Buitenlandsch Overzicht. Onze Leestafel. Maandagmorgen in de grauwe schemering van den killen Decemberochtend is O'Donnell, die den Ierschen verklikker Carrey heeft doodgeschoten, op de binnenplaats der gevangenis van Newgate opgehangen. De wrekende gerechtigheid heeft hiermede voldoening gekregen 't rechtsgevoel van velen echter is er niet door voldaan. Zoo 't geloof aan een schimmenrijk of Hades geen ijdele volkswaan is, dan kunnen de beide Ieren nu bezig zijn met elkaar al de noodige ophelderingen te verschaffen, die zij bij hun leven niet hebben kunnen vinden. Mogelijk vinden zij dan ook nog wel een modus vivendi om Ierland te bevredigen zonder zooveel onkosten voor Iersch bloed en Engelsch koord. Voor 't oogenblik echter avanceert die bevrediging door zulke daden van stom geweld zoowel van den kant der Engelsche justitie als van dien der Iersche woelgeesten niet. Zou O'Donnell ook door een Iersche jury zijn ter dood veroordeeld Zonder twijfel neenalthans er was veel kans op geweest dat een Iersche jury hem er had laten doorslippen. Hieruit komt echter ook in 't licht hoe deze moord geen gewone moord geweest is, maar een uitvloeisel van een politiek fanatisme, dat op den duur voor 't overigens machtige Engeland bedenkelijk kan worden. Dat fanatisme wordt eerder aangevuurd dan gedoofd door 't koord van den beul. Neen, niet alle Ieren zouden medestanders van O'Donnell willen zijn, dit kan men wel aannemenmaar de oude ingekankerde haat tusschen den Ier, den mishandelden overwonneling en den Brit, den onverbiddelijk strengen overheerscher, kan toch tot schromelijke uitersten leiden. Vooral is dit zoo, nu er een geheim, ja schier openlijk bekend genootschap bestaat, dat over veel geld beschikt en de Engelsche overheerschers bestrijdt met alle mogelijke ook de meest gruwzame middelen. Het doel zullen die middelen wel niet bereiken door dolk en dynamiet is 't ongelukkige Ierland zeker niet in een paradijs te herscheppen; maar men siddert bij de gedachte aan al de gruwelen en 't leed dat toch kan teweeggebracht worden, alvorens de laatste stuiptrekkingen van verzet zullen gestild zijn. Men verneemt uit de Londensche bladen, dat de overheid der stad waarschuwingen heeft ontvangen voor aanslagen, die binnenkort zullen gedaan worden, 't Klinkt wel ietwat naïef dat de dynamiet-lui zouden gedreigd hebben dat zij de Londenbrug en de gevangenis van Newgate in de lucht zouden laten vliegen. Wat moeten, mag men vragen, zulke helsche vuurwerk- proeven toch uitwerken? Wat onschuldigen de slacht offers cloen worden van de grieven, die de Ieren hebben wegens hun ellende? Het is niet te wachten dat zulke aanslagen een mildere politiek ten aanzien der Ieren zullen uitlokken. Een volk dat met zulke wapenen strijdt verdient geen home rule. Als Ierland in opstand geraakte, als er een oorlog ontstond op leven en dood tot bevrijding van den Ierschen grond, daar .zou men zekere sympathie, zekeren eerbied voor kunnen hebbenmaar lage in 't verborgen gesmede aanslagen verdienen die niet. Nu kan men hierbij opmerken, dat het juist niet de Ieren uit Ierland, maar die uit Amerika zijn, van wie zulke daden als de moord in 't Phoenixpark en nu weder die van Carrey door O'Donnell uitgaan. Doch dat heeft zijn reden ook weder, en men kan er uit zien, dat zelfs in een nieuw en volkomen vrij vaderland de Ieren hun .oude vaderland niet kunnen vergeten. Nagenoeg gelijk met O'Donnell is ook te Dublin een man onder beulshanden gestorven, die een ver klikker gedood had. Het was de fenian Joseph Poole, en zijn slachtoffer was de verklikker John Kenny. Men moet het Engelsche gouvernement althans de treurige eer geven, dat het consequent is in zijn wraak op al de Ieren, die 't wagen durven zich op hun manier recht te verschaffen. Zoo kan het nog wel op aanbrengers en verraders rekenen; want deze weten dat het gouvernement hun dood streng wreekt, als zij tot loon voor bun verraad vallen. Het schijnt nu toch, dat men Hicks Beach en zijn leger wel voor goed onder de dooden zal kunnen rekenen. Baker-pacha zou dezer dagen naar Soeakim op reis gaan om te zien wat daar te doen valt. Men zegt, dat de Khedive hem instructies heeft medegeven in verzoenenden geest. Dit klinkt inderdaad al heel zonder ling. Als men zoo pas den Khedive een leger heeft ontweldigd en dit in de pan gehakt, dan zou hij aan een trotschen Britschen generaal opdragen om het met de overwinnende rebellen op een accoordje te gooien, 'tls haast niet aan te nemen. Wel zou het te verklaren zijn, dat Baker den last had meegekregen om te zien hoe de zaken staan en om zoo mogelijk door ophitsing van alsnog niet in opstand gekomen stammen de zaken gaande en den Mahdi aan de praat te houden tot de Engelsche politiek zich heeft verklaard voor een krachtig optreden. Hiermede aarzelt Engeland voor 't oogenblik nog. Wel zijn, naar men verneemt, een paar regimenten Engelsche troepen op Egypte gedirigeerd, doch deze geringe macht schijnt alleen ten doel te hebben te voorkomen dat bij een eventueelen algemeenen opstand in Egypte de nu nog daar vertoevende Engelschen en andere Europeanen vermoord worden; iets waar wel gevaar voor zou bestaan, als de Mahdi werkelijk als overwinnaar naar 't Noorden mocht komen afzakken. Den Egyptenaren zou 'tniet zoo erg kwalijk te nemen zijn als zij den overwinnaar als een bevrijder gingen beschouwen en zicli om hem schaarden. Of 't in 't welbegrepen belang van Egypte zou zijn als een fanatieke Arabier daar heerscher werd, is een andere vraag. Doch men moet niet vergeten dat op cle Egyptenaren toch een oordeel rust en 't weinig verschilt of zij geëxploiteerd worden door een geloofsgenoot dan wel door vreemdelingen en in 't belang van vreemde kapitalisten. De Fransche Kamer heeft opnieuw een aanzienlijk cvediet verleend voor de kosten van den oorlog in Tongkin. Het zal nu weldra uitkomen of Frankrijk in een oorlog tegen China zal gewikkeld worden of niet. Er wordt over de zaak verschillend gedachtterwijl oenigen van meening zijn dat een paar welgelukte slagen van 't Fransche expeditie-corps de zaak kunnen beslissen en der politiek haar doel kunnen doen bereiken, ontveinzen anderen zich de bedenking niet, dat zulk een succès ook wel eens kon achterwege blijven en dat Frankrijk dan wel verplicht zou wezen tot een grooten oorlog, waarvan het einde niet te voorzien zal zijn. Er zijn kleine diplomatieke moeielijkheden ont staan tusschen Frankrijk en Spanje. De Fransche gezant te Madrid heeft zich op de Spaansche grenzen door de douanen beleedigd geacht en daarvoor op 't ontslag dier beambten aangedrongen. Het Spaansche gouvernement, overtuigd dat de aanmerkingen van den diplomaat, die zeer korzelig en niet gezien is, ongegrond waren, heeft de lieden ongemoeid gelaten. Te Parijs beeft men zich daarbij ook maar neêrgelegd, daar men toch niet bijzonder met den gezant was ingenomen. De kroonprins van Duitschland heeft koning Humberto en den paus bezocht. Met den paus heeft hij een onderhoud gehad onder vier oogen dat drie kwartier duurde en daarna zich nog een kwartier met kardinaal Jacobini afgezonderd. De beleefdheid liet niets te wenschen over. De kroonprins heeft ook het graf van koning Victor Emmanuel bezocht en daar zijn hulde aan de nage dachtenis van den re galantuomo vereerd door een krans op het graf neder te leggen. Bij de uitgevers Nijgh en van Ditmar te Rotterdam wordt met 1 Januari 1884 de uitgaaf aangevangen van het nieuwe tijdschrift »Jong Nederland, geïllustreerd tijdschrift voor Jongelui, onder redactie van J. Hendrik van Balen", en met medewerking van een aantal letterkundigen, zoo uit het buiten- als binnenland. Wij ontvingen de le aflevering en hebben die met veel genoegen ingezien. De inhoud is veelzijdig, de vorm beantwoordt aan de eischen van den tijd. Wij gelooven dat dit goede lectuur voor jongelui zal zijn. De prijs is niet hoogf 5 voor den geheelen jaargang van 26 afleveringen van twee vel, kwarto formaat en met illustraties. Reeds sinds eenigen tijd hebben we op onze tafel liggen een kleine brochure »Het Koloniaal Museum op het Paviljoen te Haarlem", door den heer F. W. van Eeden, namens de Nederlandsche Maatschappij ter bevordering van Nijverheid gepubliceerd. Wij vestigen thans daarop de aandacht van belangstellenden. De groote tentoonstelling te Amsterdam heeft veler oogen doen vestigen op onze koloniën. Men heeft daar kunnen zien, wat Indië al zoo oplevert, wat voor onzen uit voerhandel daar te doen ismaar gewis is 't bij die gelegenheid ook zonneklaar gebleken, dat ons kolonie wezen nog veel te wenschen overlaat, en dat wij inzonderheid, wat betreft de eigen ontwikkeling der koloniën, nog ver achter zijn bij sommige andere staten. Ieder heeft daar kunnen zien dat voor het Nederlandsche publiek het rijke Insulinde nog niet veel meer is dan een wezenlijk of vermeend luilekker land voor allerlei ambtenaren en dat er voor het eigen initiatief, voor de ondernemingen van landbouw, fabriekswezen, mijn- en boschbouw, en voor den handel, nog een nagenoeg onontgonnen en zeer ruim veld open ligt. Dat het behalve aan gebrek aan ambitie en onder nemingsgeest, ook vooral aan gemis van kennis onzer koloniën te wijten is, dat we nog weinig anders doen dan Insulinde bezitten, en zoo goed als kwaad mogelijk exploiteeren, behoeft geen betoog. Doch het was niet in de eerste plaats dit wat den heer van Eeden aanleiding gaf tot het opstellen van zijn geschrift. Tijdens de tentoonstelling te Amsterdam is bij eenige Amsterdamsche heeren 't denkbeeld opgekomen een koloniaal museum te stichten en daarvoor om te be ginnen zooveel mogelijk alles wat op de tentoonstelling in de koloniale afdeeling te zien is geweest, in bezit te krijgen. Verder zou dan daaraan verbonden worden een Koloniaal Tijdschrift in de Engelsche of Fransche taal, 't houden van voordrachten enz., alles om onze Oost- en West-Indische koloniën meer bij Nederlander en vreemdeling bekend te maken en zoo voordeeliger exploitatie te bevorderen. Bij al deze schoone denkbeelden en plannen schijnt men echter óf opzettelijk, óf uit onbekendheid, doch 't laatste is nauwelijks aan te nemen, vergeten te hebbendat er reeds sinds een dozijn jaren een koloniaal museum bestaat en wel op het Paviljoen te Haarlem, een zaak, die uitgegaan is van de Maat schappij van Nijverheid. Men zou dus al dadelijk in concurrentie moeten treden met die bestaande inrich ting. Wat nu de drijfveer van een handelen alsof er nog niets bestond moge zijn, kunnen wij niet uit maken. Ook de heer van Eeden zegt daaromtrent niets in zijn brochure; hij zegt echter wel dat binnenkort een groot uitvoerig verslag te wachten is over het 12yajarig bestaan der Ilaarlemsche inrichting. In elk geval vestigen we de aandacht van belang stellenden en in de eerste plaats van leden der Maat schappij op zijn geschrift. XNG^ONDEN. Het Zeeuwsch Dagblad van 19 December j.l., No. 294, heeft geantwoord op ons hoofdartikel van 15 dezer en plaatsen wij dat gaarne, gedachtig aan het »Audi et alteram partem". Middelburg, 18 December 1883. (INGEZONDEN.) De redactie der Zierikzeesche Courant heeft het de moeite waard geacht in het nummer van 15 dezer te bespreken het Ingezonden in dit blad van 7 December, waarbij opgekomen werd tegen de wijze, waarop door de H.H. Gleichman c. s. gebruik gemaakt werd van het recht van initiatief, voor zooveel betreft het tot dekking van het bestaande tekort invoeren eener be lasting op de inkomsten, tegenover het door de regeering met datzelfde doel gedane voorstel van wet tot in voering van andere belastingen of wijziging van bestaande. Korfcelijk willen wij er op antwoorden. Omtrent den aanhef niets dan dit, dat de oud conservatieven nog niet «verzwonden" zijn, gelijk men te Zierikzee schijnt te meenen. Zij schijnen zelfs nog in de Tweede Kamer te huizen, want het verslag over het voorstel der H.H. Gleichman c. s. begint met eene bedenking, gelijk wij ons in het Zeeuwsch Dagblad veroorloofden ten aanzien van hun voorstel. Doch dit doet weinig ter zake. Of er nog conservatieven van die soort zijn, is de vraag niet: wel of zij de zaak goed gevat en beoordeeld hebben. Het recht van initiatief is zuiver grondwettig, zegt de Zzeesche Couranten zij haalt daarbij een massa geleerdheid aan om dit te betoogen. Wij hebben dat niet betwist, maar wij hebben gezegd »tot nu toe is in onze parlementaire jaarboeken niet voor gekomen, en het strijd met het grond wettig recht van initiatief, dat leden eener staatkundige partij in de Volksvertegenwoordiging, aan welke de gelegenheid was gegeven aan de ministeriëele tafel plaats te nemen, tegen regee- ringsontwerpen in,hun voorstel tot oplossing van hangende vraagstukken van wetgeving overstellen." Dus, men had tegen ons te betoogen, dat dit wel had plaats gevonden. Daartoe kan niet dienen het uit de Tweede Kamer ontsproten voorstel om de wet op het lager onderwijs te wijzigen van Schaepman-Lohman, van Lohman alleen, van Vermeulen enz.want dus is het recht van initiatief toegepast ten aanzien van bestaande wetten, die men gewijzigd wil zien en waartoe de regeering niet overgaat of tijdens de in diening niet overgegaan was. Dit is geheel wat anders. Wij beweren, dat, willen zij ingediende regeerings- ont werpen bestrijden, de leden der Tweede Kamer niet moeten gebruik maken van het recht van initiatief, maar moeten gebruik maken van het recht van amen dement. Kan dit niet helpen, door dat men geheel andeie beginselen wil zien zegevieren, dan verwerpe men het regeeringsvoorstel. Wat dan volgen zal, is duidelijk. Zij die verwierpen, zullen dan in de plaats der regeering, wier voorstel verworpen is, kunnen gaan regeerenNatuurlijk als 't Hoofd van den Staat ze daartoe roept. Dit gebeurt echter in een constistu- tioneele regeering gelijk bij ons, in den regel. En daarmede vervalt ook de aardigheid, die in de Zierikzeesche Courant gezegd wordt, alsof wij gemeend hebben, dat de HH. voorstellers zoo maar op eigen gezag aan de ministerstafel konden gaan zitten. Wij meenden dit, en 't was, dunkt ons, duidelijk genoeg. Waarom heeft de heer Gleichman, die nu meent voor zijn voorstel van inkomstenbelasting eene meerderheid in de vertegenwoordiging te kunnen vinden, niet vol daan aan de opdracht des Konings om een Kabinet samen te stellen Denkelijk wel omdat hij niet kon slagen. Welnu, waarom dan nu als lid der Kamer een voorstel gedaan, dat in beginsel strijdig is met dat der regeering? Waarom nu misbruik gemaakt van het recht van initiatief, terwijl hij enkel het recht van amendement hanteeren kan? Ten slotte nemen wij nog eene bedenking op, die de Zierikzeesche Courant maakte. Wij schreven, waarom, zoo zij nu meenen, dat in de Vertegenwoordiging voor dergelijk voorstel eene meerderheid te vinden zou zijn, gingen zij niet aan de ministerstafel zitten, om van daar uit en dan op de legale wijze, de Volksvertegenwoordiging te saisis- seeren van dergelijk ontwerp van Wet." Reeds bleek hoe dat »gaan zitten aan den ministers tafel" door ons bedoeld was en hoe dat niet anders bedoeld kon zijn. Daarover dus geen woord meer. Maar nu zegt de Zierikzeesche: »zou er dan in het ge bruiken van het recht van initiatief iets illegaals zijn In de grondwet is dat recht gewaarborgd; het wordt er zelfs in zijne vormen in omschrevenhoe kan men nu zoo iets schrijven? Dat wat wij schreven hierdoor uitj zijn verband gerukt wordt, is duidelijk. Er is in dit geval, naar ons gevoelen, en niet anders bedoelden wij geen sprake van dat leden der Kamer het recht van initiatief mogen gebruiken. Zoo zij het voorstel der regeering willen bestrijden, dan moeten zij gebruik maken óf van het recht van amendement óf dat voorstel verwerpen. In 't laatste geval, zoo zij dan regeering worden, kunnen zij op legale wijze aan de Vertegenwoordiging hunne voorstellen indienen, d. i. na voorbereiding en grondwettig onderzoek van den Raad van State, dat nu bij hun voorstel gemist wordt. Juist omdat bij het gebruik maken van het recht van initiatief dat gemist wordt, mag het slechts bij uitzondering gebruikt worden en zeker mag het niet gebezigd worden als middel om voorstellen der regeering, welke aan de Volksvertegenwoordiging ge daan zijn, door een tegenvoorstel van de baan te schuiven. En hiermede nemen wij afscheid van de Zierikzeesche Courant. De lezers zullen uit dit stuk zien, dat het ongeschikt is om verder besproken te worden. Het is slechts een herhaling der ketterijen van 't eerstedaarmede komt men geen stap verder. Bovendien is dat f? daar zonder klaarblijkelijke aanleiding een hatelijkheiddie in fatsoenlijk gezel schap niet past. Wat wij schreven was geen geleerdheid ontplooien't was eenvoudig constateeren wat de Grondwet zegt, en dat was noodig voor 't mogelijke geval dat de lezers niet zoo terstond op die Grondwet letten, cn dan allicht konden meenen, dat men hier met subjectieve meeningen of met negeeren van 'tgeen in de Grondwet staat, volstaan kon. Red. Kerk- en ^choolnieuws. Beroepen te Zevenhoven ds. T. Hage te Wolfaartsdijk. Bedankt voor 't beroep naar Sir-Jansland door den cand. C. R. Rijnenberg. De kerkeraad der Ned. Herv. Gem. te Tholen heeft de uitspraak van het class, bestuur van Zierikzee ontvangen, strekkende deze tot vernietiging van de door dien kerkeraad toegepaste kerkelijke censuur tegen een gemeentelid, die bezwaar had om zijn kind door een orthodoxen predikant te laten doopen en tegen andere gemeenteleden, die niet trouw ter

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1883 | | pagina 2