Burgem. en Weth. hebben overwogen onder welke rubriek
de post het beste zou zijn te brengen en daar zij de voeding
niet beschouwen als eene gratificatie, hebben zij die gebragt
op het Artikel waarop die nu voorkomt, daar dit ook
daartoe blijkens de omschrijving aanleiding geeft.
De heer van Manen meent, dat de opvatting van
den Voorzitter niet de juiste is, eene gratificatie is eene
belooning. Naar zijn inzien is hetgeen werd verstrekt bij wijze
van fooi gegeven en daarom is het niet verantwoord waar
het behoort.
De heer Boeije zegt, dat het verstrekte niet is gegeven
om de naehtwachts te beloonen en dat het daarom dus ook
geen gratificatie is. Hij meent, dat het niet gaan zal om
tot hetzelfde gevoelen te komen en geeft daarom in overwe
ging de opmerking verder met stilzwijgen voorbij te gaan.
De heer van Manen zegt, dat het bier geldt een principe.
Er is eene gratificatie in natura gegeven en daar de Baad
voor gratificatiën een post uitgetrokken heeft, moet dit
daarop verantwoord worden, anders geeft men het middel
aan de hand om langs anderen weg meer uit te geven,
dan er toegestaan is. Hij stelt daarop eene motie voor, de
strekking hebbende om uit te maken, dat de post behoort
onder de gratificatiën.
De heer Moolenburgh vindt de opmerkingen van den beer
van Manen in den regel juist en stemt dan ook dikwijls
met hein indoch thans gelooft hijdat deze de zaak ver
keerd inziet. Het is de vraag, of het in het belang dei-
gemeente is dat de naehtwachts voortdurend in dienst blijven.
Neemt men dit aan, dan kan hij'het verstrekken van
latgene wat noodzakelijk is voor hun levensonderhoud, niet
-men eene gratificatieevenmin als het voedsel dat men
jrand aan de leden der brandweer uitreikt eene gratificatie
noemen is. Hij meent dat de post niet onder eene andere
riek is te brengen dan nu is gedaan, en hij,is tegen de
otie van den heer van Manen.
De beer van Manen meent, dat zijne motie, na liet ge-
prokene van den heer Moolenburghweinig kans van slagen
eeft, daar deze zich op het standpunt stelt, dat men de
achtwachts ook voedsel moet gevendoch dan vraagt hij
waarom dan bij uitzondering op kermis? Ook dan zouden
zij daarvoor even goed zelf kunnen zorgen als op andere
tijden. Als de motie van Spr. wordt verworpen, meent hij
dat de weg geopend is, om boven de door den Baad toe
gestane gratificatie te geven wat men wil en dit kan de
bedoeling niet zijn.
Daarop komt in stemming de motie van den heer van
Manen, nader gewijzigd ten gevolge eener opmerking van
den Voorzitter, en luidende aldus:
»De Raad, van oordeel dat uitgaven als de hier bespro
kene, behooren te worden betaald uit Art. 7, Afd. 1 van
het 5 Hoofdstuk der begrooting (Gratificatie van agenten
van politie en naehtwachts) gaat over tot de orde van
den dag."
Die motie wordt verworpen met G stemmen tegen 2, die
van de heeren van Manen en de Crane.
•-Gedurende de behandeling dezer zaak verliet de heer
Goemans de vergadering.
iY. Onder Art. 72 (kosten voortvloeiende uit de wet van
4 December -1872 (St.bl. No. -134) wordt uitgegeven eene som
van 20 voor lokaalhuur aan Volksbelang", ten behoeve
der gratis-vaccinatiën.
Zou dit bedrag niet bespaard hebben kunnen worden
als er gevaccineerd geworden ware in eenig lokaal der
gemeente? Met name schijnt liet gebouw voor lijders aan
besmettelijke ziekten, waarin althans gedurende de jongste
zes jaren niemand verpleegd werd, eene voortreffelijke ge
legenheid daarvoor aan te bieden.
De Voorzitter geeft te kennen, dat de hier bedoelde uit
gaaf is het gevolg van een in '1873 door den Baad genomen
besluit. De som van f 20 voor lokaalhuur is in de gemeente-
begrooting afzonderlijk opgegeven. Vroeger is er meermalen
over gesproken om de vaccinatiën te doen plaats hebben
in liet gebomv voor lijders aan besmettelijke ziekten, doch
dit had bezwaar, omdat dat gebouw ten allen tijde beschik
baar moet zijn.
De heer de Crane vraagt nog of het ijldokaal daarvoor
niet kan gebruikt worden, doch de Voorzitter wijst hem
erop, dat dit verhuurd is.
V. Onder Art. 72 komt ook voor f 20,92s, voor levering-
van gas voor bet gebouw voor lijders aan besmettelijke
ziekten.
Be Commissie meent te weten, dat dit gebouw in 1882
buiten gebruik bleef en acht het niet noodig dat den custos,
behalve de ruime belooning die hij genietvoor de moeite
om het huis te bewaren en om eventueel beschikbaar te
zijn als concierge, vrij licht van gemeentewege worde ver
schaft, tenware dit bij zijne aanstelling uitdrukkelijk door
hem bedongen en hem toegezegd mogt zijn.
De Voorzitter antwoordt, dat den bewaarder bij zijne
aanstelling vrij licht van gemeentewege is toegezegd. Hij
zegt verder, dat door bet aanbrengen van eene bijzondere
afsluiting van het ongebruikt blijvende gedeelte van het
gebouw in den laatsten tijd eene besparing van gas is
verkregen.
VI. Op Art. 76 (Kosten der brandweer), vindt men 7
posten uitgetrokken voor reparatie aan brandspuithuisjes,
te zamen bedragende 30,68s.
Tot tweederlei vraag gaven die aanleiding. Vooreerst:
is de aannemer van bet onderhoud der openbare gebouwen,
krachtens het bestek of de voorwaarden van het onderhoud
dezer openbare gebouwen ontheven? Zoo ja, zou het dan
niet regelmatiger en voordeeliger zijn ook het onderhoud
van de brandspuithuisjes aan te besteden?
De Voorzitter geeft te kennen, dat het onderhoud der
brandspuithuisjes niet is begrepen onder dat der openbare
gebouwen dat jaarlijks wordt aanbesteed, doch afzonderlijk
in de raming der brandweer is opgenomen. Als men het nuttig-
aclit het onderhoud dier buisjes bij de gewone onderhouds
werken op te nemen, kan daaromtrent later bij de behan
deling der gemeentebegrooting een voorstel worden gedaan.
VII. Ouder Art. 83 (Onderhoud van gebouwen en meu
belen Middelbaar Onderwijs) trokken twee posten de aan
dacht, één ad f 15,84, ten behoeve der weduwe Zijlstra
voor geleverde benoodigdheden, als: dweilen, bezems enz.,
de andere ad f 15,51 aan J. van der Jagt voor verschotten
in zake het onderhoud der Hoogere Burgerschool.
Er werd gevraagd of die wijze van handelen geen aan
leiding- kan geven tot verwarring, vermits de nota dei-
weduwe Zijlstra gelijksoortige benoodigdheden omvat als
die van Van der Jagt en of het niet beter zou zijn en meer
bevorderlijk aan eene goede controle, als benoodigdheden
van dien aard door slechts één persoon werden verschaft
en aan één persoon uitbetaald.
Voorts in aanmerking nemende, dat er in elke huishouding,
en niet het minst in een gemeentelijke, op de kleintjes
gepast moet worden, meent de Commissie er nog op te
moeten wijzen, dat er 21 posten voor dweilen (behalve
bezems enz.) vermeld worden, tot een gezamenlijk bedrag
van f 8,75 en een totaal cijfer van f 1,80 aan lucifers.
Als men bedenkt, dat er op die school toch geen onder
wijs in het rooken gegeven wordt en dat er op het Raadhuis,
waar wèi en veel gerookt wordt, in 1882 voor ƒ2,03 aan
lucifers zijn verbruikt, dan schijnt die uitgaaf wel wat lioog.
Ter voorkoming van misverstand stelt de Commissie er
prijs op, te verklaren, dat zij de aanmerking maakte niet
om te vitten over nietigheden of om iemand van oneerlijk
heid te verdonken, maar om ieder wien bet aangaat het
bewijs te leveren, dat de Baad ook op de zoogenaamde
kleinigheden let en gaarne do meest mogelijke zuinigheid
betracht ziet.
De Voorzitter deelt mede, dat de bediende der Hoogere
Burgerschool de materialen voor het schoonhouden haalt
daar waar hij die het goedkoopste kan krijgen. Er is in
het gebouw veel te dweilen, want er zijn 14 lokalen met
trapgangen en overloopen schoon te houden. Alles wordt
eiken Dingsdag, Woensdag en Zaturdag schoongemaakt en
daarvoor is om de 14 dagen minstens één dweil noodig,
terwijl er wollen en linnen dweilen worden gebruikt.
De heer van Manen zegt nogdat bet de Commissie in
bet oog viel dat er elk oogenblik een dweil noodig is.
Spr. weet, dat in een groot gebouw in deze gemeente,
waar ook veel te dweilen valt, voor niet meer dan 3
in het jaar aan dweilen wordt gebruikt en hij is bereid
den Voorzitter bij gelegenheid mede te deelen, welk ge
bouw dit is.
Wat de opmerking omtrent den post voor lucifers betreft,
zegt de Voorzitter, dat aan de Hoogere Burgerschool geen
onderwijs in het rooken, maar wel in de Scheikunde ge
geven wordt en dat daarvoor veel lucifers noodig zijn.
Ieder leerling toch, beeft voor zijn werktafel een gaspit
en telkens als er een oogenblik is dat die niet behoeft te
worden gebruiktwordt zij uitgedraaid, waardoor besparing
van gas verkregen wordt. Overigens staan er alleen lucifers
in de docentenkamer en in de andere lokalen niet.
De heer van Manen dankt den Voorzitter voor deze
inlichtingen. In elk geval vindt hij het goed, dat deze
zuinigheidskwestie hier is ter sprake gekomen.
VIII. Met betrekking tot Art. 85 (Verdere kosten van
het Middelbaar Onderwijs)merkt de Oommissie opdat
er in 1882 alléén voor den aankoop en het opzetten van
sceletten van dierenhoofdzakelijk vogels, is uitgegeven
het vrij aanzienlijke bedrag van f 121,12.
Zij wenscht zich te dezer plaatse niet met het onder
te bemoeijenverre van dienmaar rekent zich
verpligt te vragen of de behoefte aan deze hulpmiddelen
men dan toch heeft kunnen ontberen gedurende het g,
aantal jaren dat de betrokken vakken reeds gedoci
werdenzich zoo onverhoeds en dringend geopenbaard he
dat men er geen bezwaar in zag, in één jaar zulk
belangrijk bedrag te besteden ten behoeve van dit (i
het bescheiden oordeel der Commissie) toch niet meest
wigtig onderdeel van het Middelbaar Onderwijs.
De Commissie beweert geenszins, dat er van de bij
begrooting tot dit doel gevoteerde gelden een veria
gebruik is gemaakt 't geen trouwens ook buiten
gebied van baar kennis zon liggen zij constateert ei
het feit, dat haar aandacht trok. En dit deed zij in
vertrouwen, dat ieder, die er op zijn terrein iets toe
dragen kaner aanleiding in vinden zal omterwijl
gemeente onder zwaresteeds klimmende offers voor
onderwijs gebukt gaat, die offers te beperken tot een
laag mogelijk minimumook ten opzigte van de aanschaf
van hulpmiddelen. Immers juist op dit gebied wil anr
de liefde voor de wetenschap de in het gemeentebei
toeh ook zoo hoog noodig-e spaarzaamheid wel eens I
parten spelen.
De Voorzitter zegt, dat de vorige leeraars meer w
maakten van de Scheikunde dan van het onderwijs in
Natuurlijke Historie. De hulpmiddelen daarvan waren
ook naar het oordeel van den Inspecteur zeer onvolle
Deze zegt in een schrijven van 9 Jumj 1882 het volgen
»De hulpmiddelen, thans voor Natuurlijke Historie vc
handen, mogen niet anders dan hoogst onvolledig wor
genoemd, om geen sterker woord te gebruiken". »En
verheugt mij zeer, dat de nieuwe Ieeraar zich de z
heeft aangetrokken".
De heer van Manen wil dit aannemendoch het bevreei
hem, dat die dringende noodzakelijkheid door den Inspeel
zoo plotseling- is ontdekt. Als de jongens er vroeger kon
komen zonder die dure hulpmiddelen, zou dit toch nu
kunnen geschieden. Ook vindt bij het vreemd, dat
Commissie van Toezigt het ook niet vroeger ontdekt he
De Voorzitter zegt, dat door den Inspecteur daaromti
niets plotseling is ontdekt. Reeds vroeger beeft bij herh:
delijk onvolledigheid der hulpmiddelen besproken. Met
aanschaffen daarvan is men steeds zuinig te werk g-ega
zooals blijkt uit de begrooting. De Commissie van Toe
heeft zich daaromtrent ook niets te verwijten, want als
leeraars hun verlangen niet openbaren om hulpmiddelei
verkrijgen, kan zij er ben niet toe dwingen.
De beantwoording van de opmerkingen der Commi
hiermede afgeloopen zijnde, zegt de Weth. Boeije, dat
welligt zou nieenen dat de aanmerkingen der Commi
het Dagel. Best. minder welkom zijn geweest, doch
moet verklarendat de aanmerkingen op die kleinighe
hem aangenaam zijn geweest en dat zij de taak van Burg
en Weth. vergemaldcelijken. 'De leden zullen wel weten dal
niet met milde hand aan uitgaven medewerkt. Bij het m
dateren der uitgaven is het hem dikwijls eene onaangem
ervaring, dat men veel vraagt, doch de Baad kan overtn
zijn, dat de uitgaven ernstig overwogen en besproken wore
Hij wenscht dit hier te verklaren, omdat deze wen]
nuttig kunnen zijn als zij naar buiten werken.
De heer van Manen hoopt allerminst, dat bij iemand
gedachte zal opkomen, dat het doel der Commissie i
op nietigheden te vitten, of het Dagel. Best. op de ving
te zien. De bedoeling is alleen geweest om ieder w
't aangaaten dit zijn er velen buiten het Dagel. Best.
doen blijkendat er in den Baad op de kleintjes gelet vvoi
De rekening wordt daarna op de bovengenoemde cijf
met algemeene stemmen voorloopig vastgesteld.
De beide Wethouders hebben zich van deelname aan
besluit onthouden.
De Voorzitter deelt mede, dat nog is ingekomen, c
verzoekschrift van den beer H. J. Bastmeijer, hoofd c
eerste school voor gewoon en meer uitgebreid lager ondi
wijs, waarin hij te kennen geeft, dat de ophanden zijn
buiten gebruikstelling van zijn schoollokaal, hoe ook dc
het gemeentebelang geboden, hem geldelijk nadeel berokkei
en dat bij op de gronden in eene daarbij overgeleg
memorie ontwikkeld, meent billijke aanspraak te hebb
op tegemoetkoming van gemeentewege, waarom hij yerzoe
hem die te verleenen tot een bedrag en in een vorm i
den Baad gepast zullen voorkomen.
De Voorzitter zegt, dat Burgem. en Weth. deze ia:
zullen overwegen om den Baad later te dienen van adv'11
Na omvraag sluit de Voorzitter de vergadering.
Snelpersdrukkerij van H. LAKENMAN te Zieriksee.