aan een oud en eigenaardig gebruik, dat geen bezwaar
oplevert, een einde te maken.
De Voorzitter is het niet eens met den heer Boe je, daar
de Raad volgens de wet bevoegd is, zich de vaststelling
der voorwaarden van aanbesteding aan zich voor te behouden.
Hij gelooft echter niet dat men het publiek een dienst
bewijst door in den tegenwoordigen toestand verandering te
brengen.
De heer Goemans heeft eveneens bedenking tegen eeno
verandering. Als de groote klok den waren tijd aangeeft,
kunnen de andere klokken als waarschuwere blijven dienen.
De heer Boeije geeft wel toe, dat de Raad deze zaak
kan regelendoch alleen indien hij zich de voorwaarden
van aanbesteding voorbehoudt.
Het voorstel van den heer de Jonge daarop in stemming
gebragt, wordt verworpen met 8 stemmen tegen 3. Voor
stemden de heeren van Manen, W. A. Ochtman en de Jonge.
Hoofdst. Ill, Afd. II, Art. 2 (Onderhoud van haven en
kanaalwerken) 7209,205.
De Commissie meeent, dat de slechte toestand der kaai
muren, speciaal de verzakkingen, voor een groot deel het
gevolg zijn van de op de kaden geplaatste zware vrachten,
zooals van bazalt en molensteenen enz. Zij vraagtof hieromtrent
niet veel verbetering zou zijn aan te brengen door aanwijzing
eener andere stapelplaats, zooals b.v. de daartoe bestemde
buiten de Noordhavenpoort.
Ofschoon toch voor het gebruik der kaden als stapelplaats
eenige huur wordt betaald, meent de Commissie, dat die
niet in evenredigheid staat tot de door zware lasten aan
de kaaimuren veroorzaakte schade.
De Voorzitter zegt, dat Burgem. en "VVeth. met de
Commissie van oordeel zijndat de zware lasten geen
voordeel aan de kaaimuren doen. Hij moet er echter op
wijzen, dat een gedeelte kaaimuur dat de Commissie waar
schijnlijk voornamelijk op het oog heeftthans wordt geankerd
niet omdat het tengevolge van de zware lasten achteruitgaat,
maar omdat het door ouderdom slecht wordt. De verzakking-
is niet uitsluitend aan de zware lasten toe te schrijven.
Burgem. en Weth. zullen zich echter den wenk dei-
Commissie ten nutte maken, door de groote steenen zooveel
mogelijk te doen brengen naar het omrasterd terrein buiten
de Noordhavenpoort, dat voor het publiek bestemd is en
waarvan ook gebruik wordt gemaakt.
De Commissie vraagt verder welke plannen Burgem. en
Weth. denken voor te stellenomtrent den steenen duiker
in den "Westhavendijk in verband met de waterloozing vroeger
ten dienste geweest zijnde van de nu afgebroken garancine-
fabriek. Zij vraagt ook, of het niet de goedkoopste wijze
zou zijn den duiker digt te maken en het water afloop te
geven door de sluis van den Westhavendijk en doet daar
toe een voorstel.
De Voorzitter zegtdat voor onderhoud van dezen duiker
die diende voor den afvoer van het zwavelzure water der
garancinefabriek, ook op de begroooing voor 1883 een post
voorkomt, n.l. f 45 omdat men meende, dien duiker te
kunnen gebruiken voor de uitmonding van een nabijzijnd
riool. Later is gebleken dat dit niet kon geschieden omdat
de bodem van het riool lager ligt dan die van den duiker.
Verlaging van den duiker zou aanzienlijke kosten veroor
zaken zoodat Burgem. en Weth. van hun plan hebben
afgezien. Evenwel hebben zij geaarzeld den JRaad tot de
opruiming van den duiker te adviserendoch zij kunnen
zich daarmede wel vereenigendaar hij van geen nut is.
Het Waterschap Schouwen, wiens gevoelen gevraagd is,
heeft er geen bezwaar in als de duiker met vletgrond
digtgemaakt en de muren aan den buitenkant worden digt-
gemetseld. De kosten daarvan worden geraamd op f 200,
doch dan heeft men verder geen uitgaven meer.
De heer van Kinschot vraagt, of het eenvoudig toemetselen
der muren niet voldoende iswaarop de heer Bouwer en
de Voorzitter in ontkennenden zin antwoordenhet Water
schap Schouwen zou er ook geen genoegen mede nemen.
De lieer Houwer geeft den heer van Manen op eene
vraag te kennendat het onderhoud van den duiker jaarlijks
op f 40 kan worden gerekendwaarop de heer van Manen
zegt, dat het dan voordeeliger is den duiker op te ruimen.
De heer Boeije zegt, dat Burgem. en Weth. toen het
gebleken was ondoenljk te zijn om den duiker tot uitmon
ding van een riool te makenzich hebben afgevraagd wat
met den duiker te doen. De gemeentebouwmeester kon
ook niet dadelijk besluiten om voor te stellen den duiker
die f 2000 heeft gekost, weg te doen.
Spr. is huiverig om nu uit te maken dat de duiker
nergens meer dienstig voor is en die op te ruimen, want
de wjze waarop de duiker moet toegemetseld worden, staat
met opruiming gelijk.
De heer van Manen vraagt, of het Dageljksch Bestuur
meent dat de duiker nog voor iets dienstig is.
De heer Boeije geeft te kennendat de Gemeentebouw
meester heeft gezegd dat de duiker voor het oogenblik geen
dienst kan doen, doch Spr. meent dat dit misschien later
bij eene mogelijke verandering in het rioolstelsel het geval
zou kunnen zijn.
De Voorzitter blijft bj zijne meening, dat de duiker
doelloos geworden is en er geen belang meer bestaat dien
te behouden.
De heer de Looze merkt op, dat men later ingeval aan
den duiker behoefte bestaat, de muren weder wegnemen
en de grond er uithalen kan.
Het voorstel der Commissie om den duiker op te ruimen,
wordt daarop aangenomen met 10 stemmen tegen 1, die
van den heer Boeje.
Art. 2 der He Afd. van II. III wordt daarop verhoogd
met f 140.
De Voorzitter deelt vervolgens mede, dat bij Burgem. en
Weth. eene uitdieping der Nieuwe Haven ter sprake is
geweest, doch dat zij met liet oog op de groote uitgaven
die voor het onderwijs noodig zijn, geaarzeld hebben tot
dit werk een voorstel te doen.
Eenigen tijcl geleden is ook eene belangrijke uitdieping
gedaan. De stoombooten hebben van tijd tot tijd wel eenigen
last van de ondiepte, doch bj iaag-water staat er in de
haven op de ondiepste plaatsen nog 1,70 M. water, buiten
gewone omstandigheden uitgezonderd. Yoor booten die niet
op hot tj varen, zal er altijd eenige moeiljkheid bijven
bestaan.
Het voornemen van Burgem. en Weth. is nu wel om
enkele uitdiepingen te doen, maar voor het verdiepen der
haven aan den ingang, zijn zij teruggedeinsd. De grond aldaar
is hard en schelpachtigdoch de verondieping is in den
iaatsten tjd niet veel erger geworden. De zaak wordt even
wel niet uit het oog verloren en mogt er g-rooter ongerief
ontstaan, dan zal zj zeker nader overwogen worden.
II. Ill, Afd. II, Art. 6 (Onderhoud van straten, pleinen,
markten enz.) f 4167,50.
De Commissie geeft te kennen, dat de onder Art. 5
van II. IX der Uitgaven begrepen bjdrage van f 600 voor
uitbreiding der grindwegen in Schouwen, volgens hetgeen
haar is medegedeeldeerst op de begrooting voor 1885
behoort voor te komen. Is dit juist, dan stelt zj voor,
H. Ill, Afd. II, Art. 6 met 600 te verhoogen voor den
aankoop van straatkejen. II. IX, Art. 5 kan dan met dat
bedrag worden verminderd.
Vervolgens vraagt de Commissie hoe het staat met de
bijdrage van deze gemeente voor den weg naar Dreischor,
waarover zj niets in de begrooting vermeld heeft gevonden.
De Voorzitter zegt, dat gebleken is dat de bjdrage voor
de wegen in Schouwen niet noodig is vóór in 1885 en dat
Burgem. en Weth. derhalve tegen het voorstel der Oom
missie om voor het daarvoor uitgetrokken bedrag straatkejen
aan te koopengeen bezwaar hebbente meer daar er
voor bet verleggen der straten behoefte aan kejen bestaat.
Hj deelt verder mede, dat de bjdrage die voor wegs-
verbetering- aan de gemeente Dreischor is toegekend, in
1884 ook nog niet behoeft te worden uitgekeerd en dat
deze post daarom niet op de begrooting voorkomt.
II. Ill, Afd. II, Art. 6 wordt daarop verhoogd met f600.
II. Ill, Afd. III, Art. 2 (Voor het vernieuwen dei-
defensiewerken van den "Westhavendijk bj het Westhaven
hoofd) f 1851,77=,
De Commissie meent er op te moeten wjzen, dat liet
van groot belang is zeer naauwkeurig op de uitvoering en
op het onderhoud te letten van de werken bj het West
havenhoofd daar de grond onder de gloojing schjnt weg-
te spoelen en de steenen alsdan bj laagvvater verschuiven.
De Voorzitter en de.heer Houwer deelen mede, dat dit
feit aan het Dageljksch Bestuur niet ontgaan is en dat er
zooveel mogeljk geregeld in voorzien wordt door den teen
van den djk te verlengen.
De heer Zuurdeeg vraagt, of de verschuiving niet kan
worden voorkomen door het zetten van paaltjes.
De heer Houwer ziet hierin bezwaar voor de scheepvaart.
De Voorzitter geeft te kennendat Burgem. en Weth.
den wenk der Commissie zullen ter harte nemen.
II. Ill, Afd. III, Art. 5 (Voor liet effenen van uitge
graven zelke-terrein en liet doen van andere werkzaam
heden daaraan) Memorie.
De Commissie vraagt hoedanig Burgem. en Weth. voor
nemens zijn te handelen met de terreinen, waarin de
zelkasck is uitgegraven. Zij zou het wenscheljlc achten die
terreinen aanvankelijk jaarlijks te verhuren.
De Voorzitter deelt namens Burgem. en Weth. mede,
dat de Commissie voor de uitgraving en aflevering van
zelkasch voornemens is het terrein tusschen de meestoof
»de Wereld" en den straatweg te effenen en dat Burgem.
en Weth. later zullen overwegen in hoever verpachting-
dan wel beplanting wenscheljk is. Van liet overige terrein
kan nog niets worden gezegd. Hij wjst er verder op, dat
ook aan de Schutterj een exercitie-veld dient te worden
verschaft.
II. Ill, Afd. III, Art. 6 (Voor aankoop van opgaande
boornen) Memorie.
De Commissie heeft met genoegen deze nieuwe post op
de begrooting gezien. Zj vereenigt zich niet alleen met
het denkbeeld van Burgem. eD Weth., maar drukt den
wensch uit, dat aan het In dit art. uitgedrukte denkbeeld
gevolg zal worden gegeven b.v. door aanplanting van de
Wegen.
De Voorzitter geeft te kennen, dat Burgem, en Weth.
aan het voornemen tot aanplanting gevolg hopen te geven.
De vergadering wordt voor eenige Jogenblikken geschorst.
Na de heropening der vergadering, wordt de behandeling
der gemeente-begrooting dadeljk voortgezet.
II. Ill, Afd. III, Art. 7 (Voor het vernieuwen van de
steenen brug over de Karnemelksvaart) f 1700.
De Commissie kan zich niet vereenigen met het plan van
Burg-em. en Weth. omtrent het vernieuwen dezer brug.
In de eerste plaats meent zij dat de Karnemelksvaart
als vaart" geen reden van bestaan meer heeft en in de
tweede plaats, dat indien dusdanige werken, zooals in casu
de brug- over de Karnemelksvaart en de muur der vaart
voortdurend jaarljks onderhoud vereischen, het beter is ze
weg te breken en niet om ze te vernieuwen.
Zj zou het daarom voor de gemeente voordeeliger achten