ZIERIKZEESCHE COURANT. voor liet arrondis- asement Zierikzee. 1884. No. 39. Woensdag 21 Mei. 87ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD Feuilleton. OUIBA'S „WANDA". Deze Courant verschijnt DINSDAG- en "VRIJDAG-AVOND, uitgezonderd op FEESTDAGEN. Prijs per drie maanden F,Fr an co per post f 1, Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 Cent. PRIJS DER ADVERTENTIE N: Per gewone regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte- en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 1-5 regels, mits contant betaald, 25 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever H. LAKE3VMA1V. Binnenland. Zierikzee, 19 Mei. Heden werd alhier aanbesteed: het doen van eenige vernieuwingen aan de gebouwen en andere werken der gemeente met het gewoon onderhoud daarvan. Aannemers zijn geworden1ste perceel Openb. Geb.. de heer J. van Dijke Hz. voor f 20842de perceel Kaaimuren, de heer J. van der Linden voor f 1199; 3de perceel Beschoeiingen en Paalwerken, de heer J. Bartels voor f 706; 4de perceel Bruggen, de heer T. F. Wisse voor f 4485de perceel Het Sas, Sas- huisje en de steenen duiker in den Westhavendijk, de heer H. Besaans voor f 3476de perceel Riolen, Putten en Waterleidingen, de heer M. Paasse voor f 518; 7de perceel Schoolgebouwen voor het Middelb. Onderwijs, de heer A. Geers voor f 693,98 en 8ste perceel Schoolgebouwen voor het Lager en meer uit gebreid Lager Onderwijs, de heer M. Paasse voor 811,92. Heden vertrekt de kapel van het regiment grenadiers en jagers naar Londen, ten- einde aldaar eenige con certen te geven. Het voornemen bestaat om daar gedurende veertien dagen te verblijven. Te Amsterdam is eene Nederlandsche Vereeniging van Postzegelverzamelaars opgericht, welker bestuur, vertegenwoordigd door de heeren A. Huart en C. II. Kothe, gevestigd is op den O. Z. Voorburgwal 258. Maandag hield de heer B. H. Heldt in de openbare vergadering van het Algemeen Nederlandsch Werklie denverbond te Amsterdam een rede, waarin hij de oorzaken trachtte na te sporen van het algemeen gebrek aan werk. Spreker zocht die in verschillende omstandigheden, allen te zamen vormende, wat onder de tegenwoordige malaise verstaan wordt. Hoe lang die malaise duren zou was hem onbekend en in af wachting van dien voorbijgang was weinig anders te doen, dan op zelfbehoud bedacht te zijn. Bescherming verlangde hij niet, maar hij noemde het toch verkeerd, dat er in onze Tweede Kamer sprake kon zijn om torpedobooten buiten 's lands te laten maken en dat de directie der Hollandsche Spoorwegmaatschappij o.a. stukadoorwerk aan hare stations door Belgische werk lieden liet verrichten. Dat mocht toch niet en spreker zou wenschen te beginnen met aan de regeering het verzoek te richten om geen landsgeld buitenlands te doen verwerken. In de Belgische Kamer van Afgevaardigden werden Vrijdag door den heer Scailquin de woorden herinnerd, den 12 dezer door den heer van Kerkwijk in de Tweede Kamer der Staten-Generaal van Nederland gesproken. De Belgische natie wenscht van dezelfde gevoelens te doen blijken. De oude veeten behooren te worden vergeten en de band tusschen beide volken moet nader worden toegehaald. Spreker is overtuigd de tolk te zijn van de Kamer, waar hij zegt clat België, evenals Nederland, van ganscher harte het werk der verzoening toejuicht. Deze woorden werden met luide en aanhoudende toe juichingen begroet. De heer Malou ondersteunt het voorstel door den vorigen spreker gedaan. Nieuwe toejuiching doet zich hooren. Er is voor eenigen tijd beweerd, dat cle Limburgers veel liever bij België dan bij Nederland zouden behooren. Die onpatriottische gezindheid onzer goede Limburgers heeft een heftige verontwaardiging gewekt; thans blijkt echter, dat die schijnbare bewering op een misverstand berustte en dat de gezindheid juist in Limburg meer dan elders ten gunste van Noord-Nederland is. De heer Corten, ten onrechte in cle verspreiding dier bewering gemengd, schrijft thans België is wel degelijk in aller oog, 't land, waarvan onlangs een Engelsch staatsman zoo juist deed opmerkenqu'on y a perdu jusqu'au sens de la justice politique, het treurige toonbeeld van een diep en onherstelbaar in zich zelf verdeeld rijk. Wij weten dat beter dan oppervlakkige toeristen, wij, die-met onze zuidelijke buren in nauw en intiem verkeer staan, en voor oils, grensbewoners, wordt naar Oost en naar Zuid het bekende versje plus je vois Vétranger, plus faine mon payseen prozaïsche, alledaagsche waarheid. Werd de bevolking van Belgisch Limburg eens in dien zin geraadpleegd, zij zou wellicht antwoorden in omgekeerde richting van 't geen de heer Kremer van Nederlandsch Limburg onderstelt. Geen nood dus, dat zijn artikel hier vonkjes in 't kruitvat zou doen spatten; wij ook hebben 1830 sedert een halve eeuw achter den rug, en ondanks al hetgeen er nog billijk te wenschen overblijft, is de tegenwoordige generatie ongemerkt maar innig met het overige Nederland samengegroeid. Vrijdag drukte Lord Fitzmaurice in het Engelsche Lagerhuis het leedwezen der regeering uit over de weigering van Nederland, om Engelands bemiddeling in Atjeli aan te nemen. Intusschen is de hoop nog niet opgegeven, dat men de Hollandsche regeering zal kunnen bewegen, om maatregelen tot herstel van den vrede in Atjeh in overweging te nemen. De Engelsche regeering overweegt cle doelmatigheid van eene zending, aan wier leden alleen de onder handeling over het in vrijheid stellen van de man schappen der »Nisero" zal worden opgedragen. De heer Storey kondigt aan, dat hij aanstaanden Maandag vragen zal, of niet eene expeditie tot bevrij ding der manschappen kan worden afgezonden. Het is thans gebleken, dat de voortvluchtige ge broeders Tobias uit Amsterdam te Hamburg plaats genomen hebben naar Brazilië, waar zij bij aankomst hoogstwaarschijnlijk in handen der justitie zullen vallen, aangezien een assurantie-maatschappij te Havre, waar van de jongste Tobias agent was, aldaar een agentschap heeft en niets onbeproefd zal laten om de voortvluch- tigen in handen te krijgen. De politie te Weenen heeft verboden, dat de ook hier bekende jeugdige rekenkunstenaar Philip Roth, in het openbaar optreedt, omdat de gezondheid van den knaap dit niet meer toelaat. Uit Wageningen meldt men: '1884 zou een mei keverjaar zijn bij uitnemendheid. Gelukkig echter is men in de verwachting bedrogenwel werden weer een aantal van deze diertjes naar elders ver zonden, waar ze als speelgoed voor de kinderen werden verkocht, maar men ziet er maar weinig in ver gelijking van vroeger, toen men in den kevertijd bijna geen bladeren aan de hoornen zag en er IV. Korten tijd daarna wordt 't huwelijk voltrokken in de Hofkapel van den Hof burg te Weenen tusschen Marquis de Sabran, Graaf van Idrac eene titel met daarbij behoorende eigendommen hem door Wanda ge schonken en Wanda, Gravin von Szalras, een huwelijk dat ieder harer verwanten ten zeerste had afgeraden, als zijnde 't met een man die, vreemd en arm, daarenboven een duister en onzeker verleden achter zich had. Eene vijf en een halfjarige alleszins gelukkige echt- vereeniging, bekroond door twee mannelijke afstamme lingen, Bela en Gela, behooren reeds spoedig tot 't zwart verleden. Een meer aangrijpend karakter krijgt het verhaal waar Sabran, na ten zijnent de feesten ter eere van den Keizer te hebben geleid, met zijn eenig overgebleven gast, Egon Vasarhely, op de beeren- jacht gaat. Het eerste schot is aan dezen, het tweede aan genen; Sabran's beer is niet geheel dood en hij maakt hem met zijn jachtmes af, echter niet zonder in den doodstrijd van het dier door diens klauwen te worden aangegrepen en gewond. Prins Egon zenclt de jagers naar huis om eene baar, verbindt den ge wonde eigenhandig en, met 't vorschend oog des krijgers naar een driehoekig likteeken op den rechterschouder zoekende en het vindende, blaast hij Sabran, die op 't punt is van in onmacht te vallen, met hatelijken lach in 'toor: »gij zijt Vassia Kazan1'! Wié was Vassia Kazan, hóé staat deze in verband met den held van den roman? Eene kleine uitwijding is hier noodzakelijk en daartoe keeren wij naar cle voorrede van 't boek terug. Op eene der reizen van den Russischen Prins Paul Ivanovitch Zabaroff, van Orenburg naar cle Krim, was deze wegens letsel aan den reiswagen genoodzaakt eènige uren in een dorp dat hij doortrok te vertoeven tot hen, die met slaafsche gedweeheid hunnen heer en meester kwamen begroeten, behoorde cle krank zinnige Maritza, die Zijne Doorluchtigheid den edelsteen kwam terugbrengen, dien hij na zijne laatste reis aldaar had verloren. Die edelsteen was een jongen met blond krulhaar, lichtblauwe oogen en frissche rozenlippen; zijn naam was Vassia en hij was de bastaardzoon van Prins Zabaroff en Maritza's dochter: Sacha. «Zulke «edelsteenen zijn even talrijk als het zand der zee en »liebben even weinig waarde", meende de Prins. Sacha was eene Perzische van geboorte en sedert lang ge storven. Vassia ontving van 's Prinsen hand eene lief kozing en deze reed in galop weg. Maanden later werd Vassia door een zijner agenten uit Rusland weg gehaald en gebracht naar het Lycée Clovis, tusschen Parijs en Versailles, alwaar hij onder den naam Vassia Kazan in de boeken werd ingeschreven. Na een acht jarig verblijf aldaar werd hem door het hoofd der inrichting den dood van Prins Zabaroff medegedeeld, tevens dat hij 't Lycaeum moest verlaten, wijl er niemand was die nu zijne opvoedingskosten betaalde. Vassia verlaat de school met haat in 't hart tegen den man, die hem uit Rusland daarheen had gebracht zonder te denken hoe wreecl het der welp is van de moeder te worden weggerukt; zonder iets wendt hij koers naar Parijs. Wij vatten nu den draad van den roman zelf weder op, waar Marquis de Sabran aan de voeten van Prins Vasarhely in onmacht ligt. Naar 't kasteel gebracht wordt hij in zijne ziekte trouw opgepast door Wanda, onkundig nog van alles. Na eenige beterschap zoekt hij Vasarhely in diens vertrekken op en hoort van hem dat deze, om Wanda's wil, haar niets van 't ge heim zal verklappen. Eenige dagen daarna vertrekt Vasarhely, Sabran is weder zoo goed als hersteld en rekent het zich tot plicht Egon opheldering omtrent zijn vroeger leven te geven en hij schrijft hem den volgenden brief, uit welks brokstukken wij hier het antwoord ontvangen op het tweede gedeelte der te voren gestelde vraag. »Gij kendet mij (toen gij jong waart) als Vassia «Kazan, als de natuurlijke zoon van Prins Paul Iva- »novitch Zabaroff. Tot mijn negende jaar leefde ik »met mijne grootmoeder in Rusland, vandaar werd »ik naar 't Lycée Clovis gevoerdPrins Zabaroff zag »ik voor mijn vijftiende jaar nooit terug; 'twas in »diens huis Fleur de Roi bij Villerville, waar ik twee «maanden bleef, waar u mij zag en mij beleedigde, »ik u terecht wees en gij mij de wonde toebracht,

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1884 | | pagina 1