ZIERIKSEESCH1 COURANT.
voor het arroodis- sement Zieriksee.
1883. No. 64. Woensdag 22 Augustus. 86ste jaargang
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
ZONDAGSRUST.
Deze Courant verschijnt DINSDAG- en VRIJDAG-AVOND
uitgezonderd op FEESTDAGEN
Prijs per drie maanden f 1,Franco per post f 1,
Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad '10 cent.
PRIJS DER ADVERTENTIE N:
Per gewone regel '10 cent. Huwelijks-, Geboorte-
en Doodberichten van 6 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 1-5 regels, mits contant betaald, 25 ct
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever H. LAKEMM'.
Welk een schoon en liefelijk woord! Hoe is
zij door de poëzie verheerlijkt, die zondagsrust,
door graveerstift en penseel ju aantrekkelijke
tafereelen gemaaldEu toch, hoe vele duizenden
zijn er in onze hedendaagsche maatschappij, die
baar niet kannen genieten, voor wie 't woord
zondagsrust ironie is.
Om velerlei redenen is dit zeer te betreuren.
Tot arbeid, vlijtigen arbeid, geroepen en ver
plicht, moet de menscli toch niet tot dien arbeid
gedoemd zijn. En voor hoevelen iu de tegen
woordige maatschappelijke inrichting kan toch
de arbeid niet auders dan een slavendienst
genoemd worden.
In een of anderen stillen uithoek of op het
platte land, valt dit niet zoo sterk in bet oog
en zijn bet betrekkelijk weinigen, wien door
de omstandigheden geen geregelde zondagsrust
vergund wordt, maar in de groote steden en
langs de slagaderen van het ouderling verkeer
springt het in 't oog, hoevelen ook op Zondag,
zoowel als in de week, aan den rosmolen van
den maatsehappelijken arbeid gekluisterd zijn.
Dit moge aangenaam zijn voor de reizenden
en trekkenden, die op den Zondag uitgaan
voor hun vermaak of om nog een dag meer
te winnen en aan het genot of aan de zaken
te kunnen wijden, 't is toch ontegenzeggelijk
iets dat niet goed is.
Er is tweederlei zondagsviering; een kerke
lijke en die wordt den menschen evenzeer als
de arbeid als een lastig pak op de schouders
getast, en een natuurlijke, die ons voorkomt
de wezenlijk goede te zijn. Van sabbathistische
geestdrijverij zijn we afkeerig, vóór zondags
viering door vrije zondagsrust zijn we ten sterkste
gestemd.
In den Zondag zien we geenszins een ge
dwongen rustdag, een dag waarop 't den menseb
tot plicht gesteld zou zijn te rusten, gelijk
't hem op de andere dagen tot plicht is gesteld
te werkende Zondag is voor ods een gave,
een geschenk, een voorrecht. Dat voorrecht
zouden we algemeen willen zien genieten, niet
gelijk nu slechts door een zeker deel der
menschen, terwijl voor een ander deel de Zondag
misschien een nog drukker werkdag is dan de
overige dagen der week.
Maar ofschoon we den plicht van zondags
viering, zooals die door de sabbathisten wordt
opgevat en den menschen opgelegd, Diet er
kennen, geven we gaaf toe, dat de Zondag bij
uitnemendheid ook de dag is, dien de mensch
aan zijn godsdienst kan wijden. Onze persoon
lijke meening in dezen in 't midden latende,
neinen we als bewezen aan, dat verreweg de
meeste menschen behoefte hebben aan gezette
uiterlijke godsdienstoefening', godsvereering, cul
tus of hoe men 't uoemen wil, en ook om die
reden is de Zondag als stille dag van zeer veel
belang, 't Is waar, dat de mensch, die waarlijk
in alle opzichten godvreezend of godsdienstig is,
geenszins voor de uitingen van zijn godsdienst
zin een bijzonderen dag noodig heeft, want
immers ook onder zijn arbeid kan die gods
dienstige zin hem bezielen en het ora et labora
kan hij te allen tijde iu beoefening brengen
maar volgaarne zouden wij hun, die hiermede
niet kunnen toekomen, en die een bijzonderen,
gezetten dag van noode hebben voorde vervulling
hunner godsdienstige behoeften, ook zulk een
dag gunnen.
Beschouwd als dag voor godsdienstoefening,
of eenvoudig ais rustdag, altoos zal de Zondag
onmisbaar blijken, en daarom, we herhalen het,
is 't wel zeer te betreuren dat de zondagsrust
in onze maatschappij zooveel te wensohen overlaat.
Het verschijnsel dat er van vele zijden sterk
wordt aangedrongen op het herstel van den
Zondag als rustdag en dat wel voor zoovelen
mogelijk, begroeten wij met ingenomenheid.
Er is een soort beweging ontstaan, strekkende
om het werken op Zondag zooveel mogelijk
te keer te gaan, afgeschaft, ja verboden te zien.
Twee wegen kunnen gevolgd worden om dit
doel te bereikende opwekking der moreele
overtuiging van arbeiders en werkgevers, en
het provoceeren van een nieuwe zondagswet.
Den eersten weg achten wij verre de beste
te zijn.
Niet lang na zijn troonsbeklimming heeft
Koning Willem I de zondagswet van 1816 in
de wereld geholpen. Zij is nimmer van wezen
lijke kracht geweest, want zij berustte op een
valsch beginsel en zij was partijdig en inconse
quent. Met een wet is een toestand te bereiken,
gelijk die in Engelaud bestaatdoch dan moet
de wet consequent zijn, streng worden gevestigd,
nauwlettend worden gehandhaafd enz. enz. Maar
dan nog blijft zij rusten op een'valsch beginsel.
Immers steeds staat bij een zondagswet 't gods
dienstig, laat ons eerder zeggen 't kerkelijk
drijven op den voorgrond, en hoort men van
„dag des Heeren" met de daarbij behoorende
teksten. Dit nu is o. i. 't vaisehe beginsel,
omdat de Heer geen dag noodig beeft. De
Zondag moet bij uitnemendheid de dag der
menschen zijn„dag voor den mensch", beeft
iu ons oor een veel edeler klank dan „dag des
Heeren". In de week is de arbeider en in
't algemeen ieder die aan gezetten dagelijksehen
arbeid gebonden is, zich zeiven niet, maar
behoort hij aau zijn taak, waaraan hij zich
geheel dient te wijden ora voor zijn eigen ge
weten verantwoord te zijn. Maar de Zondag,
of de rustdag moest zijn eigen dag zijn; dan
moest hij zijn eigen beer en meester zijn. Dat
hij, kerkelijk godsdienstig zijnde, dan dien dag
bij uitnemendheid kan aanwenden tot bevor
dering van zijn zielenheil, tot voldoening zijner-
godsdienstige behoeften, tot oefening iu zijn
bijzondere kerkelijke godsdienstleer en cultus,
tot stille overdenking of stichtelijke lectuur, dat
alles spreekt van zelf, en als bij dat alles nu
ook in oprechtheid doet,zal hij zijn rustdag-
wél besteden. Maar ook hij, die geen behoefte
heeft aan die uiterlijke godsvereering, in welke
zoovelen bet ééne noodigo zien, en die integen
deel de zaak zoo opvat, dat voor hem alle dagen
wat zijn godsdienstige uitingen of gedachten
betreft dezelfde zijn, ook hij kan één rustdag
per week uitstekend goed gebruiken. Hij kan
dien gebruiken in de eerste plaats om vrij te
zijn, gelijk reeds gezegd is. Van die vrijheid
kan hij gebruik maken om zich te ontspannen
van den dienst des stofs, 't zij door zich te
vermoeien in de natuur, 't zij door zijn geest
te beschaven en te oefenen, zijn kennis uit te
breiden, liet hoogere in hem te cultiveeren en
tot ontwikkeling te brengen.
En nu is 't duidelijk dat een zondagswet van
't kerkelijk beginsel uitgaande wel voor dezen
goed en rechtvaardig en gewild zal wezen,
maar voor genen een dwangjuk dat drukt en
hindert en 't aangename van de zondagsrust
kan vergallen.
Bovendien tast zulk een wet de persoonlijke
vrijheid meer aan dan noodig is. Zij maakt
den sabbath tot lieer van den mensch en steeds
moet de mensch heer zijn ook van den sabbatb.
De mensch, ook maar één menseb, is meer dan
honderd Zondagen. Dat is de zuivere en ge
zonde leer, ook van hem, naar wien't christen
dom genoemd is. Van de Joden behoeven wij
niet te sprekendie hebben bun sabbath,
waarmede zij op een geheel ander standpunt
staan, en wij Christenen behoeven hun waarlijk
niet te leereu hoe zij dien vieren zullenzij
beschamen daarin de christelijke wereld.
Wat voor ons gelden moet, is d. o. de over
tuiging, dat de menseb ais redelijk wezen nu
en dan een rustdag noodig heeft en daarvoor
zeer goed den eersten of een anderen dag dei-
week gebruiken kan.
Wenschelijk was het, dat de menschen meer
algemeen door zich in eenheid van overtuiging
daaromtrent te verbinden, zooveel mogelijk den
arbeid op den Zondag laat ons er dien
maar voor blijven honden deden staken, en
zoo dit om den aard van liet vak of den werk
kring niet mogelijk is, dan een anderen dag
in de week tot rustdag zochten te verkrijgen.
Door moreele middelen moet de Zondag als
rustdag hersteld worden en vervolgens iu eere
en waarde gehouden.
Het organisme onzer hedendaagsche maat
schappij is zoo ingewikkeld, dat men maar al
te spoedig met de bedenking aankomt, dat
voor vele duizenden in den lande Zondagsrust
toch onbereikbaar is. Neen, dit is zoo niet.
Ondanks dat ingewikkelde organisme, zoozeer
gelijkende op het perpetuum mobile, kan wel
degelijk een goed deel van 't raderwerk stil
gezet worden één dag in de week.
Als men maar wil.
We zagen onlangs een brief, op welks adres
deze aanwijzing stond: „Dezen brief niet te
doen reizen op Zondag''. De schrijver van dien
brief gunde zelfs aan dien brief een vromen
Zondag. Er ontbrak maar aan, dat hij er bij
bad gevraagd „maar liem dan in de kerk te
leggen". Toch zit er iets goeds in 't denkbeeld.
Immers kon de postdienst op Zondag nog veel
meer beperkt worden dan nn 't geval is. Het
post- eii telegraafpersoneel kon 's Zondags
grootendeels vrij zijn, b.v. door enkel het
vervoer, doch niet de bestellingen te doen plaats
hebbendan kon 't kantoor 's Zondags nage
noeg stil staan. De dienst der telegrafen kon
tot eenige uren beperkt worden, waarvan dan
voor onvermijdelijke en spoedeiscbeude berichten
kon gebruik gemaakt worden. Hinderlijk is 't