indien kon worden besloten tot het dempen van de vaart met een steenen duiker, (in plaats van de brug) tot afvoer van water naar de Brakke gracht. De voordeelen zouden dan naar haar inzien zijn a. er zou tegemoet worden gekomen aan de klagten omtrent den stank uit de vaart; b. de muur der vaart zou geen jaarlijksch onderhoud vereisc.hen c. door de vervanging der brug door een duiker zouden de onderhoudskosten verminderen; cl. door verkoop van de door de demping verkregen 'oppervlakte grond, zouden de aanlegkosten aanmerkelijk verminderd worden. De Commissie wenseht dat Burgem. en Weth. dit plan door den gemeente-bouwmeester laten onderzoeken en daarvan eene b'egrooting opmaken. Zij meent voorts, dat indien in hoofdzaak daartoe kon besloten wordenhet zeer gevoeglijk zou kunnen geschieden het werk over twee of meer jaren te verdeelen. Ofschoon een der plannen van den gemeente-bouwmeester eenigermate met het denkbeeld der Commissie overeenkomt, wijst de Commissie er nog op: a. dat volgens haar nog onnoodig is het maken van een brandput, daar bij eventuëelen brand in de nabijheid water genoeg is; b. dat de duiker niet voor doorvaart, doch slechts voor afloop van water behoeft te dienen, derhalve kleiner kan zijn en goedkooper in aanleg en onderhoud. Een lid van de Commissie is van oordeel, dat de steenen brug over de Karnemelksvaart nog niet zoo bouwvallig is dat zij dringend vernieuwing of herstelling vereischt. De Voorzitter zegt, dat Burgem. en Weth. bij hun voorstel blijven en wijst op hetgeen door Burgem. en Weth. in de Memorie van Toelichting is medegedeeld, n.l. »dat de steenen brug over de Karnemelksvaart zeer bouwvallig is en voor geene herstelling meer vatbaar, waarom eene geheele vernieuwing noodig wordt geacht, waarvan de kosten op f 1700 worden geraamd; dat de vraag is overwogen of men de Karnemelksvaart, die als vaart niet meer behoeft te worden gebruikt, niet zou kunnen dempen. Daardoor zouden de onaangename uitwasemingen, die zich van tijd tot tijd uit de vaart verspreiden, worden weggenomen en omdat alsdan het behoud der brug onnoodig zou zijn, zou men de kosten eener vernieuwing kunnen besparen; dat de vaart evenwel niet zou kunnen worden gedempt, zonder dat tevens aan het riool, dat nu daarin uitloost, een afloop werd gegeven naar de Brakke gracht. Bovendien zou het wenschelijk zijn, dat op de plaats, waar nu het begin van de Karnemelksvaart is, een put werd gemaakt, met buizen in verbinding staande met de Brakke gracht, om bij het blusschen van brand te worden gebruikt; en dat, daar die verschillende werken met het afbreken van de bouwvallige brug, evenwel geraamd worden eene uitgaaf te zullen vorderen van f 5000 en deze som voor de krachten der gemeente te zwaar wordt geacht, men gemeend heeft de voorkeur te moeten geven aan eene vernieuwing der brug; dat er ook aan gedacht is, om in plaats van eene nieuwe brug een cementsteenen duiker te leggen onder de wandeling van zoodanige grootte, dat men met een smal vaartuig daardoor zou kunnen varen, teneinde van tijd tot tijd de uit de Karnemelksvaart te baggeren modder te vervoeren. Als men later tot eene demping dier vaart zou willen overgaan, zouden de alsdan te leggen rioolbuizen aan dien duiker kunnen worden aangesloten. De kosten van dat werk worden geraamd op f 1252; dat men deze wijze van voorziening evenwel gemeend heeft niet te moeten kiezen, omdat daardoor, in weerwil van de vrij hooge uitgaaf, de bestaande gebrekkige toestand niet op afdoende wijze 'zou worden verbeterd." De Voorzitter zegt verder, dat demping der Karnemelks vaart wel wenschelijk doch niet dringend noodig is. Er zijn op de vaart niet veel bewoonde huizen en de uitwasemingen zijn dan ook niet zoo groot. In den afgeloopen zomer is de vaart dikwijls ververscht door het inlaten van water uit de Oude Haven in de Zoute- en de Brakke gracht; ook is de vaart uitgebaggerd en slechts enkele dagen heeft men last gehad van den stank. Dit in aanmerking genomen, meenen Burgem. en Weth. geen voorstel ter tafel te mogen brengen, om zulk eene groote uitgaaf als de demping vereischt, te doen, waarom zij bij hun voorstel om de brug te vernieuwen, blijven. Het maken van een duiker op de wijze door de Com missie aangegeven, zou volgens den Gemeentebouwmeester slechts tot eene besparing van f 100 leiden. Het werk over twee jaren te verdeelen zou alleen kunnen zijn, de betaling over twee dienstjaren te doen, want het werk zelf in gedeelten uit te voeren, zou meerdere kosten veroorzaken. Indien de Baad nu van oordeel is, dat demping der Karnemelksvaart noodig is, meenen Burgem. en "Weth., dat het door hen overgelegde plan van demping de voor keur verdient. De heer Zuurdeeg verklaart zich tegen het vernieuwen der brug, omdat de Karnemelksvaart als vaarwater niet meer noodig is. Hij verdedigt het plan van demping, wijst er op dat het maken van een brandput, in het plan van den Gemeentebouwmeester opgenomen en op 700 geraamd, onnoodig is, dat bij demping het onderhoud van het muur werk en de kosten van het aanhoudend uitbaggeren ophouden en dat er door vervreemding van den te verkrijgen grond ook eenige bate zal ontstaan. Evenwel acht hij de zaak nog niet genoegzaam voorbereid en daarom vindt hij het beter die aan te houden, als dit voor deze begrooting geen bezwaar is. De Voorzitter komt op tegen de bewering van den heer Zuurdeegdat de zaak niet genoegzaam voorbereid isdaar een drietal plannen door den Gemeentebouwmeester en de Commissie van Fabricage is ontworpen en bij de begrooting overgelegd. Hij moet nogmaals herhalen, dat Burgem. en Weth. van oordeel zijn, dat, als de Baad demping van de Karnemelksvaart wil, zij het geheele plan van demping, zooals het overgelegd is, behoort aan 'te nemen. De heer Boeije brengt onder de aandacht de groote uitgaven, die eene demping met zich brengt. Hij acht die demping niet dringend noodig en verdedigt nader het voorstel van Burgem. en Weth. omtrent het vernieuwen der brug. Mogt de Baad echter volstrekt eene demping willen, dan meent hij dat die in eens behoort te geschieden. De heer Goemans verklaart zich tegen het vernieuwen eener doellooze brug; hij zou dan liever de stankgevende sloot willen dempen, doch hij vraagt zich af of de zaak wel urgent is en hij zou de brug vooreerst nog liever laten zooals die nu is. De Voorzitter zegt, dat de Gemeentebouwmeesler voor ziening in den slechten toestand der brug dringend noodig acht en dat het nemen van de noodzakelijkste voorziening zou zijn, het leggen van een houten noodbrug of vonder, die minstens f 200 zou kosten. Wat de brandput betreft, meent hij, dat die desnoods zou kunnen vervallen, indien in den muur van de Verreput eene opening met schuif werd gemaakt om de brandspuit slangen, zoo noodig, in te laten. "Voorts wijst hij er op, dat men zich omtrent de baten van den door overdekking te verkrijgen grond, waarin buizen moeten worden gelegd, niet veel moet voorstellen, daar die alleen door de eigenaars van de aangrenzende landen is te gebruiken en aan deze alleen in erfpacht zou kunnen worden gegeven. De heer Boeije zegtdat indien tot de demping besloten wordt, de aanbesteding zóó kan worden geregeld dat de betaling over twee dienstjaren plaats heeft en de helft der geraamde som op deze begrooting kan worden gebragt. De op de begrooting gebragte post voor aankoop van In schrijving op het Grootboek zal dan behooren te worden verminderd. De Voorzitter stelt alsnu aan de orde de vraag: of de Baad wenseht, dat de Karnemelksvaart zal worden gedempt. Deze vraag wordt met 10 stemmen tegen 1die van den heer Boeije, bevestigend beantwoord. Vervolgens brengt de Voorzitter in behandeling de vraag of in de te dempen vaart een brandput zal worden gemaakt. De heer Houwer meent, dat het maken van een brandput wenschelijk is, omdat er anders bij brand in de nabijheid geen ander water dan uit de Verreput te verkrijgen zal zijn. De Voorzitter betwijfelt het nut van een brandput indien in den muur van den Verreput de noodige opening wordt gemaakt. De heeren Zuurdeeg en Boeije verklaren het maken van een brandput onnoodig te achten, waarna met 9 stemmen tegen 2, die van de heeren Schneiders en Houwer wordt besloten, het door Burgem. en Weth. overgelegde plan om de vaart te dempen uit te voeren, doch het maken van een brandput daaruit te doen vervallen. De kosten bedragen volgens dit plan, na aftrek der kosten van den brandput f 4250. De helft dier som wordt op voorstel van den Voorzitter als Art. 7 gebragt onder de IHe Afd. van H. III, te weten: »Voor het dempen van de Karnemelksvaart met bijbehoorende werkzaamheden f 2125." Wegens het vergevorderde uur wordt de zitting verdaagd tot Woensdag den 31 October 1883, des avonds te 7 uur. Snelpersdrukkerij van H. LAKENMAN te Zieriksee.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1883 | | pagina 10