De vier slippen van het rouwkleed, gedragen door j
de heeren, zooals hierboven is aangewezen onder
lett. B. in de Eerste Afdeeling.
De zestien kamerheeren, bestemd tot het dragen
van het Vorstelijk Lijk, acht aan elke zijde van den I
rouwwagen, bijgestaan door de onderofficieren aan-1
gewezen onder lett. B. in de Eerste Afdeeling.
J. Zijne Majesteit de Koning, gezeten in eene koets,
bespannen met acht paarden,, door evenveel stalbe-
dienden geleid, gaande naast elk portier vier lakeien.
De gepensionneerde Luitenant-Generaal Jhr. Ver-1
spijck, Adjudant-Generaal van Z. M. den Koning, I
rijdende ter rechter- en de Generaal-Majoor Van Bel, I
Adjudant des Konings in buitengewonen dienst, waar- I
nemend Gouverneur der Residentie, ter linkerzijde
van de Koninklijke koets.
Het dienstdoende Miliiaii'e Huis des Konings volgt
te paard.
IC. De vreemde Vorsten, die voor deze gelegenheid I
aanwezig mochten zijn, gezeten in koetsen, bespan
nen met vier paarden, gaande naast elk portier twee J
lakeien; en de afgevaardigden van vreemde Hoven,]
gezeten in koetsen, bespannen met twee paarden,
gaande naast elk portier een lakei.
L. De Grootmeester van het Huis van Z. M. den I
Koning en van H. M. de Koningin, Opper-Kamerheer 1
en de Vice-Admiraal, Adjudant-Generaal der Marine, I
Chef van het Militaire Huis des Konings, gezeten in
een koets, bespannen met twee paarden, gaande I
naast elk portier een lakei.
M. De heeren van het gevolg der Vorsten, die de
plechtigheid mochten bijwonengezeten in koetsen 1
bespannen met twee paarden, gaande naast elk por-1
tier een lakei.
N. De stalmeester in buitengewonen dienst, de heer I
C. van der Oudermeulen, gezeten in een koets be
spannen met twee paarden, gaande naast elk portier I
een lakei.
O. Twee bataillons van het regiment grenadiers
en jagers, een escadron van het 3de regiment huzaren I
en een batterij veldartillerie tot sluiting van den trein, f
De stoet zal den volgenden weg nemen:
Kneuterdijk. Plaats. Hoogstraat Veene-
straat. Wagenstraat. Huygensstraat naar den
Rijswijksehen weg.
Aan de barrière aldaar gekomen, zullen de heeren I
en kamerheeren, aangewezen voor het dragen der
slippen en van het Lijk, zich begeven in de voor j
hen bestemde koetsen. De trein gaat verder over den I
Delftschen weg tot voor Delft, ahvaar de heeren I
dragers der slippen en de kamerheeren-dragers van
het Lijk, hunne plaats bij den rouwwagen hernemen.
De trein neemt alsdan den volgenden weg:
Het Oude Delft. Over de Kerkbrug. Het
Oude Delft. De Nieuwstraat. Voorbij de Hal.
Achter het Stadhuis. Langs de Hoofdwacht.
Over de Groote Markt. Voor de Nieuwe Kerk.
Aldaar gekomen, plaatst zich de militaire macht,
bij A en B, Tweede Afdeeling genoemd, in bataille.
Naarmate de lijkstoet aankomt, zullen de personen
tot denzeive behoorende, uit hunne rijtuigen treden, I
de officieren van hunne paarden afstijgen, en zich
in dezelfde orde, waarin zij bij den stoet gerangschikt
waren, in de kerk begeven.
De hofbeambten, officianten en liverei-bedienden I
zullen zich aldaar in twee rijen rangschikken, de j
jongsten aan de kerkdeur en zoo vervolgens naar het
koor toe.
De zestien kamerheeren-dragers van het Vorstelijk I
Lijk, bijgestaan door een gelijk aantal onderofficieren j
hierboven genoemd, zullen hetzelve naar den Konink-
lijken grafkelder dragen.
Aan het graf gekomen, wordt het Vorstelijk Lijk
op eene daartoe bestemde lijkbaar gesteld.
Eene toepasselijke aanspraak wordt aldaar gehouden 1
i'