De heer de Crane, thans ter vergadering', hield zich
bu ten stemming.
Het artikel wordt daarna met 7 stemmen aangenomen
met een amendement van den heer van Manen, nader
gewijzigd overeenkomstig eene opmerking van den heer
van Kinschot, om achter het woord vermijdente lezen:
«tenware zij bij het voorbijrijden van personen en bij het
omdraaien van hoeken of krommingen zich doen hooren door
eene luidklinkende bel of ander geraasmakend voorwerp."
en daarna te laten volgen:
«Berijders van velocipèdes zijn verpligt, de klinker- en
voetpaden, uitgenomen het voetpad langs de grachtwegen,
te ontruimen voor de voetgangers, die zij daarop ontmoeten."
De heer Boeije stemde tegen dit amendement.
De heer de Crane hield zich buiten stemming.
De heer Zuurdeeg verlaat de vergadering.
Bij art. 35 wordt met 7 stemmen tegen 1die van den
voorsteller, verworpen een amendement van den heer Schnei
ders, om te doen vervallen de in het artikel voorkomende
bepaling, dat in de bebouwde kom met velocipèdes met
niet meer dan matige snelheid mag worden gereden.
Bij hetzelfde artikel wordt eveneens met 7 stemmen
tegen 1, die van den voorsteller, verworpen, een amende
ment van den heer de Jonge, om te doen vervallen het
verbod aan geleiders van aangespannen vrachtsleden, om op
die sleden te zitten of te staan.
Art. 38 wordt op voorstel der Commissie voor de straf
verordeningen aldus gewijzigd vastgesteld: «Waar de straat
minder dan vijf ellen breed is en over bruggen mag niet
anders dan stapvoets gereden worden met losse of aange
spannen rij- en trekdieren".
Bij de behandeling van art. 39luidende«Het is ver
boden met vrachten van meer dan 1800 pond, trekdieren
en voertuigen daaronder niet begrepenover de openbare
bruggen te rijden of-te slepen", wijst de heer Schneiders
op de schade, die door het te zwaar laden van wagens
voor de kaaimurenvoor de straflfc en voor de huizen
ontstaat. In den laatsten tijd heefwBen bij het vervoeren
van suikerbieten die overlading dikwijls kunnen waar
nemen. Hij vraagt of het niet wensclielijk zou zijn het
laden te bepei'ken.
De Voorzitter zou eene beperkende bepaling zeer verkeerd
achten. Hij acht het gelukkig als hier het verkeer zoo druk
is, al ontstaat daardoor nadeel aan de straten.
De heer van Manen is het eens met den heer Schneiders.
Ook hij heeft bij het ontwerpen der verordening gedacht
aan eene dergelijke bepalingdoch zijn gevoelen werd door
de Commissie voor de strafverordeningen niet gedeeld. Yan
al wat op de suikerbieten betrekking heeft schijnt men
niet veel te mogen zeggendoch hij vraagt of het wel
aangaat, dat de eigendommen van particulieren en van de
gemeente zoo voortdurend aan schade worden blootgesteld.
Het schudden der huizen is meer dan erg. Als het vervoeren
van zulke zware wagenvrachten, als in dit najaar zijn
vervoerd, niet belet wordt, zullen er groote kosten aan de
kaaimuren gemaakt moeten worden.
De Voorzitter zegtdat ieder die in groote handelssteden
woontof die bezoektbij ondervinding weetdat daar
in veel straten de huizen trillen en dreunen door het rijden
van zwaar beladen vrachtwagens en dat de straten daar
veel herstelling noodig hebben. Als nu hier in enkele
deelen der gemeente door het rijden van met suikerbiet
of andere landbouwproducten zwaar geladen wagens, de
huizen op hunne grondslagen trillen en dreunen en de
straten door het druk rijden dier wagens worden beschadigd
en aan stukken geredendan acht hij dat een gelukkig
verschijnsel.
Aan hendie over die drukte klagen of zich aan de
beschadiging der straat ergerenraadt hij aan te gaan
wonen in de stad Veere: zij zullen daar rust vinden.
De heer Boeije is van hetzelfde gevoelen als de heeren
Schneiders en van Manen. Ook hij is er voor, dat een
goed en druk gebruik van de straten wordt gemaakt,
doch goed gebruiken is iets anders dan vernielen.
Hij kan echter niet opgeven welk gewigt men als
maximum moet aannemen en daarom heeft hij bezwaar
tegen het indienen van een amendement, zooals door den
heer Schneiders gewenscht wordt. Hij vraagtof dit artikel
niet kan worden aangehouden.
De Voorzitter moet het aanhouden van dit artikel ernstig
ontraden. De zaak is genoeg overwogen en besproken en
het is noodig eenige beslissing te nemen.
De heer Boeije zal thans geen voorstel doen, doch be
houdt zich voor, om dit later te doenals hij dit in het
belang der gemeente acht.
Het artikel wordt onveranderd vastgesteld.
Van de artt. 44, 45, 40, 49 en 52 wordt de redactie
op voorstel van den Voorzitter en den lieer van Manen
verduidelijkt.
Op voorstel van den heer van Manen wordt de behan
deling van art. 53 aangehouden tot na de behandeling van
art. 80.
Bij art. 56bepalende dat herbergenkoffiehuizen
tapperijen enz. moeten gesloten zijn van des avonds 10 tot
des morgens 6 uur, vraagt de heer van Manen of het niet
beter zou zijn «6 uur" te veranderen in «5 uur", met het
oog op vroeg vertrekkende stoombooten.
De heer Boeije wenscht «6 uur" als openingsuur te be
houden, hij acht dit vroeg genoeg. Het komt niet veel
voor, dat de stoombooten zoo vroeg varen en de Burge
meester kan vergunning geven om vroeger te openen.
De Voorzitter meent te moeten opmerkendat het meer
malen voorkomt dat de Spoorboot vroeg vaart. Hij meent,
dat er geen bezwaar is tegen het vroeger openen dei-
herbergen, doch hij acht het beter, dat de Baad het uur
bepaalt en dit niet worde overgelaten aan den Burgemeester.
Als amendement wordt door den heer van Manen daarna
voorgesteld om de woorden «6 uur" in dit artikel, te
veranderen in «5 uur", hetwelk wordt aangenomen met
5 stemmen tegen 3, die van de heeren Boeije, do Jonge
en Schneiders,
De termijn in art. 58, binnen welken ondernemers of
bestuurders van openbare vermakelijkhedenzooals tooneel-
voorstellingen enz., vóór den aanvang der te houden ver
makelijkheden daarvan aan den Burgemeester moeten kennis
geven, wordt op voorstel van den heer van Manen van
twee etmalen gebragt op 24 uren.
Op voorstel van den Voorzitter worden gewijzigdart. 59,
omdat daarin eene verbodsbepaling voorkwam betreffende
het tentoonstellen van prenten enz.en dit onderwerp is
geregeld bij art. 287 van het Wetboek van Strafregten
art. 60, omdat het daarin voorkomende «Wet" behoort te
zijn «besluit van den Souvereinen Yorst".
Art. 61verbiedende het zwemmen binnen de bebouwde
kom der gemeente op plaatsen waar het van den openbaren
weg te zien is, doch dit toelatende in de haven daarbuiten,
als men gekleed is met broek of hemdgeeft aanleiding-
tot eenige bespreking tusschen den Voorzitter en de heeren
van Manen en Boeije. Het art. wordt echter onveranderd
vastgesteld.
De in art. 65 voorkomende woorden «Commissaris van
politie wordt veranderd in het woord «Burgemeester".
Bij art. 69 wordt met 7 stemmen tegen 1 die van den
heer van Kinschot, aangenomen, een amendement van den
heer de Jonge, waardoor vuilnisbakken enz', tusschen des
avonds tien en des morgens acht uur aan den openbaren
weg zullen mogen worden geplaatst ter weghaling door de
karlieden, terwijl dit volgens het oorspronkelijk artikel van
'1 April tot "1 October slechts zou mogen geschieden van
's avonds '10 uur tot 's morgens 7 uur.
Art. 72, bepalende dat het ruimen van secreet- of
pvivaatputten niet mag geschieden tusschen 5 uur des
morgens en 10 uur des avonds van October tot Maart en
in de overige maanden tusschen 4 uur des morgens en
11 uur des avonds, wordt op voorstel van den lieer
de Jonge aldus gewijzigd, dat de ruiming het geheele jaar
door niet mag geschieden tusschen 5 uur des morgens en
11 uur des avonds.
Bij art. 75, bevattende aanwijzing van welke ge- en
verbodsbepalingen door Burgem. en Weth. geheel of ten
deele ontheffing kan worden verleend, stelt de Voorzitter
voor, daaronder ook op te nemen alinea 1 van art. 6,
houdende verbod tot het doen uitloozen van secreten in
riolen enz.
De heer van Manen verklaart zich tegen die opneming.
Bij de Commissie voor de strafverordeningen is deze zaak
besproken. In beginsel werd uitgemaakt, dat behouden moest
blijven wat tot dusver wet was, al is daarvan soms ook